De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Algemene Muziekleer Hoofdstuk 7 Samenklank

Verwante presentaties


Presentatie over: "Algemene Muziekleer Hoofdstuk 7 Samenklank"— Transcript van de presentatie:

1 Algemene Muziekleer Hoofdstuk 7 Samenklank

2 De intervallen

3 Consonant Dissonant geen of minimale spanning tussen de tonen
spanning tussen de tonen. Soms klinkt het wringend. De term “vals” is echter fout, want als de instrumenten goed gestemd zijn klinken ze niet vals.

4 Grote drieklank (majeur) Een akkoord dat bestaat uit: Een grondtoon
Een grote terts op die grondtoon Een reine kwint op die grondtoon Vb. C, E, G

5 Kleine drieklank (mineur) Een akkoord dat bestaat uit: Een grondtoon
Een kleine terts op die grondtoon Een reine kwint op die grondtoon Vb. A, C, E

6 Homofoon (gelijkstemmig; Grieks: homos = gelijk; fone = stem) hebben we het wanneer bij meerstemmige muziek één van de stemmen de melodie voert, terwijl de anderen een begeleidende, opvullende functie hebben. Je ziet meteen aan geschreven muziek dat het homofoon is: de stemmen staan keurig recht onder elkaar. Bijvoorbeeld: in 1543 schreef Claude Goudimel een vierstemmige zetting van psalm 143. Hieronder zie je daarvan het begin: duidelijk homofoon, alleen in maat twee kan Goudimel zich in de derde stem even niet in houden

7 Polyfoon Polyfonie (veelstemmig; Grieks: polys = veel; fone = stem) betekent dat er meer melodieën tegelijk bezig zijn. Alle stemmen die meedoen zijn gelijkwaardig. We noemen deze polyfone muziek ook wel contrapuntisch. Bijvoorbeeld: in 1568 schreef Claude Goudimel opnieuw een vierstemmige zetting van psalm 143. Maar nu deed hij het anders: hij zorgde voor een contrapuntisch stemmenweefsel: polyfonie:

8 Unisono Eenstemmig: alle desbetreffende instrumenten spelen tegelijk dezelfde melodie Voorbeeld: Bach - Matthaus Passion Zie afbeelding) (Finale: Presto) 2e pianosonate in bes klein Frédéric Chopin

9 Cadenzen Twee betekenissen:
(1)Vaste volgorde van akkoorden bijv. I - IV - V – I als bevestiging van de toonsoort. vaak subdominant (IV), dominant (V) en tonica (I) (2)Gedeelte in een soloconcert waarbij de solist onbegeleid een vaak virtuoze afsluiting speelt. Vaardigheid 2 (examen): Het aanwijzen van cadenzen

10 Gebroken drieklank Het na elkaar tot klinken komen van de tonen van een akkoord

11 Twaalfmatig Blues schema
Bluesschema's zijn opgebouwd uit perioden van een vast aantal maten met meestal drie basisakkoorden. Aan de hand van het schema kunnen op de akkoorden improvisaties uitgevoerd worden.

12 De Albertijnse bas is vernoemd naar de componist Domenico Alberti ( )- De laagste op 'zwaar' vallende toon fungeert meestal als bastoon en bepaalt dus de ligging. Hierdoor is gemakkelijk af te lezen om welk akkoord het gaat. Alberti: Albertijnse bas Een begeleidingsfiguur dat uit gebroken akkoorden bestaat

13 Bourdon De meest elementaire begeleidingsvorm is wel de bourdon. De bourdon is dus een begeleidingsfiguur bestaande uit lang aangehouden samenklank van een kwint (tonica en dominant) in de bas Een bourdon begeleiding word gemaakt door snaren die in kwint of octaaf gestemd zijn. Ze klinken continue en geven het hele stuk door dezelfde toon aan. Het zit standaard in instrumenten als: doedelzakken, draailieren, hommels en epinetten. Het geluid kan ook gesimuleerd worden door een piano of ander instrument. Het voorbeeld hieronder is een epinette. Draailier Hommel Doedelzak

14 Orgelpunt een begeleidingsfiguur bestaande uit een lang aangehouden (of steeds herhaalde) toon in de bas

15 Close harmony Een samenklankopbouw waarbij de tonen zo dicht mogelijk bij elkaar liggen Voorbeeld begeleid: Voorbeeld onbegeleid (a capella):

16 Cluster Een samenklank van een aantal dicht bij elkaar liggende tonen

17 Akkoordsymbolen: majeur/ mineur/ dominant septiem
Vanuit C geredeneerd: C: C-majeur grondtoon + grote terts + reine kwint Cm: C-mineur grondtoon + kleine terts + reine kwint C7: C-majeur (dominant) septiem grondtoon + grote terts + reine kwint +kleine septiem

18 Klanklaag/dichtheid Klankkleur
De soort klank van de instrumenten, dat afhankelijk is van de speelwijze, materiaal en de vorm van het instrument. Klankdichtheid Mate van doorzichtigheid van een orkestklank, in hoeverre zijn de instrumenten ‘versmolten’     Klanklaag Duidelijk te onderscheiden klankgroep binnen een orkestklank

19 Hoofdstuk 6: Samenklank
Luistervaardigheid en voorstellingsvermogen: Herkennen en benoemen van: - eenstemmigheid, tweestemmigheid / intervallen, driestemmigheid. Herkennen van meerstemmigheid Herkennen, benoemen en onderscheiden van: Vormen van eenstemmigheid/meerstemmigheid Spanning en ontspanning Volgen, herkennen en analyseren van een akkoordenschema; Noteren van een aangeboden akkoordenschema met maximaal drie verschillende gegeven akkoorden Interpreteren van veranderingen en contrasten vergelijken en beoordelen van verschillende interpretaties Volgen van een partituur

20 Hoofdstuk 6: Samenklank
begrippen die bij dit item van de stofomschrijving horen Akkoord: grote (majeur) en kleine (mineur) drieklank. Akkoordenschema Akkoordfuncties: I-IV-V en II-V-I Tonica/grondtoon, subdominant en dominant Akkoordsymbolen aanduiding voor majeur (C), mineur (Cm) en dominant septiem (C7). Albertijnse bas. Partituur Twaalfmatig bluessschema Bourdon, orgelpunt. Cadens Close harmony. Cluster. Consonant en dissonant. Gebroken drieklank. Homofonie, polyfonie en unisono. Intervallen: reine prime, kleine terts, grote terts, reine kwart, reine kwint, rein octaaf Klanklaag/dichtheid Tracks Tweeklank,drieklank


Download ppt "Algemene Muziekleer Hoofdstuk 7 Samenklank"

Verwante presentaties


Ads door Google