De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Spijsvertering, les 1 D17vab.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Spijsvertering, les 1 D17vab."— Transcript van de presentatie:

1 Spijsvertering, les 1 D17vab

2 Inhoud deze periode: Voeding- en voedingsstoffen Maagdarmstelsel
Maagdarmklachten + geneesmiddelen

3 Hoofdstuk 6 A&F: Voeding
Alle voedingsmiddelen die wij innemen, kunnen bestaan uit 50 verschillende soorten stoffen (die we nodig hebben). Deze stoffen worden voedingsstoffen of nutriënten genoemd. Zij worden in 6 groepen verdeeld: Eiwitten Vetten Koolhydraten Vitaminen Mineralen Water

4 Door de darmwand heen Sommige voedingsstoffen kunnen door de darmwand heen worden opgenomen, zonder eerst in kleine stukjes te worden gebroken. Dit zijn: Vitaminen Mineralen Water Echter, er zijn ook voedingsstoffen die eerst moeten worden verteerd (gesplitst) tot kleinere moleculen, namelijk: Eiwitten Koolhydraten Vetten

5 Klieren en sappen Binnen het spijsverteringskanaal vinden we diverse klieren die op hun beurt weer sappen produceren: Speekselklier: speeksel Maag: maagsap Darmen: darmsap Deze sappen zijn belangrijk (essentieel) voor de vertering. Deze sappen bevatten namelijk talrijke enzymen, die inwerken op eiwitten, vetten en kolhydraten. Zij zorgen ervoor dat deze stoffen afgebroken worden tot kleine deeltjes, zodat zij wel door de darmwand heen kunnen en in het bloed kunnen worden opgenomen. Het voedsel dat niet verteerd kan worden, wordt ook niet opgenomen in het bloed en is dus uiteindelijk jouw ontlasting (feces, fecaliën).

6 Voeding Begripsbepaling
Voedingsmiddel: een algemene benaming van producten waarin voedingsstoffen voorkomen Voedingsstof: de stoffen die voorkomen in het voedingsmiddel. Welke 6 voedingsstoffen onderscheidden we ook alweer? Eiwitten Vetten Koolhydraten Mineralen Vitaminen Water

7 Functies van voedingsstoffen
Bouwstof Energieleverende stof (brandstof) Regulerende stof Taak: Vooral belangrijk tijdens groei. Voor de aanmaak van nieuwe cellen heb je altijd water en eiwitten nodig. Voor ontwikkeling en instandhouding van botten zijn mineralen (m.n. calcium) nodig. Iedere cel heeft om in leven te blijven en om zijn functies uit te oefenen energie nodig die hij haalt uit de brandstoffen. Spiercel -> samentrekken Zenuwcel -> elektrische signalen doorseinen Regelen lichaamsprocessen en hierdoor bescherming voor het lichaam. Onmisbaar voor het leven. Voorbeelden: Water, eiwitten, mineralen. Vetten, koolhydraten, soms ook eiwitten. Vitaminen en mineralen.

8 Waar zit wat in? Productgroepen Hoofdkenmerk
Aardappelen, peulvruchten, rijst, pasta, brood, ontbijtproducten, koek, gebak, zoete lekkernijen (snoepjes!), suiker, zoet beleg Koolhydraten Groente, fruit, vruchtensappen Vitamine C Melk- en melkproducten, kaas, vlees, vleeswaren, gevogelte, ei, vis, sojaproducten, snacks Eiwitten Halvarine, margarine, olie, frituurvet, bak- en braadproducten, noten, hartige sauzen Vet

9 Eiwitten Eiwitten kunnen worden onderverdeeld in:
Plantaardige eiwitten (brood, aardappelen, graanproducten, peulvruchten) Dierlijke eiwitten (vlees, vis, wild, gevogelte, ei, melk en melkproducten) Functie: dient hoofdzakelijk als bouwstof. Cellen van ons lichaam bestaan voornamelijk uit eiwitten, met name spiercellen. Denk hierbij vooral aan alle sporters met hun eiwitshake ;-) Soms kunnen eiwitten als energieleverancier worden gezien. Dit is het deel van de eiwitten dat niet wordt gebruikt als bouwstof, maar dat wordt verbrand. Ons lichaam kan namelijk geen eiwitten opslaan. Tekort: zwakte, verminderde weerstand.

10 Vetten Komen vooral voor in halvarine, margarine, roomboter: zichtbare vetten. Daarnaast hebben we nog de onzichtbare vetten in voedingsmiddelen, zoals kaas, koekjes, chips, nootjes, vette vis, snacks. In deze voeding zit ook cholesterol. Vettige stof, die (zoals bovenstaande vetten) niet in water oplost. Je lichaam heeft cholesterol nodig, maar kan deze stof ook zelf produceren. Dit gebeurt in je lever (hepar). Cholesterol zit vooral in: Eieren (eierdooier (gele deel!)) Orgaanvlees (lever, nier) Mosselen Garnalen Roomboter Slagroom

11 Vervolg vetten Vetten hebben veel functies, namelijk:
Energieleverancier (brandstof): vetten hebben een hoge energetische waarde Energieopslag: in onderhuids bindweefsel (vetdepot) Isolatie: elektrisch (in myelineschede) en warmte Steunfunctie: steunvet rondom nieren, in de oogkassen Bouwstof: bouwstenen van celmembranen. Cholesterol met name als bouwstof van zenuwweefsel, het is ook een bestanddeel van gal (chole = gal). Daarnaast is cholesterol een stof waaruit bepaalde hormonen worden gemaakt, zoals de geslachtshormonen, bijnierschorshormonen. Ook bouwsteen voor vitaminen A, D, E en K.

12 Vervolg vetten Onverzadigd vet: verlagen het cholesterolgehalte in het bloed, waardoor kans op HVZ afneemt. Meervoudig onverzadigd: zonnebloemolie, sojaolie, noten, visolie Enkelvoudig onverzadigd: olijfolie, pinda’s, arachideolie, vetten in vruchten zoals avocado’s Verzadigd vet: verhogen het cholesterolgehalte in het bloed. Advies: magere, dierlijke producten. Cholesterolrijke producten vermijden.

13 Koolhydraten Vrijwel alle koolhydraten komen vanaf planten, zoals aardappelen, graanproducten, peulvruchten. In groente en fruit komen veel koolhydraten voor als voedingsvezel. Melk en melkproducten bevatten het koolhydraat melksuiker (lactose). Koekjes, frisdrank, suiker, snoep, zoet beleg….. Naast koolhydraten bevatten zij weinig andere voedingsstoffen en hebben dus een geringe voedingswaarde. Hierdoor krijg je vaak ook een suikerpiek en een suikerdip. Daarnaast natuurlijk ook slecht voor je gebit……  Functie: energieleverende stof (brandstof).

14 Vervolg koolhydraten Enkelvoudige suikers
Tweevoudige suikers (ontstaan uit de samenstelling van 2 enkelvoudige suikers) Meervoudige suikers (opgebouwd uit vele moleculen glucose) Glucose (druivensuiker) Maltose (o.a. in bier) Zetmeel (graanproducten, aardappelen) Fructose (vruchtensuiker) Sacharose (riet- of bietsuiker) Cellulose (hoofdbestanddeel van celwanden bij plantencellen). Onverteerbaar  voedingsvezel. Galactose (bestanddeel van lactose (melksuiker)) Lactose (melksuiker) Glycogeen (opslagvorm van glucose)

15 Vitaminen Zijn in zeer kleine hoeveelheden werkzaam in de stofwisseling. Het zijn regulerende stoffen en zijn onmisbaar voor het leven (vita = leven). Tekorten aan vitaminen worden vitaminegebreksziekten of vitaminedeficiënties genoemd. A, D, E en K zijn in vet oplosbaar. Vooral opgenomen in voedingsmiddelen waarin veel vet zit. B & C zijn in water oplosbaar.

16 Waar zit welke vitamine in + functie?
Waar zit het in? Functie van de vitamine: A Vlees, vleeswaren, zuivelproducten, vis, eieren. Belang voor normale groei, gezonde huid, haar en nagels, goede werking ogen en afweersysteem. B6 Brood, graanproducten, aardappelen, peulvruchten. Reguleert werking bepaalde hormonen, nodig voor groei, bloedaanmaak, goede werking van immuunsysteem & zenuwstelsel B12 Alleen dierlijke producten, zoals melk, melkproducten, vlees, vleeswaren, vis, eieren. Nodig voor aanmaak erytrocyten. C Fruit, groente, aardappelen (zuur fruit, koolsoorten). Antioxidant. Nodig voor vorming bindweefsel, instandhouding weerstand. D Worden gevormd o.i.v. uv-straling. Nodig om calcium uit voeding te halen en in het lichaam op te nemen. E Zonnebloemolie, halvarine, margarine Antioxidant: beschermt cellen, bloedvaten, organen, ogen en weefsel. K Bladgroenten, fruit, melk, melkproducten, vlees, eieren, granen. Nodig voor bloedstolling.

17 Mineralen Komen zeer verspreid voor in voedingsmiddelen, we moeten er dus voor zorgen dat onze voeding gevarieerd is. Mineralen die we kennen zijn: Calcium (Ca) Ijzer (Fe) Natrium (Na) Kalium (K) Fluor (F) Jodium of jood (I) Zij zijn absoluut onmisbaar voor de opbouw en instandhouding van het lichaam. Ze hebben een dubbele functie, namelijk bouwstof en regulerende stof.

18 Vervolg mineralen Bouwstof: bijv. calcium in botten en gebit, ijzer (Fe) voor opbouw van rode bloedkleurstof hemoglobine (Hb) in de rode bloedcellen). Regulerende stof: belangrijk voor het constant houden van de osmotische waarde van lichaamsvloeistoffen (zoals bloedplasma en weefselvocht)

19 Water (O2) Water krijgen we niet alleen binnen via dranken, maar ook via vast voedsel (100 gram aardappelen bevat 77 gram water). Water dient als: Oplosmiddel Transportmiddel Maar vooral belangrijk als bouwstof. Je lichaam bestaat voor 60% uit water. Bij kinderen >60%, bij ouderen <60%. Koelvloeistof: transpiratie, ademhaling (marathonlopers). We moeten in totaal 2500 ml per dag vocht opnemen. Dranken (1350 ml) Vast voedsel (750 ml) Oxidatiewater (400 ml) Je moet dagelijks ook weer 2500 ml uitscheiden om je vochtbalans op orde te houden. Zo verdamp je 500 ml zweet, 400 ml d.m.v. uitademing ml urine en 100 ml feces.


Download ppt "Spijsvertering, les 1 D17vab."

Verwante presentaties


Ads door Google