Achtste gebod: steel niets (én niemand…)

Presentatie over: "Achtste gebod: steel niets (én niemand…)"— Transcript van de presentatie:

1 Achtste gebod: steel niets (én niemand…)
Blijf met je tengels… “Steel niets en niemand”! Mensensmokkel 6e gebod: leven vd naaste; 7e: zijn huwelijk; 9e: zijn eer & goede naam (= vergrijpen tegen de persoon van je naaste). Daarbij past 8e als verbod mensendiefstal: bescherming van de vrijheid van je naaste. Relatie persoon – bezit: wat je hebt stempelt wie je bent.

2 Achtste gebod: steel niets (én niemand…)
Israël: geen absoluut eigendomsrecht. Alleen God is eigenaar van alles (Ps. 24:1). Iedere familie kreeg ‘erfdeel’: je bent slechts pachter, rentmeester. Israël heet zelf Gods eigendom (Ex. 19:5). Eigendom heel betrekkelijk. Paulus: Gods rijk komt, leef hebbend als niet hebbend. Hoe vast zit ik aan wat ik heb, dus aan dit leven?

3 Achtste gebod: steel niets (én niemand…)
3. Steel niet maar doe je werk denkend aan de ander! Eigen erfdeel = bestaansgarantie God straft Achab, om de verachting van de rechten van een Israëliet. Oudtestamentische ‘schuldsanering’ (geen klasse van bezitlozen!): Jubeljaar Koren op land achterlaten voor de armen Renteverbod Lossingsplicht (land bleef in familie) Sabbatsjaar Geen onderpanden van primaire levensbehoeften.

4 Achtste gebod: steel niets (én niemand…)
Israël: sociale wetgeving; uniek in de wereld. Toch is ook in Israël niet altijd gehaald. Bijv. de koningen: zware belastingen, machtstoename. Nagevolgd door bestuurlijke bovenlaag, zelfs priesters. Fel protest daartegen door profeten (o.a. Amos, Micha, Jesaja). Onrecht tegen kwetsbaren is diefstal van God.

5 Achtste gebod: steel niets (én niemand…)
Topfuncties = topsalarissen? Voor wie werkt men: voor aandeelhouders of voor klant/doelgroep? 8e gebod: doe je werk met het oog op de ander. “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen” (Jezus volgens Paulus in Hand. 20:35).

6 Achtste gebod: steel niets (én niemand…)
4. God staat aan de kant van de armen… “Wie barmhartig is voor een arme leent aan de HEER” (Spr. 19:17). ‘Arm’ in de Bijbel ook: nederig, ootmoedig. Geen ophemeling van armoede. Wel: armen hoog geacht. God is helper van verdrukten. Gods Zoon werd zelf arm, om ons rijk te maken. Bij hem aan tafel: als bedelaar. Hij vervult ons met zijn rijkdom.