Hoofdstuk 2 groeperen. Hoofdstuk 2 groeperen GROEPEREN & INWISSELEN Paragraaf 2.1 GROEPEREN & INWISSELEN.

Presentatie over: "Hoofdstuk 2 groeperen. Hoofdstuk 2 groeperen GROEPEREN & INWISSELEN Paragraaf 2.1 GROEPEREN & INWISSELEN."— Transcript van de presentatie:

1

2 Hoofdstuk 2 groeperen

3 GROEPEREN & INWISSELEN
Paragraaf 2.1 GROEPEREN & INWISSELEN

4 Je hebt 15 flessen met 1 liter water
Je hebt 15 flessen met 1 liter water. Je hebt liever flessen van 5 liter, dus je ruilt zoveel mogelijk flessen in voor flessen van 5 liter. Hoeveel flessen heb je dan?

5 Dan krijg je:

6 En hoe zit dat als je 17 flessen van één liter inwisselt voor flessen van 5 liter?

7 Dan krijg je:

8 Je hebt 23 euro aan losse euromunten.
Je wilt ze omwisselen voor zoveel mogelijk briefjes van 10 euro. Hoeveel zijn dat er?

9 Je hebt 23 euro aan losse euromunten.
Je wilt ze omwisselen voor zoveel mogelijk briefjes van 10 euro. Hoeveel zijn dat er?

10 Je hebt 23 euro aan losse euromunten.
Je wilt ze omwisselen voor zoveel mogelijk briefjes van 10 euro. Hoeveel zijn dat er?

11 Springen met grotere stappen
Paragraaf 2.2 Springen met grotere stappen

12 Je mag 3 zetten van 5 doen. Je staat op vakje 8
Je mag 3 zetten van 5 doen. Je staat op vakje 8. Op welke vakjes kom je terecht?

13 Je mag 3 zetten van 5 doen. Je staat op vakje 8.
Op welke vakjes kom je terecht?

14 Maak de volgende reeks af.

15 Maak de volgende reeks af.
Kleur daarna de reeks in op het 100 veld. Wat valt je op?

16 Maak de volgende reeks af.
Kleur daarna de reeks in op het 100 veld. Wat valt je op?

17 Maak de volgende reeks af.

18 Maak de volgende reeks af.
Kleur daarna de reeks in op het 100 veld. Wat valt je op?

19 Maak de volgende reeks af.
Kleur daarna de reeks in op het 100 veld. Wat valt je op?

20 Maak de volgende reeks af.

21 Maak de volgende reeks af.
Kleur daarna de reeks in op het 100 veld. Wat valt je op?

22 Maak de volgende reeks af.
Kleur daarna de reeks in op het 100 veld. Wat valt je op?

23

24 Hoofdstuk 2 Extra opgaveN

25 Opgave 1 Je hebt 7 emmers van 10 liter.
De emmers moeten worden verdeeld over flessen van 2 liter. Hoeveel flessen heb je dan nodig? flessen

26 Opgave 2 Je hebt 12 eierdozen met 10 eieren.
Deze verdeel je over treetjes waar 20 eieren op kunnen. Hoeveel treetjes van 20 eieren kan je vullen? treetjes

27 Opgave 3 In een autowasstraat wordt 530 liter water gebruikt voor een wasbeurt. Hoeveel emmers van 10 liter zijn dat? emmers

28 Opgave 4 Je hebt €75,- in je portemonnee.
Hoeveel briefjes van €10,- kun je maximaal in je portemonnee hebben? briefjes

29 Opgave 5 Vul in Gebruik zo min mogelijk briefjes en munten:
67 euro = briefjes van losse euro’s

30 Opgave 6 Tel verder met sprongen van 2:

31 Opgave 7 Tel verder met sprongen van 5:

32 Opgave 8 Telkens 10 erbij. Wat is het volgende getal in deze rij?

33