De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Voortplanting en fokkerij

Verwante presentaties


Presentatie over: "Voortplanting en fokkerij"— Transcript van de presentatie:

1 Voortplanting en fokkerij
H3. Bronst en bevruchting zondag 30 december 2018

2 Bronst en paringsbereid
Meeste ♂♂ individuen van diersoorten zijn altijd paringsbereid Paringsbereid Dekken of loslaten van sperma in de buurt van het ♀ dier Meeste ♀♀ individuen van diersoorten zijn niet gedurende het gehele jaar paringsbereid Alleen; tijdens een bepaalde periode (= bronstcyclus) in een bepaalde periode van het jaar (= bronstseizoen) Meestal valt de bronst samen met de herfst of de lente. Dit heeft te maken met de lengte van de dracht. Het jong wordt dan geboren in een periode van het jaar waarin het de meeste overlevingskans heeft. Omdat iedere soort verschillende lengte van de dracht heeft, valt voor iedere soort de bronsttijd ook verschillend. Bij dieren die ongeveer een jaar drachtig zijn, zal over het algemeen de bronsttijd in de lente zijn. Maar bij dieren die ongeveer een half jaar drachtig zijn, zal het in de herfst vallen.

3 Bronstseizoen Bronstseizoen - periode in het jaar waarin het vrouwelijk dier bronstig is - wordt bepaald door drachtlengte/broedduur Voorjaar = optimale geboorteperiode Hoog voedselaanbod voor moeder en kind Hogere temperatuur Meer wateraanbod

4 Bronstseizoen wanneer?
Diersoortafhankelijk  Let op; niet alle diersoorten kennen een bronstseizoen (bijv. konijn) Bepaling bronstseizoen = geboortetijd – drachtlengte (voorjaar) Voorbeeld schaap Bronstseizoen = geboortetijd – drachtlengte Oktober/nov. = maart - 5 maanden

5 Het op gang komen van het bronstseizoen
Afhankelijk van een aantal factoren 1. daglichtlengte = duur 2. lichtintensiteit = sterkte 3. temperatuur Tijdstip is diersoortafhankelijk seasonal breeder (seizoensbroeder) a. short day breeder (schaap en geit) b. long day breeder (paard) Deze factoren zijn van invloed op de productie van de geslachtshormonen geproduceerd in de hypofyse en geslachtsorganen

6 Verschil bronstseizoen en bronstperiode
Bronstseizoen een vaste periode in het jaar voor een bepaald diersoort waarbij het vrouwelijk dier bronst vertoont Bronstperiode, een niet vaste periode in het jaar voor een bepaald diersoort waarbij het vrouwelijk dier bronst vertoont

7 Bronstseizoen en bronstcyclus
Wanneer een vrouwelijk dier zich in het bronstseizoen bevindt vinden er 1 of meerdere bronstcycli plaats

8 Bronstcyclus Tijd van de ene vruchtbare periode tot de eerstvolgende vruchtbare periode waar 1 keer een bronst (oestrus) voorkomt Stopt door; 1. dracht 2. beëindiging bronstseizoen

9 Bronstdetectie Bronstdetectie Het herkennen van het oestrusmoment van de bronstcyclus. Door mannelijk dier of door de mens.

10 Hoe herkennen bronstige dieren elkaar?
Twee mogelijkheden; Feromonen - Chemische stof (boodschapper) die informatie overbrengt tussen individuen van dezelfde soort - Waarneming m.b.v. speciaal orgaan in de neus (vomeronasaal orgaan) Diverse soorten feromonen a. seksferomonen (bij voortplanting) b. alarmferomonen (bij dreiging) c. herkenningsferomonen (moeder en kind)

11 Hoe herkennen bronstige dieren elkaar?
2. Hofmakkerij - gedrag dat ontstaan is uit een mengsel van handelingen uit het voortplantingsgedrag en aanvalsgedrag - functie; hierdoor neemt de paringsbereidheid van vrouwelijk dier toe en stimulering van haar oestrische cyclus

12 Hoe herkent de mens een bronstig dier?
Bronstdetectie = oestrusdetectie =ovulatiedetectie - Het oestrisch moment (vruchtbare moment) tijdens de bronstcyclus herkennen - Oestrisch moment = ovulatie = eisprong - Rondom dit tijdstip is het vrouwelijk dier paringsbereid

13 Methoden bronstdetectie
Bronstgedrag met of zonder mannelijk dier van dezelfde soort Fysiologische kenmerken Echografie of echoscopie Manuele controle (= opvoelen) Hormoononderzoek bloed Hormoononderzoek urine Hormoononderzoek melk van lacterende dieren

14 1. Bronstgedrag Handelingen waarop gelet moet worden; a. sta-reflex

15 1. Bronstgedrag b. Bespringen (koe in pro-oestrus springt, in oestrus wordt besprongen)

16 1. Bronstgedrag c. Blitsen d. Aanhankelijk op mens of andere dieren
e. Trage en slome bewegingen f. Aangepast geluid (knorren, piepen, brommen etc.) e. Nesteldrang

17 2. Fysiologische kenmerken (lichamelijke kenmerken)
Gezwollen vulva en kleuring (diverse vrouwelijke dieren) Bloeduitvloei Slijmuitvloei (let op;koe toont tochtslijm na ovulatie!!) Urineren (diverse vrouwelijke dieren)

18 3. Echografie of echoscopie
Met behulp van geluidsgolven inwendige organen zichtbaar maken Door verschil in dichtheid (water = zwart) Bij bronstdetectie - eierstok en follikelrijping volgen - baarmoeder (uterus) controle

19 3. Echografisch onderzoek follikelrijping

20 4. Manuele controle (opvoelen)
Via het rectum (endeldarm) met de hand eierstok controleren op follikelrijping Controle op grootte, hardheid, gevoeligheid en aantal follikels Rijp follikel is herkenbaar aan groot, zacht en zeer gevoelig zijn Alleen bij grote dieren mogelijk!

21 4. Manuele controle (opvoelen)

22 5. Hormoononderzoek bloed
Controle op het hypofysehormoon LH.

23 6 en 7. Hormoononderzoek in urine en melk
Controle op LH-piek (zie bloed)

24 Stille bronst Vrouwelijk dier is bronstig (ovariele cyclus actief) maar toont geen bronst verschijnselen


Download ppt "Voortplanting en fokkerij"

Verwante presentaties


Ads door Google