De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Thema 4 Voeding en vertering

Verwante presentaties


Presentatie over: "Thema 4 Voeding en vertering"— Transcript van de presentatie:

1 Thema 4 Voeding en vertering
In dit thema worden de voedselopname en de voedselvertering bij de mens behandeld. In het voedsel komt een groot aantal voedingsstoffen voor. We gaan eerst in op de verschillende functies die deze voedingsstoffen kunnen hebben. Daarna komt het samenstellen van een verantwoord voedselpakket aan bod. In het verteringsstelsel van de mens wordt het voedsel verteerd. Hierbij spelen verschillende enzymen een rol. Bij de vertering ontstaan verteringsproducten die in het bloed worden opgenomen. De onverteerde voedselresten verlaten het lichaam met de ontlasting. P. Kunne 2006 © ZSC - Terneuzen

2 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Voedingsmiddelen: alles wat je eet of drinkt. Voedingsmiddelen bevatten allerlei voedingsstoffen. Veel plantaardige voedingsmiddelen bevatten bovendien voedingsvezel. Daarmee wordt een verzameling stoffen genoemd die niet door enzymen uit het verteringsstelsel van de mens kunnen worden verteerd  ballaststoffen Functie voedingsvezel: darmbeweging en stoelgang bevorderen. Voedingsmiddelen Functies van voedingsstoffen: - Bouwstoffen: worden in het lichaam gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels  groei en ontwikkeling, vervanging en herstel. - Brandstoffen: worden gedissimileerd om energie te leveren  verrichten van arbeid en op peil houden van lichaams-temperatuur.

3 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Eiwitten (proteïnen) Eiwitmoleculen zijn opgebouwd uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuurmoleculen. In eiwitten van de mens komen twintig verschillende aminozuren voor. Bij volwassenen kunnen acht aminozuren niet of onvoldoende worden gevormd. Deze moeten via het voedsel binnenkomen  essentiële aminozuren. De overige niet-essentiële aminozuren kunnen in de lever worden gevormd uit andere aminozuren. Een eiwitmolecuul Een aminozuurmolecuul

4 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Vorming van een aminozuurketting door een dehydratie reactie (onttrekken van water) Computerweergave van een eiwitmolecuul

5 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Eiwitten zijn belangrijke bouwstoffen  bestandsdeel van cytoplasma, kernplasma en van tussencelstof Sommige eiwitten werken als: - Enzymen: versnellen chemische reacties in cellen - Hormonen: regelen processen in het lichaam - Transporteiwitten: hebben een functie bij het transport van stoffen Aminozuren die niet bij de synthese van eiwitten worden gebruikt, worden gedissimileerd. Hierbij ontstaat ammoniak, die in de lever wordt omgezet in ureum. Ureum wordt uitgescheiden met de urine.

6 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Koolhydraten Kunnen worden ingedeeld in: - Monosachariden: glucose en fructose - Disachariden: sacharose - Polysachariden: zetmeel Koolhydraten zijn belangrijke brandstoffen in je lichaam: 1 gram koolhydraat levert 17 kJ energie Koolhydraten kunnen ook een rol spelen als bouwstof. Vorming van een disacharide uit twee monosachariden door dehydratie

7 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Vetten (lipiden) Opgebouwd uit een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen. Verzadigd vetzuur: Bevat het maximaal aantal waterstofatomen en heeft een rechte vorm  vooral dierlijke voedingsmiddelen (bevatten ook veel cholesterol) Onverzadigd vetzuur: Bevat niet het maximaal aantal waterstofatomen en heeft geen rechte vorm  vooral plantaardige oliën en vis Essentiële vetzuren: moeten voorkomen in de voeding. Dienen als brandstoffen (1 gr  38 kJ) en bouwstoffen. Dubbele binding  onverzadigd vetzuur

8 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Water Alle organismen bestaan voor het grootste deel uit water (mensen ±60%) Functie water: - Bouwstof - Oplosmiddel - Transportmiddel - Regeling van lichaamstemperatuur  zweten Mineralen (zouten) Heb je slechts in kleine hoeveelheden nodig, sommige zelf in zeer geringe hoeveelheden (spoorelementen) Functie mineralen: - Bouwstof

9 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Vitamines Vitamines zijn organische stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft. Veel vitamines vormen bestanddelen van enzymen. Vitamine Is nodig voor Komt voor in Gebreksziekte A De vorming van staafjesrood in het netvlies; de vorming van het gebit, botten en rode bloedcellen Melk, boter, margarine, lever, ei, vis, tomaten, worteltjes Slecht zien in de schemering (nachtblindheid); verhoornen van het hoornvlies (leidt tot blindheid); verhoornen van epitheel B1 Een goede werking van het zenuwstelsel en spieren Vlees, ei, gist, volkorenbrood, peulvruchten, granen, aardappelen Vermoeidheid, zenuwontstekingen en spierverlammingen (beriberi) C Een goede opbouw van bindweefsel en bloedvaten; de vorming van hemoglobine en hormonen; goede lichaamsweerstand Fruit (vooral citrusvruchten), kool en andere bladgroenten, nieuwe aardappelen Vermoeidheid, verminderde weerstand, tandvleesbloedingen, inwendige bloedingen D De resorptie van calcium en het vastleggen van calcium in beenderen en het gebit Margarine, eidooier, vette vis, groenten Kan in de huid worden gevormd onder invloed van UV-licht; ontkalken van beenderen, vergroeiingen K Een goede bloedstolling Bladgroenten (vooral kool), tomaten, tarwe, ei, lever, vis Stoornissen in de bloedstolling

10 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Wat is het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen? Voedingsmiddelen zijn alle producten die je eet of drinkt. Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Welke onverzadigde vetzuren hebben in verhouding tot de molecuulgrootte het kleinste aantal H-atomen, enkelvoudige vetzuren of meervoudige onverzadigde vetzuren? Meervoudige onverzadigde vetzuren hebben in verhouding tot de molecuulgrootte het kleinste aantal H-atomen. Met je voedsel kun je een teveel aan eiwitten, vetten en koolhydraten binnenkrijgen. Welke van deze voedingsstoffen kunnen worden opgeslagen in je lichaam? Alleen van vetten en koolhydraten kan een teveel in je lichaam worden opgeslagen. Zoek met behulp van Binas op, welke acht aminozuren voor de mens essentieel zijn. isoleucine – leucine – lysine – methionine – fenylalanine – theonine – tryptofaan – valine

11 Bs 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
Neem het volgende schema over en vul het in. Voedingsstoffen Bouwstof Brandstof Andere functies Voedingsmiddelen die veel van deze voedingsstoffen bevatten Eiwitten X X Enzymen, hormonen, transporteiwitten Kaas, vlees, vis, peulvruchten, tahoe Koolhydraten X X Aardappelen, suiker, jam, honing, brood Vetten X X Warmte-isolatie Slaolie, margarine, pindakaas, koffiemelk, mayonaise Water X Oplosmiddel, transportmiddel, middel om de lichaams-temperatuur te regelen Melk, thee, koffie, frisdrank, fruit, groenten Mineralen X Bestanddelen van enzymen en hormonen Melk, kaas, eieren, peulvruchten, spinazie Vitamines X Bestanddelen van enzymen Groenten, vis, halvarine, melk, boter, vlees, aardappelen

12 Bs 2 Het aantonen van voedingsstoffen
Indicator: een aantoonstof

13 Bs 3 Gezonde voeding De basis van gezonde voeding is variatie. Belangrijk is ook dat het voedsel op een goede manier wordt bewaard en bereid. Verder mogen in het voedsel niet te veel additieven (toegevoegde stoffen) voorkomen. Behalve de variatie is ook de hoeveelheid voedsel van belang voor een gezonde voeding. De hoeveelheid die je nodig hebt is afhankelijk van: - Geslacht - Leeftijd - Lichaamsgewicht - Lichamelijke inspanning

14 Bs 3 Gezonde voeding Door het conserveren van voedsel worden de omstandigheden voor micro-organismen ongunstig gemaakt: - Invriezen - Pasteuriseren  gedurende korte tijd verhitten tot 72 °C - Steriliseren  verhitten tot 130 à 140 °C - Vacuüm verpakken Additieven (toegevoegde stoffen) - Natuurlijke conserveermiddelen om voedsel langer houdbaar te houden: - Zuur (azijn) - Suiker - Zout - Onnatuurlijke conserveermiddelen: - Antioxidanten  tegengaan dat voedingsmiddelen ranzig worden - Emulgatoren  om voedingsmiddelen in de juiste toestand te houden - Kleurstoffen  voedingsmiddelen zien er aantrekkelijker uit - Geurstoffen - Smaakstoffen

15 Bs 3 Gezonde voeding Noem drie processen in je lichaam die deel uitmaken van de basale stofwisseling. Hartslag, ademhalingsbewegingen en de peristaltische bewegingen van het darmkanaal. De dagelijkse eiwitbehoefte van een baby is gemiddeld 1,8 g eiwit per kg lichaamsgewicht. Bereken hoeveel liter moedermelk een baby die 4 kg weegt, per dag minimaal moet drinken om in ieder geval in haar dagelijkse behoefte aan eiwitten te voorzien. Stof Hoeveelheid (g/l) (mg/l) Water 870 Koolhydraten 70 Eiwitten totaal 12 Vetten 45 Antistof-eiwit 50-100 Eiwit 0,8 Een baby die 4 kg weegt, moet per dag minimaal (4 x 1,8 = 7,2 g : 12 =) 0,6 liter moedermelk drinken om in ieder geval in haar dagelijkse behoefte aan eiwitten te voorzien.

16 Bs 3 Gezonde voeding Hoe komt het dat micro-organismen bij -20 °C geen voedsel kunnen bederven? Doordat de meeste enzymen van micro-organismen dan niet actief zijn. Leg uit dat je gepasteuriseerde melk in de koelkast moet bewaren, ook al heb je het pak nog niet geopend. Doordat gepasteuriseerde melk nog levende micro-organismen bevat, moet deze melk in de koelkast bewaard worden. Yoghurt bevat minder energie dan de melk waaruit hij is bereid. Leg uit waardoor dit, gezien de bereidingswijze en de gegevens in de tabel, ook is te verwachten. Energie (kJ) Eiwitten (g) Vetten (g) Koolhydraten (g) Water (g) Melk 263 4 3,4 5 87 Yoghurt 234 3,0 89 Doordat de melkzuurbacteriën energierijke stoffen (vetten, koolhydraten) uit de melk hebben verbruikt.

17 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
mondholte speekselklieren slokdarm lever maag galblaas alvleesklier dikke darm dunne darm endeldarm anus tong maagportier Het verteringsstelsel van de mens (schematisch) Bij de mens vindt vertering plaats in het darmkanaal (verteringskanaal). De vertering gebeurt met behulp van verteringssappen, die enzymen bevatten, en gemaakt worden in verteringsklieren.

18 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp

19 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
Het voedsel ondergaat in het darmkanaal allerlei mechanische bewerkingen, waardoor vertering beter kan plaatsvinden. Het kauwen gebeurt door de kiezen. Snijtanden en hoektanden dienen vooral voor het afbijten van stukken voedsel. Bij kauwen wordt het voedsel in kleine stukjes verdeeld, waardoor het totale oppervlak van het voedsel wordt vergroot. Het voedsel wordt gemengd met speeksel. Speeksel bevat o.a. slijm en een enzym (amylase). tanden snijtand hoek- tand kies tong speekselklieren Het gebit (schematisch)

20 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
De slikreflex (schematisch) Voedsel in de keelholte veroorzaakt prikkels die de slikreflex in werking zetten. De neus wordt afgesloten met de huig. Het strottenhoofd beweegt iets omhoog en het strotklepje kantelt naar achteren, zodat de toegang naar de luchtpijp wordt afgesloten. Het voedsel kan dan alleen nog de slokdarm in.

21 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp slokdarm darmperistaltiek - lengtespieren - kringspieren

22 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
In de wand van het hele darmkanaal bevinden zich kringspieren en lengtespieren. Door het afwisselend samentrekken van deze spieren ontstaat de darmperistaltiek: - Voedselbrij voortduwen - Voedselbrij kneden - Voedselbrij mengen met verteringssappen Kringspieren en lengtespieren (schematisch)

23 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp slokdarm darmperistaltiek - lengtespieren - kringspieren maag tijdelijke opslag van voedsel maagsap - slijm: beschermen maagwand tegen zuur milieu - pepsinogeen  pepsine (o.i.v. HCl): eiwitketens splitsen in aminozuurketens - zoutzuur (HCl): doden bacteriën maagportier

24 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
Kliertjes in de wand van de maag voegen maagsap toe aan het ingeslikte voedsel. Maagsap bestaat o.a. uit: enzym zoutzuur (HCl)  zuur milieu in de maag, waardoor bacteriën worden gedood slijm  vormt een beschermende laag tegen de binnenzijde van de maagwand De uitgang van de maag wordt afgeloten door een kringspier, het maagportier. voedsel samentrekking van kringspieren in darmwand ontspannen van maag maagportier twaalfvingerige darm slokdarm Verplaatsing van voedsel door de slokdarm richting de maag

25 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp slokdarm darmperistaltiek - lengtespieren - kringspieren maag tijdelijke opslag van voedsel maagsap - slijm: beschermen maagwand tegen zuur milieu - pepsinogeen  pepsine (o.i.v. HCl): eiwitketens splitsen in aminozuurketens - zoutzuur (HCl): doden bacteriën maagportier twaalfvingerige darm

26 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
De ligging van de maag, lever, galblaas, alvleesklier en twaalfvingerige darm (schematisch) In de twaalfvingerige darm monden de afvoerbuizen van de lever en de alvleesklier uit. De lever produceert gal. Gal wordt tijdelijk opgeslagen in de galblaas. Via de galbuis wordt gal naar de twaalfvingerige darm afgevoerd. De alvleesklier (pancreas) produceert alvleessap.

27 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp slokdarm darmperistaltiek - lengtespieren - kringspieren lever productie gal - galkleurstoffen - galzure zouten  emulgeren van vetten maag tijdelijke opslag van voedsel maagsap - slijm: beschermen maagwand tegen zuur milieu - pepsinogeen  pepsine (o.i.v. HCl): eiwitketens splitsen in aminozuurketens - zoutzuur (HCl): doden bacteriën galblaas opslag gal maagportier twaalfvingerige darm

28 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
Gal bevat: galkleurstoffen: afbraak product van rode bloedcellen, ze geven de bruine kleur aan de ontlasting. - galzure zouten: emulgeren vetten en oliën  grote vetdruppels worden in kleien druppeltjes verdeeld, waardoor het totale oppervlak sterk wordt vergroot.

29 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp slokdarm darmperistaltiek - lengtespieren - kringspieren lever productie gal - galkleurstoffen - galzure zouten  emulgeren van vetten maag tijdelijke opslag van voedsel maagsap - slijm: beschermen maagwand tegen zuur milieu - pepsinogeen  pepsine (o.i.v. HCl): eiwitketens splitsen in aminozuurketens - zoutzuur (HCl): doden bacteriën galblaas opslag gal maagportier twaalfvingerige darm alvleesklier (pancreas) alvleessap amylase: zetmeel  maltose trypsine: afbraak eiwitketens peptidasen: eiwitvertering lipasen: afbraak vetmoleculen

30 Bs 4 Het verteringsstelsel van de mens
Kan er voedsel van je mond in je maag komen als je op je hoofd staat? Ja, de peristaltische bewegingen kunnen het voedsel omhoog duwen richting je maag. Men kan de aanwezigheid van ‘maagzweerbacteriën’ (Heliobacter pylori) aantonen met behulp van een ademtest. Men dienst dan een patiënt radioactief gelabeld ureum in de maag toe. Bij aanwezigheid van H. pylori kan radioactief koolstof afkomstig van het ureum na enige tijd worden aangetoond in de uitgeademde lucht. Leg uit op welk mechanisme deze ademtest berust. H. pylori is een bacterie die een enzym kan maken dat ureum in maagzuur kan omzetten in koolstofdioxide en ammoniak. Daarmee weet deze bacterie het maagzuur plaatselijk te neutraliseren, zodat hij in het zure milieu van de maag kan overleven. Wanneer een patiënt radioactief gelabeld ureum krijgt toegediend in de maag, kan dit ureum alleen worden afgebroken als H. pylori in zijn maag aanwezig is. Alleen dan ontstaat radioactief koolstofdioxide. Wat is het nut van emulgeren voor de vertering van vetten? Door het emulgeren van vetten wordt het totale oppervlak van de vetdruppeltjes sterk vergroot, zodat vetverterende enzymen beter op de vetten kunnen inwerken.

31 Bs 5 De verteringssappen
Ligging van de speekselklieren De vertering begint in de mond. Drie paar speekselklieren produceren per etmaal 1 tot 1,5 liter speeksel. Speeksel bevat het enzym amylase, dat een deel van het zetmeel in het voedsel afbreekt tot maltose (een disacharide). Amylase is werkzaam bij een pH van ongeveer 6 tot 7,5. Het pH optimum is 6,6. Maltose Spijsverteringssap Samenstelling Functies en bijzonderheden Speeksel 1-1,5 Ldag-1 pH = 6,0-7,5 Water Oplosmiddel voor voedingsstoffen Slijm Maakt voedsel glad Amylase Koolhydraatverterend enzym

32 Bs 5 De verteringssappen
Pepsinogeen is een inactief pro-enzym dat in de maagwand wordt geproduceerd. In de maag wordt pepsinogeen onder invloed van zoutzuur geactiveerd tot pepsine. Onder invloed van het enzym pepsine worden eiwitmoleculen gesplitst. De verteringsproducten zijn enkele vrij lange aminozuurketens, die polypeptiden worden genoemd. Spijsverteringssap Samenstelling Functies en bijzonderheden Maagsap 1,5-2,5 Ldag-1 pH = 1,5-3,5 Pepsinogeen Pro-enzym van eiwitverterend enzym pepsine (peptase) HCl Doodt micro-organismen; denatureert eiwitten; activeert vorming van pepsine Slijm Beschermt de maagwand tegen inwerking HCl en enzymen uit het maagsap Maaglipase Vetverterend enzym, bij baby’s, voor vertering van melkvetten Water Oplosmiddel

33 Bs 5 De verteringssappen
voedseldelen maagportier vrijkomen maagsap maag maagwand maagsapklieren pepsinogeen pepsine (actief enzym) HCl slijmkliercellen De maag en de productie van maagsap 1 Pepsinogeen en HCl komen vrij in de maag 2 HCl zet pepsinogeen om in pepsine 3 Pepsine activeert meer pepsinogeen en start zo een kettingreactie. Pepsine start de vertering van eiwitten.

34 Bs 5 De verteringssappen
Het openen en sluiten van het maagportier is is afhankelijk van de pH in de twaalfvingerige darm. Regelmechanismen onder invloed van de pH in de twaalfvingerige darm.

35 Bs 5 De verteringssappen
Alvleessap bevat onder andere de enzymen: amylase: zorgt voor verder afbraak van zetmeel tot maltose. trypsine: splitst moleculen van lange polypeptiden tot korte polypeptiden. peptidasen: breken verterings- producten verder af tot dipeptiden en tripeptiden (peptiden met twee of drie aminozuren). lipasen: splitst vetmoleculen tot elk een glycerolmolecuul en drie vetzuurmoleculen. Darmsap bevat onder andere de enzymen: maltase: splitst een maltosemolecuul in twee glucosemoleculen. Hiermee is de vertering van zetmeel voltooid. sacharase: verteert sacharose (riet- of bietsuiker). lactase: verteert lactose (melksuiker). peptidasen: breken de di- en tripeptiden af tot aminozuren. Hiermee is de vertering van eiwitten voltooid.

36 Bs 5 De verteringssappen
De vertering van eiwitten

37 Bs 5 De verteringssappen
De vertering van zetmeel

38 Bs 5 De verteringssappen
Noem vier (groepen) voedingsmiddelen die in het darmkanaal van de mens zonder vertering in het bloed worden opgenomen. Monosachariden, water, mineralen en vitamines. Welke twee functies heeft het zoutzuur in het maagsap? het dood bacteriën in het voedsel; het zorgt voor het activeren van het inactieve pro-enzym pepsinogeen tot het enzym pepsine. Pepsine (peptase) wordt niet direct in actieve vorm afgescheiden door klierencellen. Leg uit wat hiervan het nut is? Doordat anders de (eiwitten van) maagwandcellen aan zouden worden getast. Onder invloed van welke prikkel opent het maagportier zich? Welk verteringssap is de oorzaak van deze prikkel? Het maagportier opent zich als de voedselbrij in de twaalfvingerige darm licht basisch is geworden. Alvleessap is de oorzaak van deze prikkel.

39 Bs 6 Resorptie mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp slokdarm darmperistaltiek - lengtespieren - kringspieren lever productie gal - galkleurstoffen - galzure zouten  emulgeren van vetten maag tijdelijke opslag van voedsel maagsap - slijm: beschermen maagwand tegen zuur milieu - pepsinogeen  pepsine (o.i.v. HCl): eiwitketens splitsen in aminozuurketens - zoutzuur (HCl): doden bacteriën galblaas opslag gal maagportier twaalfvingerige darm alvleesklier (pancreas) alvleessap amylase: zetmeel  maltose trypsine: afbraak eiwitketens peptidasen: eiwitvertering lipasen: afbraak vetmoleculen dunne darm ± 6 meter vertering koolhydraten en eiwitten resorptie voedingsstoffen

40 Bs 6 Resorptie De dunne darm van een volwassene is ongeveer 6 meter lang. De wand is sterk geplooid. Op de darmplooien staan uitstulpingen: de darmvlokken. De buitenste laag cellen van de darmvlokken wordt het darmepitheel (darmdekweefsel) genoemd. De cellen van het darmepitheel hebben een groot aantal microscopische kleine uitstulpingen, de microvilli. aders met bloed richting de lever spierlagen darmvlokken darmholte opname voedingsstoffen darmwand lymfevaten bloedvaten voedingsstoffen opname epitheelcellen microvilli lymfevat amino- zuren en suikers vetzuren glycerol vetten bloed Structuur van de dunne darm

41 Bs 6 Resorptie slijmcel darmvlokepitheel
Dikke darmwand met slijmcellen en darmvlokepitheel

42 Bs 6 Resorptie mondholte tanden en kiezen: vermalen voedsel  vergroten oppervlak speeksel: 1-1½ l/24 uur - slijm: glad maken voedsel - amylase: zetmeel (poly-)  maltose (disacharide) - bescherming tegen bacteriën keelholte slikreflex - huig: afsluiten neusholte - strotklepje: afsluiten luchtpijp slokdarm darmperistaltiek - lengtespieren - kringspieren lever productie gal - galkleurstoffen - galzure zouten  emulgeren van vetten maag tijdelijke opslag van voedsel maagsap - slijm: beschermen maagwand tegen zuur milieu - pepsinogeen  pepsine (o.i.v. HCl): eiwitketens splitsen in aminozuurketens - zoutzuur (HCl): doden bacteriën galblaas opslag gal maagportier twaalfvingerige darm alvleesklier (pancreas) alvleessap amylase: zetmeel  maltose trypsine: afbraak eiwitketens peptidasen: eiwitvertering lipasen: afbraak vetmoleculen dunne darm ± 6 meter vertering koolhydraten en eiwitten resorptie voedingsstoffen blindedarm met appendix dikke darm ± 1½ meter water opnemen uit onverteerbare voedselresten endel darm verzamelen onverteerbare voedselresten anus kringspier die de endeldarm afsluit

43 Bs 6 Resorptie Water, voedingsstoffen en verteringsproducten worden door de cellen van het darmepitheel opgenomen tegen het concentratieverval in. Er vindt ook selectie van stoffen plaats. Het darmepitheel neemt stoffen op door actief transport (kost energie). Deze opname wordt resorptie genoemd. In de darmvlokken bevinden zich haarvaten en lymfevaten. Aminozuren en suikers worden opgenomen in de haarvaten en via de poortader vervoert richting de lever. Vetten worden opgenomen in de lymfe in de lymfevaten.

44 Bs 6 Resorptie De onverteerde voedselresten komen terecht in de dikke darm. Vlak onder de overgang van dunne darm naar dikke darm ligt de blindedarm met de appendix (het wormvormige aanhangsel). In de dikke darm wordt veel water geresorbeerd (terug opgenomen in het lichaam). Er leven veel bacteriën die onder andere cellulose (in de celwanden van planten) verteren, waarbij glucose ontstaat. Enkele soorten bacteriën produceren vitamines (waaronder vitamine K). De ligging van dunne darm, blindedarm met appendix, dikke darm en endeldarm met anus Onverteerbare voedselresten worden in de endeldarm verzameld. De endeldarm wordt afgesloten door een kringspier, de anus.

45 Bs 6 Resorptie Wat is het voordeel van darmplooien, darmvlokken en microvilli? De wand van de dunne darm heeft een groot oppervlak voor de opname van stoffen. Welke cellen bevatten de meeste mitochondriën, epitheelcellen van de slokdarm of epitheelcellen van de dunne darm? Leg je antwoord uit. Epitheelcellen van de dunne darm bevatten meer mitochondriën dan epitheelcellen van de slokdarm. Bij de resorptie van voedingsstoffen en verteringsproducten vindt in de epitheelcellen van de dunne darm een intensieve dissimilatie plaats. Hiervoor zijn veel mitochondriën nodig. Welke stoffen worden in de dunne darm opgenomen in het bloed? Welke in de lymfe? In de dunne darm worden monosachariden, aminozuren, mineralen, vitamines, water en vetten die uit kleine vetzuurmoleculen zijn gevormd, in het bloed opgenomen. Vetten die uit grote vetzuurmoleculen zijn gevormd, worden in de lymfe opgenomen. Wat is er aan de hand bij iemand die diarree heeft? Bij iemand die diarree heeft, wordt niet voldoende water uit de brij van onverteerbare voedselresten geresorbeerd. De ontlasting bevat dan veel water.

46

47


Download ppt "Thema 4 Voeding en vertering"

Verwante presentaties


Ads door Google