Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.

Presentatie over: "Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht."— Transcript van de presentatie:

1 Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
3. Hefboomwet. 4. Einde.

2 Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
3. Hefboomwet. 4. Einde.

3 1. De zwaartekracht werkt in punt Z . . .
2. Z vind je met symmetrieassen. . . 3. Of door het voorwerp op te hangen. Z zit vertikaal onder ophangpunt O. O O O Z Fz Z Fz Z Fz

4 Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
3. Hefboomwet. 4. Einde.

5 1. Het draaipunt O blijft op zijn plaats.
2. De werklijn loopt door de kracht F. 3. De arm r is de loodrechte afstand . . . van draaipunt tot werklijn. werklijn r1 r2 O F2 F1

6 Om een kast rechtop te zetten . . .
is steeds minder kracht nodig! F1 F1 F1 F1 F1

7 1. Teken de krachten, Fz en F1 . . .
2. Teken de werklijnen . . . 3. Teken de armen rz en r 4. Je ziet dat rz steeds kleiner wordt . . . F1 Fz r1 rz

8 Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
3. Hefboomwet. 4. Einde.

9 Moment linksom = Moment rechtsom
Hefboomwet: M1 = M2 Moment linksom = Moment rechtsom F1 . r1 = F2 . r2 F1 F2 r1 r2

10 Geg: m = 100 kg. De schaal is : 1 cm = 0,30 m. F2 = m.g = ,81 = 981 N. Meet op met de rood/blauwe liniaal: r2 = 1 cm = 0,30 m F1 r2 F2 r1 r1 = 6,0 cm = 1,80 m = 981 N = 1,80 m = 0,30 m

11 Hefboomwet: F1.r1 = F2.r2 F1 . 1,80 = ,30 Waarden invullen: F1 = 164 N F1 r2 F2 r1 = 1,80 m = 0,30 m = 981 N = 164 N

12 Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
3. Hefboomwet. 4. Einde.