Speenkruid Ranunculus Ficaria.

Presentatie over: "Speenkruid Ranunculus Ficaria."— Transcript van de presentatie:

1 Speenkruid Ranunculus Ficaria

2 3) Speenkruid (Ranunculus Ficaria)

3 Speenkruid

4 Speenkruid Ranonkelfamilie Ranunculaceae Standplaats:
“lichte bos”: elzenbroek Aan de rand van struikgewas Vochtige plaatsen: beken, grachten, broeken

5 Speenkruid

6 Speenkruid Bloeitijd: Februari tot mei
“vroege herfst” plant: verdort in mei door gebrek aan licht onder de bomen => vroege groei en bloei => korte dagplant

7 Speenkruid Levensduur:
Overblijvende plant: stapelt voedsel op in haar wortels

8 Speenkruid

9 Speenkruid

10 Speenkruid Wortels: Kruidige wortels Bijwortels
Ficaria: ficus = vijg => vijgvormig

11 Speenkruid Dodonaeus: Nederlands plantkundige 1517 geboren te Mechelen
1574 : Lijfarts Keizer Maximiliaan van Wenen 1582: Hoogleraar geneeskunde te Leiden

12 Speenkruid Aambeien: Uitgezette aders in laatste deel endeldarm
Pijn, jeuk, bloeding Ook het “speen” genoemd Zalf om ze te verhelpen

13 Speenkruid Stengel: Kruidig Onderaan liggend, bovenaan rechtopstaand
Holle stengel Kale stengel

14 Speenkruid Blad: Groen Hart- tot niervormig
Getand tot gekarteld, gelobd Handnervig Verspreide bladstand Gesteeld

15 Speenkruid Blad: Broedknolletjes in bladoksels Ondersoort “bulbifera”
Bulbosus: met een bol of een knol Broze, kale blaadjes

16 Speenkruid Voor de bloei: Na de bloei: GIFTIG
Sappige, vitamine-C rijke plant Eetbaar + zetmeelrijk Na de bloei: GIFTIG Anemonol Saponine (pijlgif) “blarenverwekkend” sap

17 Speenkruid Bloem: Veelzijdig symmetrisch Okselstandige bloemen Kelk:
Lichtgeel tot wit 3 losse kelkblaadjes Kroon: 8-12 gele losse blaadjes nectarschubje

18 Speenkruid Meeldraden: Stamper: M (oneindig veel)
Spiraalvormig geplaatst Stamper: V (oneindig veel) Éénhokkig, bovenstandig Zittende stijl Haakvormige stempel

19 Speenkruid Vrucht: dopvruchten

20 Speenkruid Bloemformule: * K3, Kr 8à12, M oneindig, V oneindig

21 Speenkruid Familiekenmerken: Bladeren met duidelijke bladschede
Kelk en kroon verschillen niet veel Dikwijls “nectarschubje” onderaan kroonblad Veel meeldraden spiraalvormig geplaatst Talrijke stampers uit één vruchtblad gebouwd Meeste ranonkelachtigen zijn giftig

22 Bosrank – Clematis vitalba
Vitalba = witte wijnstok Slingert zich in lage bomen Witte pluisjes in najaar

23 Bosanemoon – Anemone nemorosa
Nemorosa = uit bossen Bloeit vroeg op voorjaar zoals het speenkruid

24 Blaartrekkende boterbloem – Ranunculus scleratus
scleratus = misdadig, verderfelijk Sap geeft zeer pijnlijke blaren

25 Kruipende boterbloem – Ranunculus repens
Repens = kruipend Laag bij de grond Heeft uitlopers

26 Knolboterbloem – Ranunculus bulbosus
Bulbosus = met een bol of een knol Knolwortel + grote bloem

27 Scherpe boterbloem – Ranunculus acer
Acer = scherp Algemeen in weiland voorkomend

28 Dotterbloem – Caltha palustris
Paluster = moerasbewonend Op vochtige plekken Bloeit vroeg op voorjaar