Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdLaure Couture Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Mondeling Nederlands Cursus 3 – Module 7 Dag 1
2
Woord van de dag: het feest
3
de verjaardag
4
het kinderfeest
5
de chocolademelk
6
het pakje – de pakjes
7
zich verkleden
8
de indiaan
9
de kaarsjes
10
de koektrommel
11
de schaal
12
smakelijk
13
knoeien
14
pas op (oppassen)
15
optillen
16
trakteren
17
uitdelen
18
vieren
19
van harte gefeliciteerd
20
jarig
21
natuurlijk
22
recht- schuin
23
spannend
24
feliciteren van harte gefeliciteerd / gefeliciteerd
25
waarschuwen pas op, je knoeit
26
meervoud het feest de indiaan de schaal de verjaardag
27
meervoud het feest de feesten de indiaan de indianen de schaal de schalen de verjaardag de verjaardagen
28
meervoud het kaarsje de koektrommel het pakje
29
meervoud het kaarsje de kaarsjes de koektrommel de koektrommels
het pakje de pakjes
30
Het verhaal Wie? doet? wat? waar?
31
Aan de slag Ga kort in op de inhoud van het verhaal, wie heeft er ook wel eens feest gevierd Speel het verhaal na met de kinderen; verdeel de rollen (meester jaap, juf elly, sem, ramon, houda, djandro). Lees het verhaal nogmaals voor en stop als er iets nagespeeld kan worden.
32
Wat hebben we geleerd?
33
Dag 2
34
Weet je nog? Het feest De kaarsjes De koektrommel
35
Woord van de dag: zich verkleden
36
Aan de slag: Pak de feestdoos en bespreek met de kinderen wat er in kan zitten. TweetalCoach: laat de kinderen in tweetallen op het werkblad schrijven of tekenen wat er bij feest kan horen. Laat dan de volgende dia’s zien, haal de voorwerpen uit de doos en laat ze zien.
37
de ballon – de ballonnen
38
het feest
39
de feestkleding
40
het fluitje
41
de indiaan
42
de lampion
43
de slingers
44
de trommel
45
de uitnodiging
46
de versiering
47
versieren
48
uitnodigen
49
meervoud de ballon het feest de indiaan de uitnodiging de versiering de lampion
50
meervoud de ballon de ballonen het feest de feesten de indiaan de indianen de uitnodiging de uitnodigingen de versiering de versieringen de lampion de lampionen
51
meervoud het fluitje de fluitjes de slinger de slingers de trommel de trommels
52
liedje ‘t is feest tralala Wij zijn vandaag zo blij, ja ja
Hieper de pieper de piep hoera!
53
grammatica Samenstellingen Maak samenstellingen met het woord feest
Laat de kinderen zinnen maken met de nieuwe samenstellingen Laat de kinderen zinnen maken door elk kind een deel van de zin te laten zeggen bijv: ll1 (de feestdoos) ll 2 (zit) ll3 (vol) ll4 (met) ll5 (slingers)
54
Wat hebben we geleerd?
55
Dag 3
56
Woord van de dag: de voorstelling
57
de aula
58
de ballon- de ballonnen
59
het cadeau
60
de clown
61
de haarspeldjes
62
de klederdracht
63
het optreden
64
het podium
65
de slinger – de slingers
66
de stof
67
de vlag
68
feliciteren / meebrengen
69
naast elkaar
70
sip
71
plezier hebben
72
stuk
73
vieren
74
naast elkaar
77
eergisteren
78
natuurlijk
79
overmorgen
80
De dagen van de week MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG
ZATERDAG ZONDAG
81
meervoud de klederdracht de stof de vlag de voorstelling
82
meervoud de klederdracht de klederdrachten de stof de stoffen de vlag de vlaggen de voorstelling de voorstellingen
83
meervoud de aula het cadeau de clown het haarspeldje het optreden de slinger het podium
84
meervoud de aula de aula’s het cadeau de cadeau’s de clown de clowns het haarspeldje de haarspeldjes het optreden de optredens de slinger de slingers het podium de podia – de podiums
85
Het verhaal Wie? doet? wat? waar?
86
Stijgen & dalen Ik / jij / wij kaartjes uitdelen.
De leerkracht noemt een werkwoord. De kinderen vervoegen het werkwoord en gaan staan bij ik / jij / of wij. Woorden: vieren, optreden, aantrekken, uitdelen.
87
Zinnen neerleggen De clown zingt een lied op het podium.
Zij kreeg gisteren een haarspeldje. De slingers hangen in de klas. Ik krijg morgen een cadeau bij opa en oma.
88
Wat hebben we geleerd?
89
Dag 4
90
het glas ( het drinkglas)
91
de kaas
92
het spelletje
93
de stapel- stapelen
94
proeven
95
raden (hoeveel)
96
de smaak - smaken
97
stapelen
98
bol
99
recht en krom
100
naast elkaar
101
er op (op elkaar)
102
plat
103
slim
104
zout
105
zoet
106
spannend
107
naar achteren
108
meervoud het glas de kaas
109
meervoud het glas de glazen de kaas de kazen
110
meervoud het spelletje de stapel
111
meervoud het spelletje de spelletjes de stapel de stapels
112
Wat hebben we geleerd?
113
Dag 5 Zie dag 1 – 4
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.