De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Mondeling Nederlands Cursus 3 – Module 7 Dag 1.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Mondeling Nederlands Cursus 3 – Module 7 Dag 1."— Transcript van de presentatie:

1 Mondeling Nederlands Cursus 3 – Module 7 Dag 1

2 Woord van de dag: het feest

3 de verjaardag

4 het kinderfeest

5 de chocolademelk

6 het pakje – de pakjes

7 zich verkleden

8 de indiaan

9 de kaarsjes

10 de koektrommel

11 de schaal

12 smakelijk

13 knoeien

14 pas op (oppassen)

15 optillen

16 trakteren

17 uitdelen

18 vieren

19 van harte gefeliciteerd

20 jarig

21 natuurlijk

22 recht- schuin

23 spannend

24 feliciteren van harte gefeliciteerd / gefeliciteerd

25 waarschuwen pas op, je knoeit

26 meervoud het feest de indiaan de schaal de verjaardag

27 meervoud het feest de feesten de indiaan de indianen de schaal de schalen de verjaardag de verjaardagen

28 meervoud het kaarsje de koektrommel het pakje

29 meervoud het kaarsje de kaarsjes de koektrommel de koektrommels
het pakje de pakjes

30 Het verhaal Wie? doet? wat? waar?

31 Aan de slag Ga kort in op de inhoud van het verhaal, wie heeft er ook wel eens feest gevierd Speel het verhaal na met de kinderen; verdeel de rollen (meester jaap, juf elly, sem, ramon, houda, djandro). Lees het verhaal nogmaals voor en stop als er iets nagespeeld kan worden.

32 Wat hebben we geleerd?

33 Dag 2

34 Weet je nog? Het feest De kaarsjes De koektrommel

35 Woord van de dag: zich verkleden

36 Aan de slag: Pak de feestdoos en bespreek met de kinderen wat er in kan zitten. TweetalCoach: laat de kinderen in tweetallen op het werkblad schrijven of tekenen wat er bij feest kan horen. Laat dan de volgende dia’s zien, haal de voorwerpen uit de doos en laat ze zien.

37 de ballon – de ballonnen

38 het feest

39 de feestkleding

40 het fluitje

41 de indiaan

42 de lampion

43 de slingers

44 de trommel

45 de uitnodiging

46 de versiering

47 versieren

48 uitnodigen

49 meervoud de ballon het feest de indiaan de uitnodiging de versiering de lampion

50 meervoud de ballon de ballonen het feest de feesten de indiaan de indianen de uitnodiging de uitnodigingen de versiering de versieringen de lampion de lampionen

51 meervoud het fluitje de fluitjes de slinger de slingers de trommel de trommels

52 liedje ‘t is feest tralala Wij zijn vandaag zo blij, ja ja
Hieper de pieper de piep hoera!

53 grammatica Samenstellingen Maak samenstellingen met het woord feest
Laat de kinderen zinnen maken met de nieuwe samenstellingen Laat de kinderen zinnen maken door elk kind een deel van de zin te laten zeggen bijv: ll1 (de feestdoos) ll 2 (zit) ll3 (vol) ll4 (met) ll5 (slingers)

54 Wat hebben we geleerd?

55 Dag 3

56 Woord van de dag: de voorstelling

57 de aula

58 de ballon- de ballonnen

59 het cadeau

60 de clown

61 de haarspeldjes

62 de klederdracht

63 het optreden

64 het podium

65 de slinger – de slingers

66 de stof

67 de vlag

68 feliciteren / meebrengen

69 naast elkaar

70 sip

71 plezier hebben

72 stuk

73 vieren

74 naast elkaar

75

76

77 eergisteren

78 natuurlijk

79 overmorgen

80 De dagen van de week MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG
ZATERDAG ZONDAG

81 meervoud de klederdracht de stof de vlag de voorstelling

82 meervoud de klederdracht de klederdrachten de stof de stoffen de vlag de vlaggen de voorstelling de voorstellingen

83 meervoud de aula het cadeau de clown het haarspeldje het optreden de slinger het podium

84 meervoud de aula de aula’s het cadeau de cadeau’s de clown de clowns het haarspeldje de haarspeldjes het optreden de optredens de slinger de slingers het podium de podia – de podiums

85 Het verhaal Wie? doet? wat? waar?

86 Stijgen & dalen Ik / jij / wij kaartjes uitdelen.
De leerkracht noemt een werkwoord. De kinderen vervoegen het werkwoord en gaan staan bij ik / jij / of wij. Woorden: vieren, optreden, aantrekken, uitdelen.

87 Zinnen neerleggen De clown zingt een lied op het podium.
Zij kreeg gisteren een haarspeldje. De slingers hangen in de klas. Ik krijg morgen een cadeau bij opa en oma.

88 Wat hebben we geleerd?

89 Dag 4

90 het glas ( het drinkglas)

91 de kaas

92 het spelletje

93 de stapel- stapelen

94 proeven

95 raden (hoeveel)

96 de smaak - smaken

97 stapelen

98 bol

99 recht en krom

100 naast elkaar

101 er op (op elkaar)

102 plat

103 slim

104 zout

105 zoet

106 spannend

107 naar achteren

108 meervoud het glas de kaas

109 meervoud het glas de glazen de kaas de kazen

110 meervoud het spelletje de stapel

111 meervoud het spelletje de spelletjes de stapel de stapels

112 Wat hebben we geleerd?

113 Dag 5 Zie dag 1 – 4


Download ppt "Mondeling Nederlands Cursus 3 – Module 7 Dag 1."

Verwante presentaties


Ads door Google