Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
14. Internationale handel
2
1. Het belang van internationale handel
België = zeer open economie = o.a. veel uitvoer en invoer 0,15% v wereldbevolking en 0,70% v wereldeconomie, en toch 2,7% v uitvoer van goederen! zie tabel in HB onder 1 verkoopwaarde (!) v Belgische uitvoer = +- 90% v bbp (<-> bijv. VS: 10%) +- helft v uitvoer en invoer gebeurt met Ned – Fra – Dui reden: klein en grondstoffenarm land => kleine binnenlandse afzetmarkt + grondstoffen invoeren en die invoer ‘betalen’ met uitvoer laatste § v 1: lezen in hb – doch EU-cijfers in HB bevatten ook uitvoer binnen EU zelf zie hier voor meer cijfers Bijna alle economieën ter wereld zijn gemengde economieën. (bekendste uitzondering: Noord-Korea) Echter: veel verschillen in mate van overheidsinmenging: plaats in de juiste volgorde gaande van relatief weinig tot relatief veel inmenging: België – VS – Zweden ? Nederland – GB – Finland ? + tussen de overheid en de markt in: la société civile: kaderstuk blz. 61 Nuancering: Noorwegen bijv. is een echte ‘verzorgingsstaat’, maar niet – zoals wel in België & Zweden – door zeer hoge belastingen, wel door hun olie- en gasinkomsten. België is een ‘overlegeconomie’ terwijl bijv. in GB de vakorganisaties veel minder te zeggen hebben, enz. Artikel Deleeck+ kanttekening Interprofessioneel overleg Assenstelsels links – rechts versus progressief – conservatief Toep: hb p63 oef 2 – 7 – 10
3
2.1 De theorie van de comparatieve (kosten)voordelen
2. Verklaringen voor internationale handel bekendste verklaring: 2.1 De theorie van de comparatieve (kosten)voordelen door David Ricardo – begin 19e eeuw theorie zegt: als landen specialiseren in die producten waarvoor ze een comparatief voordeel hebben, stijgt de welvaart voor iedereen (vergelijkbaar met voordelen v arbeidsverdeling en specialisatie binnen een onderneming of een land: ook specialisatie van landen zelf levert voordelen op) comparatief voordeel = wanneer een land productiever is in de productie van een goed dan van een ander goed (dus ook: wanneer een land – gegeven 2 goederen waarin het minder productief is dan een ander land – relatief minder zwak is bij de productie van het ene goed) Uitwerking theorie met cijfervoorbeeld: zie hb onder 2.1 !
4
niet elk land wint in dezelfde mate
Kritiek op theorie: vrije concurrentie => landen kunnen economisch worden weg geconcurreerd, cfr. bedrijvenwereld Weerlegging kritiek: landen zijn afhankelijk van elkaars afzetmarkt; zullen elkaar dus niét ‘plat’ concurreren Echter: vele ontwikkelingslanden hebben nauwelijks een eigen afzetmarkt, dus daar bestaat het risico wel … ‘Oplossing’: (tijdelijke) handelsafspraken + groei, groei, groei (zie hs 17) Probleem: groei <-> ecologie … (zie hs 10) niet elk land wint in dezelfde mate theorie is gebouwd op niet-realistische veronderstellingen: (houdt geen rekening met internationale mobiliteit van kapitaal - gaat uit van perfecte binnenlandse mobiliteit van arbeid - gaat uit van 1 loonniveau - houdt geen rekening met arbeidsmigratie tussen landen - houdt geen rekening met schaaleffecten - houdt geen rekening met vervoerskosten) Conclusie v meeste economen: specialisatie en handel toch meer voordelen dan nadelen empirie: vooral vrije handel met daaruit volgende uitwisseling van (technologische!) kennis – in combinatie met goed onderwijs en een goed werkende overheid – leidt tot meer welvaart (Piketty) Toep: rangschik naar mate van zelfvoorziening: Brussel – New York - Zimbabwe – West-Vlaamse Polders
5
2.2 Verklaringen voor comparatieve voordelen
beschikbaarheid v productiefactoren natuur bijv. bodemrijkdommen, vruchtbare grond, … arbeid bijv. geschoolde mensen, veel goedkope arbeidskrachten, … kapitaal bijv. veel geld aanwezig, technologische voorsprong, … is veranderlijk i/d tijd! schaalvoordelen bijv. grote makkelijker te benaderen binnenlandse afzetmarkt ‘agglomeratie-effect’ Noord-Amerika | W-Europa | ZO-Azië zijn leidende economische centra => trekken makkelijker bedrijven aan (‘succes baart succes’) (kan uiteraard verkeren …) politieke beslissingen bijv. subsidies (cfr. Airbus), eigen bedrijven bevoordelen, … Internationaal: theorie van de comparatieve voordelen van Ricardo – leidt tot meer afhankelijkheid, doch: “afhankelijkheid verkleint de kans op conflicten” (ook op microniveau BaMV) Arbeidsdeling: vb briefjes & enveloppes
6
3.1 De voordelen van deelname aan internationale handel
3. Voordelen en nadelen van vrijhandel 3.1 De voordelen van deelname aan internationale handel krachtige motor van economische groei handel => sterkere specialisatie =>productiviteit↑ => groei prikkel v/d internationale concurrentie => meer dynamiek => meer groei snelle verspreiding v nieuwe technologie voordelen voor consumenten - lagere prijzen => meer koopkracht - meer keuze prikkel tot meer zorg voor macro-economische stabiliteit (inflatie, begrotingstekort, wisselkoers)
7
3.2 De kosten: de noodzaak tot voortdurende aanpassing
reallocatie v/d productiefactoren naar die sectoren waar comparatieve voordelen voor bestaan niet eenmalig maar permanent => verliezen en kosten i/d getroffen sectoren bv. autosector: sluiting v. Renault Vilvoorde, Opel Antwerpen en Ford Genk => ook winnaars bv. ICT-sector: jobs in België delokalisatie v bedrijven(activiteiten) nr de lageloonlanden sinds de jaren 1980 eerst enkel productie (textiel, kleding, hout, meubelen, …); nu – dankzij ICT - ook diensten (software, callcenters, …) Voorbeeld vrije markt: Denk aan een fysieke marktplaats waar boeren uit de omgeving samenkomen en hun waar te koop aanbieden: bijv. tomaten: Veel boeren en veel volk op de markt Tomaten uit dezelfde grond en volgens dezelfde methode: zijn ‘gelijk’ iedereen kan beslissen (meer of minder) tomaten te kweken iedereen maakt z’n prijzen bekend op een krijtbordje (prijs ontstaat en reguleert; nu intuïtief aannemen, infra met grafieken)
8
4.1 Instrumenten van protectionisme
Protectionisme komt meer voor igv crisis, zoals recent = invoer belemmeren en uitvoer bevorderen 4.1 Instrumenten van protectionisme Tarifaire handelsbelemmeringen = invoerrechten en uitvoersubsidies* *bv. EU voor landbouwproducten (wordt afgeschaft – binnen WTO zie verder) => maakte o.a. uitvoer nr ontwikkelingslanden mogelijk Niet-tarifaire handelsbelemmeringen invoerquota = hoeveelheden invoer beperken bv. EU vs. China ivm kleding vrijwillige uitvoerbeperkingen via afspraken met exporteurs (‘vrijwillig’ is meestal ‘n eufemisme) wisselkoersbeleid verlagen v/d wisselkoers v/d eigen munt maakt uitvoer goedkoper en invoer duurder (cfr. hs 16) lees zeker kadertekst onder 4.1 in hb Hervormingen EU-landbouwbeleid De belangrijkste hervormingen die vanaf 2014/2015 worden ingevoerd: - De positie van boeren ten opzichte van hun afnemers wordt versterkt. Voortaan mogen bijvoorbeeld melkveehouders gezamenlijk onderhandelen over de prijs die zuivelproducenten moeten betalen voor hun melk. - Aan 30 procent van de totale inkomenssteun die boeren kunnen krijgen is de voorwaarde gekoppeld dat zij milieuvriendelijke maatregelen moeten treffen. - Er bestaan nu nog grote verschillen in de hoeveelheid inkomenssteun die boeren ontvangen. In 2019 moeten die verschillen veel kleiner zijn en mag een individuele boer niet minder ontvangen dan 60 procent van het gemiddelde in zijn land of regio. Verder is een specifiek percentage gereserveerd voor steun aan jonge boeren. Bedrijven die zich eigenlijk niet met landbouw bezighouden, zoals vastgoedbeheerders en luchthavens, zullen voortaan worden uitgesloten van inkomenssteun.
9
4.2 Argumenten pro en contra
opvoedingsargument tijdelijke bescherming v beginnende ondernemingen termijn wordt vaak onnodig lang gerekt antidumpingargument bescherming tegen dumping v andere landen dumping = beneden de kostprijs verkopen (stricte def.) sociale dumping = lage prijzen op kap van onderbetaalde of sociaal te weinig beschermde werknemers zelfvoorzieningsargument om te grote afhankelijkheid v buitenland te vermijden bv. EU wil niet volledig v VS afhankelijk worden voor graan zelfvoorziening maakt soms net kwetsbaar bv. misoogst in Noord-Korea leidde tot hongersnood ipv import werkgelegenheidsargument werk in eigen land houden kan leiden tot tegenreactie => neergaande spiraal en zelfs handelsoorlog
10
5. Internationale samenwerking op handelsgebied
5.1 Van GATT tot WTO GATT = General Agreement on Tarifs and Trade = algemene overeenkomst over tarieven en handel akkoorden over een geleidelijke vermindering v handelsbelemmeringen oorspr. om de beleidsfouten v/d jaren 1930 te vermijden begonnen in 1947 tussen 23 landen, tot 1994 tussen 130 landen deed gemiddeld invoerrecht op industrieproducten dalen van 22% in 1950 tot enkele %-en nu (niet v toep op diensten en landbouw; veel uitz’n vr textiel en kleding)
11
= World Trade Organisation = Wereldhandelsorganisatie
WTO = World Trade Organisation = Wereldhandelsorganisatie omvorming in 1995 v GATT tot volwaardige internationale instelling (in Genève) nu ruim 160 leden, o.a. ook China en Rusland gaat verder dan GATT: o.a.: nu ook vr textiel en kleding + vooruitgang in landbouwproducten en diensten (bv. GATS = General Agreement on Trade in Services: moet komende jaren leiden tot vrije(re) handel in diensten) o.a. TRIPS = 'Trade Related Intellectual Property Rights‘ (overeengekomen binnen WTO) zorgen er onder andere voor dat als je een patent neemt op een uitvinding, dit patent ook rechtsgeldig is in andere landen uitzonderingen voor ontwikkelingslanden (bv. voor aidsremmers) ! heeft nu ook de bevoegdheid handelsgeschillen te beslechten ! houdt daarbij enkel rekening met handelsregels, en (nog) niet met milieuregels of sociale regels (zoals slechte arbeidsvoorwaarden) … opm: daarnaast ook handelsverdragen tussen landen onderling: bijv. tussen VS en EU: bezig: TTIP = Transatlantic Trade and Investment Partnership egaliseert o.a. de verschillende standaarden voor producten (bijv. veiligheidstest voor auto’s) o.a. vrees voor degradatie …
12
Kritiek op WTO andersglobalisten (e.a.) zeggen: door enkel handelsregels in aanmerking te nemen, gaan belangen v multinationals boven die vd werknemers1, het milieu² en de ontwikkelingslanden³ 1bv. kinderarbeid en bodemlonen zorgen voor concurrentievoordeel ²bv. milieunormen niet respecteren geeft concurrentievoordeel ³bv. kleine boeren in ontwikkelingslanden benadeeld door subsidies à grote producenten in VS en EU ³bv. GATS zal macht v multinationals nog doen toenemen + kan leiden tot privatiseren van openbare diensten (bv. watervoorziening) + kan publieke dienstverlening bedreigen (bv. geen water voor wie niet kan betalen) VS zeggen: WTO beperkt teveel de onafhankelijkheid anderen zeggen: VS en EU hebben te veel gewicht in WTO bv. VS subsidiëren eigen katoenteelt, ten nadele v bv. Kameroen bv. EU dumpte vleesoverschotten ten nadele v kleine boeren uit Sahel ontwikkelingslanden zeggen: structuur WTO is te complex
13
Deeloplossingen Zoals de nadelen v/d vrije markt in een land gecorrigeerd moeten worden door de overheid, zo moeten de nadelen en uitwassen van de internationale vrijhandel bestreden worden door internationale instanties! e.a. initiatieven. IAO = Internationale ArbeidsOrganisatie (= ILO = International Labour Organisation) instelling v/d VN stelt internationale arbeidsnormen op lidstaten die conventies ratificeren moeten normen opnemen in nationale wetgeving basisnormen: verbod op dwangarbeid verbod op (ergste vormen van) kinderarbeid (op termijn) respect vr vrijheid v vakvereniging recht op vrije onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden verbod op discriminatie Internationale milieuorganisaties (zie hs 10) Gedragscodes voor ondernemingen bijv. Nike Keurmerken bijv. GoodWeave, Max Havelaar Fairtrade Belgium, Oxfam Fair Trade, …
14
5.2 Andere internationale organisaties
Unctad United Nations Conference on Trade and Development opgericht in 1964, als tegenwicht voor de GATT (later WTO) die gezien werden als clubs waar de rijke landen de lakens uitdelen Genève, kleine 200 lidstaten probeert de ontwikkelingslanden te beschermen tegen de gevolgen van de GATT en de overeenkomsten binnen de WTO besteedt vooral aandacht aan de handel in grondstoffen ontwikkelingslanden kennen nl. dalende ruilvoet = prijzen v invoer (industrieproducten) stijgen sneller dan v uitvoer (sommige grondstoffen)
15
OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(= OECD) opgericht in 1948, om Europese landen te laten samenwerken i/h besteden v/d hulp uit het Marshallplan Parijs, ruim 30 lidstaten (de “rijke” landen: VS, Japan, Australië, alle West-Europese landen, Turkije, en aantal nieuwere leden) is nu een samenwerkingsverband v hoogontwikkelde landen om hun economische politiek te coördineren (Yves Leterme was adjunct-secretaris-generaal v 2011 tot 2014)
16
5.3 Een vb van regionale integratie: de Europese Unie
Naast WTO wereldwijd ook 100-tal regionale handelsakkoorden = akkoorden vr regionale economische integratie Soorten, in stijgende graad van integratie: vrijhandelszone = enkel vrijhandel voor producten van deelnemende landen = handel zonder douanerechten of quota douane-unie = vrijhandel tussen deelnemende landen én gemeenschappelijke handelspolitiek tgo. derde landen economische unie (of interne markt) = gemeenschappelijke interne markt met vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal economische en monetaire unie = economische unie met 1 gezamenlijke munt - vb positief extern effect: Ranson als overbuur van Fragine
17
Ontstaan EU: 1952: EGKS = Europese Gemeenschap vr Kolen en Staal
Dui – Fra – Ita – Bel – Ned – Lux doel: vrij verkeer v steenkool en staalproducten 1958: EEG = Europese Economische Gemeenschap via Verdrag van Rome evolueren naar douane-unie en méér 1986: EG = Europese Gemeenschap via Eenheidsakte 1993: EU = Europese Unie via Verdrag van Maastricht (1992) basis voor economische en monetaire unie 1999 EMU = Europese Monetaire Unie 2002 in omloop komen v/d eenheidsmunt (de Euro) Duiding: Enkel de 1e 4 zijn relevant voor deze cursus Planeconomie: socialisme en communisme Vrije markt: traditioneel kapitalisme, Amerikaans systeem (gemixt met politieke systemen, en combinaties)
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.