Jaarverslag 2007 MSP – Rapport annuel 2007

Presentatie over: "Jaarverslag 2007 MSP – Rapport annuel 2007"— Transcript van de presentatie:

1 Jaarverslag 2007 MSP – Rapport annuel 2007
COM BC 45/2008 Jaarverslag 2007 MSP – Rapport annuel 2007 Rue Juliette Wytsmanstraat 14 | 1050 Brussels | Belgium T | F | |

2 Microbiologie: identificaties/identifications (1)
Kiem/germe % id. aanv./accept. Staal negatief op/échantillon négatif pour Clostridium difficile (stoelgang/selles) 95.3 Clostridium difficile (stoelgang/selles) 93.2 Clostridium non-difficile (stoelgang/selles) 84.3 Bacteroides fragilis (hemocultuur/hémoculture) Escherichia coli (urine) 100 Candida albicans + Candida krusei (hemocultuur/hémoculture) 84.8 Pseudomonas aeruginosa (hemocultuur/hémoculture) 97.8 98.4 Listeria monocytogenes (lumbaalvocht/liquide céphalo-rachidien ) 93.4 Streptococcus agalactiae (sputum/expectoration ) 96.7 Staphylococcus aureus (etter/pus ) 99.2 Klebsiella pneumoniae (urine)

3 Microbiologie: identificaties/identifications (2)
Enquête 2007/1 Toxinebepaling voor/détermination de la toxine de C. difficile: M/7103 (-): 98.7% correct M/7104 (+): 97.7% correct M/7274 (-): 98.7% correct B. fragilis: id. tot op genusniveau/id. au niveau du genre Enquête 2007/2 1 didactische stam/souche didactique: Salmonella diarizonae (stoelgang/selles)

4 Microbiologie: identificaties/identifications (3)
Aantal niet aanvaardbare identificaties / Nombre d'identifications inacceptables Aantal laboratoria/Nombre de laboratoires (N = 186) 120 (64.5%) 1 47 (25.3%) 2 18 (9.7%) 3 1 (0.5%)

5 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Bacteroides fragilis M/7021 (1)
Deze stam toonde duidelijk aan dat het bepalen van een antibiogram voor anaëroben geen evidentie is. Inderdaad, daar waar 180 laboratoria de identificatie uitvoerden (hoewel enkele laboratoria er uiteindelijk niet in slaagden het staal tot kweek te brengen), hebben slechts 138 het antibiogram voor deze kiem uitgevoerd. Cette souche a clairement démontré que l’exécution d’un antibiogramme pour anaérobies n’est pas évidente. En effet, tandis que 180 laboratoires ont effectué l’identification (même si quelques laboratoires n’ont pas réussi à faire pousser la souche), il n’y avait que 138 laboratoires qui ont déterminé l’antibiogramme. Opvallend was dat de meeste laboratoria goed scoorden voor de antibiotica gevoeligheidstesten, terwijl de meerderheid een disk diffusie techniek gebruikte. Nochtans wordt deze techniek door de CLSI afgeraden. Naast een β-lactamase test die predictief is voor de gevoeligheid t.o.v. penicillines, beschrijft dit instituut enkel een agar dilutie methode als referentietechniek en een broth microdilutie techniek voor snel groeiende micro-organismen. Deze methoden zijn echter niet toe te passen in het routine laboratorium. Alternatieven zijn beperkt en werden beschreven in het begeleidende commentaar bij de enquête. Il est à remarquer que la plupart des laboratoires ont fourni de résultats corrects pour les tests de sensibilité aux antibiotiques, même si la majorité a utilisé la méthode de diffusion sur disque. Néanmoins cette technique est déconseillée par le CLSI. A côté d’un test de β-lactamase, prédictif pour la sensibilité aux pénicillines, cette institution ne décrit que la méthode de dilution en agar comme technique de référence et une technique de microdilution pour les micro-organismes à croissance rapide. Cependant ces techniques ne sont pas utilisables dans un laboratoire de routine. Les alternatives sont limitées  et ont été discutées dans le commentaire, publié dans le rapport global de l’enquête.

6 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Bacteroides fragilis M/7021 (2)
Bijna alle Bacteroides van de BAF groep produceren een β-lactamase en zijn resistent t.o.v. penicillines; de CLSI stelt voor om penicilline en ampicilline systematisch resistent te rapporteren zonder te testen. De cefalosporines zijn meestal ook resistent met relatief behoud van de activiteit van cefamycines. De disk diffusie is betrouwbaar voor clindamycine, maar op voorwaarde dat de incubatie 48 uur bedraagt: de resistentie is vaak induceerbaar en in dit geval ziet de kiem er volledig gevoelig uit na 24 uur incubatie. De disk diffusie is betrouwbaar voor metronidazole op voorwaarde dat de anaërobiose correct is. Zelfs in lage concentraties inhibeert zuurstof de werking van imidazolen. Presque tous les Bacteroides du groupe BAF produisent une β-lactamase et sont résistants aux pénicillines; le CLSI propose de rapporter la pénicilline et l’ampicilline systématiquement comme résistantes sans les tester. Les céphalosporines sont dans la plupart des cas également résistantes avec un maintien relatif de l’activité des céphamycines. La méthode de diffusion sur disque est fiable pour la clindamycine, à condition d’incuber 48 heures: la résistance est le plus souvent inductible, et, dans ce cas, la bactérie semble complètement sensible après 24 heures d’incubation. La méthode de diffusion sur disque est fiable pour le métronidazole à condition que l’anaérobiose soit correcte. Même les concentrations faibles d’oxygène inhibent le bon fonctionnement des imidazoles.

7 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Escherichia coli M/7253 (1)
Stam M/7253 was een E.coli ATCC De CLSI raadt het gebruik van deze stam, samen met E.coli ATCC25922, aan voor de kwaliteitscontrole van de antibiotica die de combinatie van een b-lactam en een b-lactam-inhibitor bevatten. De E. coli ATCC bevat een plasmide dat drager is van een b-lactamase (geen ESBL) dat geïnactiveerd wordt door een inhibitor ; daardoor is deze stam resistent tegen amoxicilline maar gevoelig voor amoxicilline-clavulaanzuur en andere b-lactam/b-lactam-inhibitor associaties. La souche M/7253 est un E.coli ATCC Le CLSI recommande l’usage de cette souche, en combinaison avec E.coli ATCC25922, pour le contrôle de qualité des antibiotiques contenant une combinaison de bêta-lactamines et d’inhibiteurs de bêta-lactamines. La souche E. coli ATCC 35218 contient un plasmide porteur d’une bêta-lactamase (non BLSE) qui est inactivée par un inhibiteur ; pour cette raison, elle est résistante à l’amoxicilline mais sensible à amoxicilline-acide clavulanique et aux autres associations bêta-lactamines/inhibiteur de bêta-lactamines.

8 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Escherichia coli M/7253 (2)
Er zijn vele mogelijke oorzaken voor resultaten die buiten de grenzen liggen.De houding die men hiertegenover dient aan te nemen, hangt af van de oorzaak van het probleem en wordt beschreven in de documenten van de CLSI en de firma ROSCO. Een te grote diameter of een te kleine MIC-waarde kunnen te wijten zijn aan het verlies van het plasmide met het b-lactamase, wat zich uit in gevoeligheid voor ampicilline of amoxicilline. Een te kleine diameter of een te hoge MIC-waarde kunnen het gevolg zijn van instabiliteit van het clavulaanzuur of achteruitgang van het amoxicilline. In dit geval raadt de CLSI aan een ander lot te gebruiken en de bewaaromstandigheden en de kwaliteit van de verpakking van het antibioticum te controleren. Les raisons des résultats hors limites peuvent être multiples. L’attitude à tenir dépendra de l’origine du problème et est décrite dans les documents édités par le CLSI ou par la firme ROSCO. Un diamètre trop grand ou une CMI trop faible peuvent être dus à une perte du plasmide porteur de la bêta-lactamase qui se manifestera par une sensibilité à l’ampicilline ou à l’amoxicilline. Un diamètre trop petit ou une CMI trop élevée peuvent provenir de l’instabilité de l’acide clavulanique ou de la dégradation de l’amoxicilline. Dans ce cas le CLSI recommande l’usage d’un autre lot, la vérification des conditions de stockage et de la qualité du conditionnement de l’antibiotique.

9 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Pseudomonas aeruginosa, M/7295 en/et Pseudomonas aeruginosa, M/7298 (1) Stam M/7295 bevatte een metallo-b-lactamase (van het type VIM-1) en was resistent tegen ticarcilline, piperacilline-tazobactam, ceftazidime, cefepime en meropenem; de stam vertoonde een intermediaire gevoeligheid voor aztreonam en was gevoelig voor colistine. De meeste laboratoria ondervonden geen probleem om de resistentie tegen de verschillende antibiotica terug te vinden. Zoals te verwachten was, varieerden de resultaten van aztreonam echter zeer sterk: de resultaten “R”, “I” en “S” werden gerapporteerd en dit met alle gebruikte methoden. La souche M/7295 contenait un métallo-b-lactamase (du type VIM-1) et était résistante à la ticarcilline, à la pipéracilline-tazobactam, à la ceftazidime, à la céfépime et au méropénème; la souche avait une sensibilité intermédiaire à l’aztréonam et sensible à la colistine. La plupart des laboratoires n’ont eu aucun problème pour retrouver la résistance aux différents antibiotiques. Comme on pouvait l’attendre, les résultats des tests de sensibilité pour l’aztréonam ont montré une très grande variation: les résultats « R », « I » en « S » ont été rapporté et ce indépendant de la technique utilisée.

10 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Pseudomonas aeruginosa, M/7295 en/et Pseudomonas aeruginosa, M/7298 (2) Stam M/7298 bevatte eveneens een metallo-b-lactamase (van het type SPM-1), was resistent tegen ticarcilline, piperacilline-tazobactam, ceftazidime, cefepime, aztreonam en meropenem en gevoelig voor colistine. De meeste laboratoria ondervonden geen probleem om de resistentie tegen ticarcilline, de cefalosporines en meropenem terug te vinden. De gevoeligheidsbepalingen voor piperacilline-tazobactam en aztreonam vormden een grotere uitdaging: hoewel de meerderheid van de laboratoria de stam rapporteerden als resistent tegen piperacilline-tazobactam rapporteerden, vonden 12.6% dat de stam intermediair gevoelig was en 5.4% dat ze gevoelig was. Voor aztreonam antwoordden 42.8% van de laboratoria “I” en 54.8% “R”; slechts 3 laboratoria (2.4%) beschouwden de stam als gevoelig. Net als bij stam M/7295 waren deze resultaten onafhankelijk van de gebruikte techniek. La souche M/7298 contenait également un métallo-b-lactamase (du type SPM-1), était résistent à la ticarcilline, à la pipéracilline-tazobactam, à la ceftazidime, à la céfépime, à l’aztréonam et au méropénème et sensible à la colistine. La plupart des laboratoires n’ont eu aucun problème pour retrouver la résistance à la ticarcilline, aux céphalosporines et au méropénème. Les tests de sensibilité pour la pipéracilline-tazobactam et l’aztréonam étaient plus difficile: même si la majorité des laboratoires a considéré la souche comme résistante à la pipéracilline-tazobactam, 12.6% ont néanmoins rapporté la souche comme intermédiaire et 5.4% comme sensible. Pour l’aztréonam 42.8% des laboratoires ont fourni la réponse « I » et 54.8% la réponse « R »; seuls 3 laboratoires (2.4%) ont considéré que la souche était sensible. Comme c’était le cas pour la souche M/7295 ces résultats étaient indépendants de la technique utilisée.

11 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Staphylococcus aureus M/7758
Deze stam was een MSSA die evenwel resistentie tegen de chinolones vertoonde. Het belang van deze stam was dus vooral om de aandacht van de laboratoria te vestigen op het mogelijk multiresistente karakter van een MSSA en niet zozeer om de gevoeligheidsbepaling voor oxacilline bij een S. aureus te evalueren. Cette souche était un MSSA, résistant aux quinolones. L’intérêt de cette souche était donc d’attirer l’attention des laboratoires sur le caractère potentiellement multirésistant d’une souche de MSSA plutôt que d’évaluer la capacité à déterminer la sensibilité à l’oxacilline d’un S. aureus. Voor wat de MLS betreft, werd er vastgesteld dat 46/179 (25%) laboratoria die de resistentie tegen de macroliden correct gedetecteerd hebben, de gevoeligheid voor clindamycine niet gewijzigd hebben. Dit illustreert duidelijk het gebrek aan duidelijke aanbevelingen hieromtrent. De Amerikanen raden aan om clindamycine als R te antwoorden maar er een commentaar aan toe te voegen dat aangeeft dat in sommige klinische omstandigheden clindamycine gebruikt kan worden. De Fransen raden niet aan om systematisch te corrigeren. De microbioloog moet dus zeker de clinicus waarschuwen over het risico van therapiefalen in bepaalde klinische situaties. En ce qui concerne les MLS, on a constaté que 46/179 (25%) labos ayant correctement détecté la résistance aux macrolides n’ont pas corrigé la sensibilité à la clindamycine. Ceci illustre bien le manque de recommandations claires à ce sujet. Les américains proposent de rapporter R pour la clindamycine en rajoutant un commentaire indiquant que dans certaines situations cliniques la clindamycine peut être utilisée. Les français ne recommandent pas de corriger systématiquement. Le microbiologiste doit donc certainement avertir le clinicien d'un risque d'échec thérapeutique dans certaines situations cliniques.

12 Microbiologie: antibiogram/antibiogramme Klebsiella pneumoniae M/7759
De stam die werd rondgestuurd was een Klebsiella pneumoniae met een plasmidair ampC (DHA1) én een SHV 11 b -lactamase. In het begeleidend commentaar werd tevens een eenvoudige methode beschreven voor het opsporen van een ampC b-lactamase, de ampC disk test. Dit commentaar benadrukte eveneens dat gevoeligheidsbepalingen steeds moeilijker te interpreteren worden nu er meer en meer data beschikbaar zijn over resistentie mechanismen. Meer en meer wordt aangeraden om bij ernstige infecties deze organismen op dezelfde manier te behandelen als ESBL producerende K. pneumoniae. Het mag dus duidelijk zijn dat deze kiemen niet zomaar als gevoelig voor de 3e (en 4e) generatie cefalosporines kunnen worden doorgegeven en dat het laboratorium de clinicus beter verwittigt van mogelijk therapiefalen met deze antibiotica. La souche envoyée était une Klebsiella pneumoniae avec un ampC plasmidique (DHA1) et une b - lactamase SHV 11. Le commentaire sur l’échantillon a décrit un test simple pour détecter les ampC . Le commentaire a également illustré que les tests de détermination de la sensibilité deviennent de plus en plus difficiles à interpréter vu que la détection de ces mécanismes nécessite l’utilisation de molécules non utilisées en clinique . On conseille de plus en plus de traiter les infections sévères de ces germes de la même façon que les K. pneumoniae productrices de BLSE. Il doit donc être clair que ces souches ne peuvent pas être répondues comme sensibles aux céphalosporines de 3e (et 4e) génération sans commentaire et que le laboratoire ferait mieux d’avertir le clinicien d’un échec thérapeutique possible avec ces antibiotiques.

13 Parasitologie: 2007/1(1) P/7254: Giardia lamblia, Entamoeba histolytica (en/et Blastocystis hominis) Resultaten/résultats: 98.9% Giardia lamblia 58.9% Entamoeba histolytica/dispar (+ 6.1% Entamoeba spp.; % Entamoeba non- histolytica/dispar) 30.6% Blastocystis hominis P/7255: Afwezigheid van parasieten/Absence de parasites  92.1% Afwezigheid van parasieten/Absence de parasites

14 Parasitologie: 2007/1(2) P/7254 (2007/1) = P/ 6231 (2006/1)
Giardia lamblia 97.9% 98.9% Entamoeba histolytica 28.6% 37.8% Entamoeba histolytica /dispar 12.2% 18.9% Entamoeba dispar 2.1% 2.2% Entamoeba species 6.3% 6.1% Blastocystis hominis 26.4% 30.6% P/6695 (2006/1) P/7255 (2007/1) Afwezigheid van parasieten/Absence de parasites 86.8% 92.1%

15 Parasitologie: 2007/2 P/7368: Entamoeba coli Resultaten/résultats:
Commentaar/commentaire Het pathogene species Entamoeba histolytica kan morfologisch niet gedifferentieerd worden van het niet-pathogene Entamoeba dispar. L’espèce pathogène Entamoeba histolytica ne peut pas être différenciée morphologiquement de l’espèce non pathogène Entamoeba dispar. Voor elk parasitologisch onderzoek is het aangeraden om gedurende 3 opeenvolgende dagen stoelgangstalen te verzamelen want de eieren worden discontinu uitgescheiden. Pour tout examen parasitaire, la récolte de trois échantillons de selles durant trois jours consécutifs est recommandée car l’émission des œufs est discontinue. P/7376: Hymenolepis nana   93.9% Hymenolepis nana

16 Parasitologie: 2007/3 P/7870: Plasmodium ovale Resultaten/résultats:
+ 20.8% Plasmodium spp % Plasmodium non-falciparum % ander species dan /autre espèce que Plasmodium ovale P/7875: Plasmodium malariae   44.3 % Plasmodium malariae + 20.2% Plasmodium spp % Plasmodium non-falciparum % ander species dan /autre espèce que Plasmodium ovale Het commentaar benadrukte het belang van het onderscheid tussen P.falciparum en P. non-falciparum. P.falciparum onderscheidt zich in termen van complicaties en mortaliteit van de andere species, en vereist een specifieke behandeling met indien nodig ziekenhuisopname. Le commentaire a accentué l’intérêt de la distinction entre P. falciparum et P. non-falciparum. P.falciparum se distingue en termes de complications et de mortalité des autres espèces et demande un traitement spécifique avec, si nécessaire, une admission à l’hôpital.

17 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Borrelia
Het staal S/7075 werd opgestuurd voor de bepaling van anti-Borrelia antistoffen vanuit didactische gronden. Het staal was immers negatief op anti-Borrelia antistoffen (bewezen door leden van het expert comité aan de hand van blottechnieken), maar bevatte anti- anaplasmose antistoffen. Het doel van deze EKE was om na te gaan of er kruisreacties optraden met bepaalde kits voor deze anti-anaplasmose antistoffen en de laboratoria vertrouwd te maken met het bestaan van deze kruisreacties. L’échantillon S/7075 a été envoyé pour détermination des anticorps anti-Borrelia d’un point de vue didactique. L’échantillon était négatif pour les anticorps anti-Borrelia (démontré par des membres du comité d’experts à l’aide des techniques de blot), mais contenait des anticorps anti-anaplasmose. Le but de cet EEQ était de déterminer s’il existe des réactions croisées avec ces anticorps anti-anaplasmose dans l’utilisation de certaines trousses. Le but était également de familiariser les laboratoires avec l’existence de ces réactions croisées. Resultaten/résultats - totale AS/Ac totaux: 100% - - IgG: % - - IgM: 100% In het begeleidende commentaar werd benadrukt dat de specificiteit van de verschillende technieken die door de laboratoria gebruikt werden uitstekend is. Le commentaire sur les résultats de l’enquête a accentué le fait que la performance des techniques mises en œuvre par l’ensemble des laboratoires en termes de spécificité est excellente.

18 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Rubella (1)
De resultaten van de IgG bepalingen waren afhankelijk van de gebruikte kits: 88 (51.8%) laboratoria bekwamen een negatief resultaat, 44 (25.9%) een positief en 38 (22.3%) een borderline. Het bleek dat 61/62 gebruikers van de kit AxSYM Rubella IgG, en alle gebruikers van de kits ADVIA Centaur Rubella en VIDIA Rub IgG een “niet-negatief” resultaat bekwamen. Het onderzoek van de firma’s Abbott en bioMérieux, Siemens bevestigde dat dit staal in functie van de techniek verschillende resultaten kan geven. Op de problematiek van de stalen met een borderline resultaat werd nader ingegaan in het begeleidende commentaar . Les résultats des IgG dépendaiant des trousse utilisées: 88 (51.8%) laboratoires ont obtenu un résultat négatif, 44 (25.9%) un résultat positif et 38 (22.3%) un borderline. il s’est avéré que 61/62 des utilisateurs de la trousse AxSYM Rubella IgG, et tous les utilisateurs des trousses ADVIA Centaur Rubella et VIDIA Rub IgG ont obtenu un résultat « non négatif ». L’examen des firmes Abbott, bioMérieux et Siemens a confirmé que l’échantillon peut fournir différents résultats en fonction de la technique utilisée. Le problématique des échantillons avec un résultat borderline a été développée dans le commentaire.

19 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Rubella (2)
Het is gekend dat wanneer verschillende kits gebruikt worden om borderline positieve stalen te testen, de resultaten kunnen variëren van negatief naar positief en dit afhankelijk van de gebruikte test. De reden hiervoor is de cut off waarde die door de fabrikanten worden gekozen. Sommigen verkiezen een eerder lagere cut off voor hun test en beschouwen hun kit als "gevoeliger" voor de detectie van antistoffen, anderen nemen een ietwat hogere cut off waardoor dergelijke stalen eerder negatief worden gevonden. Beide opties bieden zowel voor als nadelen. Bij discordante resultaten tussen de laboratoria is het dus noodzakelijk om na te gaan met welke technieken de stalen werden getest. Patiënten waarvan het serologisch resultaat voor IgG antistoffen zich bevindt in de grijze zone, moeten beschouwd worden als niet immuun voor Rubella. Il est bien connu que, quand différentes trousses sont utilisées pour tester des échantillons borderline positifs, les résultats peuvent varier de négatif à positif selon la trousse utilisée. La raison en est le cut-off choisi par les producteurs. Certains préfèrent un cut-off plus bas pour leur trousse et la considèrent comme plus “sensible” pour la détection des anticorps ; d’autres choissent un cut-off plus élevé où ce type d’échantillon est alors considéré plutôt comme négatif. Les deux options ont leurs avantages et désavantages. En cas de désaccord entre les résultats de différents laboratoires, il est donc nécessaire d’examiner les techniques utilisées pour tester les échantillons. Les patientes dont le résultat sérologique des anticorps IgG se trouve dans la zone grise, doivent être considérées comme non immunisées pour la rubéole.

20 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse HAV
Staal/échantillon S/7225: IgG + IgM- Immuniteit/immunité Resultaten/résultats IgG 100% + Totale AS/AC totaux: 98.5% + IgM: 98.8% - Inter: 87.4% immuniteit/immunité Commentaar/commentaire Men bepaalt IgG- of totale antistoffen om immuniteit tegen het hepatitis A virus na te gaan. Men kan niet nagaan of deze immuniteit verkregen is door vaccinatie of een doorgemaakte infectie. Een eindtiter (na verdunning) biedt geen bijkomende informatie. Il faut déterminer les anticorps IgG ou les anticorps totaux afin de déterminer l’immunité au virus de l’hépatite A. il est impossible de contrôler si la personne a acquis son immunité après vaccination ou après une infection. Le titre final (après dilution) n’apporte aucune information supplémentaire

21 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse HBV
Staal/échantillon S/7225: HbsAg -, HBsAs +, HBcAs - Immuniteit na HBV-vaccinatie/immunité vaccinale au virus de l’hépatite B Resultaten/résultats HbsAg 99.4% - HBsAs 100% + HBcAs 100% - Inter: 94.5% Immuniteit na HBV-vaccinatie/immunité vaccinale au virus de l’hépatite B Commentaar/commentaire Men gaat immuniteit tegen het hepatitis B virus na door de aanwezigheid van hepatitis B surface antilichamen te bepalen. De aan- of afwezigheid van hepatitis B core antilichamen verschaft informatie over het feit of de immuniteit verkregen is door een doorgemaakte infectie (HBsAs +, HBcAs +) dan wel door vaccinatie (HBsAs +,HBcAs –). Een eindtiter (na verdunning) biedt geen bijkomende informatie. L’immunité au virus de l’hépatite B est contrôlée par la détermination de la présence des anticorps anti-HBs. La présence ou l’absence des anticorps anti-HBc permet de savoir si l’immunité a été obtenue suite à une infection (AcHBs +, AcHBc +) ou suite à une vaccination (AcHBs +, AcHBc-). Le titre final (après dilution) n’apporte aucune information supplémentaire.

22 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Syfilis/syphilis (1)
Staal/échantillon S/6980: afgenomen in kader van bloeddonatie/prélevé dans le cadre d’un don de sang Resultaten/résultats Treponemale test voor IgG of totale antistoffen/test tréponémique pour les IgG ou anticorps totaux : 100% + Niet-treponemale test/test non-tréponémique: 97.5% + Interpretatie/interprétation: Aanwezigheid van antilichamen suggestief voor een actieve (niet-behandelde) infectie: de diagnose van actieve syfilis moet worden uitgesloten op basis van klinische gegevens, anamnese, klinisch en paraklinisch onderzoek en serologisch profiel van follow-up sera/ Présence d’anticorps suggestifs d’une infection active (non traitée) ; le diagnostic doit être confirmé sur base de l’anamnèse, de données cliniques, d’investigations cliniques et paracliniques, et, du suivi sérologique 86.8%

23 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Syfilis/syphilis (2)
Commentaar/commentaire belang van het uitvoeren van zowel treponemale als niet-treponemale testen; deze laatste hebben hun nut in de opvolging van de therapie pro-zone fenomeen: laboratoria moeten alert zijn op de mogelijkheid van een pro-zone fenomeen wanneer een serumstaal positief is in de treponemale testen en negatief in de niet treponemale testen (of vice versa) l’intérêt de l’exécution des tests tréponémiques et non-tréponémiques; ces derniers ont surtout leur intérêt dans le suivi du traitement phénomène pro-zone: les laboratoires doivent être attentifs à la possibilité d’un phénomène pro-zone quand un échantillon est positif pour les tests tréponémiques et négatif pour les tests non-tréponémiques (ou vice versa).

24 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Syfilis/syphilis (3)
Enorm grote variatie in titers. Het is aangewezen dat de laboratoria die extreem afwijken van de mediaan hun procedures nazien. Indien er geen fout in de procedures kan gevonden worden moet er contact worden opgenomen met de betreffende firma Serodia TPPA (Fujirebio): de spreiding kan niet verklaard worden door lot-tot-lot variaties. Ze benadrukken dat de bijsluiter nauwgezet dient gevolgd te worden en dat extra aandacht dient besteed aan het reinigen van de bij de kit bijgeleverde droppers (om contaminatie te voorkomen), alsook aan de nauwkeurigheid bij het uitvoeren van de duploverdunning. Grande variation entre les titres. Il est conseillé pour les laboratoires qui divergent largement de la médiane de revoir leurs procédures. S’ils ne trouvent aucune faute dans les procédures, ils devraient contacter la firme en question Serodia TPPA (Fujirebio): la dispersion ne peut pas être expliquée par des variations entre les différents lots. La firme insiste sur l’importance de suivre scrupuleusement l’insert et de rincer soigneusement les “compte-gouttes” des trousses (pour éviter une contamination) et de veiller à effectuer les dilutions de manière précise.  

25 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Syfilis/syphilis (4)
De aanwezigheid van hoge positieve titers in zowel de treponemale testen als de niet treponemale testen moeten doen vermoeden dat het om een actieve syfilis gaat. Het is echter onmogelijk om enkel op basis van de serologische resultaten een recent behandelde syfilis te onderscheiden van een niet behandelde actieve syfilis. Een positieve serologie suggestief voor een actieve syfilis moet steeds worden geïnterpreteerd in functie van de klinische en anamnestische resultaten, alsook met eventuele vroegere serologische resultaten. La présence de titres élevés pour les tests tréponémiques et non-tréponémiques doit soulever la suspicion d’une syphilis active. Il est cependant impossible de distinguer une syphilis récemment traitée d’une syphilis non-traitée sur seule base des résultats sérologiques. Une sérologie positive, suggestive d’une syphilis active doit toujours être interprétée en fonction des résultats cliniques et anamnestiques, et des résultats sérologiques précédents.

26 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Brucella (1)
Staal/échantillon S/1875 Resultaten/résultats Totale AS/AC totaux: 92.2% - Rose Bengal: 42.2% -, 44.4% +; 13.3% +/- Onderzoek kon de oorzaak van het probleem niet verklaren (« aggregaten » tgv.lyofilisatie – rehydratatie ?) Un examen ne pouvait pas expliquer la cause du problème (« aggrégats » du au lyophilisation-réhydratation?)

27 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse Brucella (2)
Commentaar/commentaire Rose Bengale en ELISA testen zijn het best geschikt om de acute en chronische infecties te diagnostiseren. Acute brucellose: hoge concentratie aan antistoffen; tweede staalname 2 à 3 weken. Chronische brucellose: lage concentratie aan antistoffen; ELISA IgG test Les tests au Rose Bengale et ELISAs sont les meilleurs tests capables de couvrir les infections aiguës et chroniques. Brucelloses aiguës: haute concentration en anticorps; second prélèvement effectué 2 à 3 semaines après le premier Brucelloses chroniques: faible concentration en anticorps; ELISA IgG

28 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse HIV (1)
Staal/échantillon S/6978: AS/AC + Staal/échantillon S/6621: AS/AC - Resultaten/résultats S/6978: 100% + S/6621: 95.0% - Vals « niet-negatieve »/ faux « non-négatifs »: kit/trousse AxSYM HIV-1/2g O kit (Abbott) Specimens containing clots, red blood cells or particulate matter, must be clarified by centrifugation of at least 10,000 x g for ten minutes prior to testing to avoid inconsistent results. In addition, each specimen that requires repeat testing or that has been frozen and thawed must be transferred to a centrifuge tube and centrifuged at a Relative Centrifugal Force (RCF) of at least 10,000 x g for ten minutes

29 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse HIV (2)
De Ag p24 bepalingen met de VIDAS HIV DUO ULTRA kit, gaven het antwoord “ND” “Not Determined” weer; in tegenstelling tot verleden jaar, blijkt het dat voor de meeste laboratoria duidelijk is dat het antwoord “ND” betekent dat de sterke reactie voor de As de bepaling van het Ag p24 kan belemmeren en een adequate conclusie over Ag p24 onmogelijk is met deze test en dus andere technieken gebruikt dienen te worden. Les laboratoires ayant rapporté le résultat de l’Ag p24 de la trousse VIDAS HIV DUO ULTRA, ont fourni le résultat « ND » « Non Déterminé »; contrairement à l’année passée, il s’avère que pour la plupart des laboratoires il est clair que la réponse « ND » signifie qu’une forte réaction pour la détermination des anticorps peut empêcher la détermination de l’Ag p24 et qu’une conclusion adéquate au sujet de cet antigène est impossible avec ce test; l’ag p24 doit donc être déterminé avec une autre technique.

30 Infectieuze serologie/sérologie infectieuse HIV (3)
Combinatietesten sporen gelijktijdig de antistoffen tegen HIV-1 en -2 en het antigen p24 van HIV-1op. Dit laat toe een snellere diagnose te stellen op het ogenblik dat de patiënt nog geen antistoffen ontwikkeld heeft. Le commentaire a discuté les tests de recherche combinée des anticorps (VIH-1 et -2) et de l’antigène p24 du VIH-1. Ceci permet d’établir un diagnostic plus précoce au moment où le patient n’a pas encore développé d’anticorps. Het gebruik van een andere kit kan in geen enkel geval beschouwd als een bevestiging. La seule utilisation d’une trousse différente ne peut être considérée comme une confirmation dans un sens comme dans l’autre.

31 REJECTIE VAN NIET-GESCHIKTE STALEN/ LE REJET DES ECHANTILLONS NON-CONFORMES
70.3% beschikken over procedures binnen het laboratorium voor het verwerpen van niet-geschikte stalen 45.5% beschikken over procedures naar de aanvragers 44.2% beschikken over procedures zowel binnen het laboratorium als voor de aanvragers 26.7% hebben noch procedures binnen het laboratorium, noch voor de aanvragers 70.3% disposent de procédures dans le laboratoire pour le rejet d’échantillons non-conformes 45.5% disposent de procédures envers les prescripteurs pour le rejet d’échantillons non-conformes 44.2% disposent de procédures aussi bien dans le laboratoire qu’envers les prescripteurs 26.7% n’ont ni de procédures dans le laboratoire, ni de procédures envers les prescripteurs