De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Ouderen en voeding.

Verwante presentaties


Presentatie over: "Ouderen en voeding."— Transcript van de presentatie:

1 Ouderen en voeding

2 Inhoud Voeding voor ouderen Ondervoeding Voeding en dementie
Geriatrische voedingszorg Voeding met gewijzigde consistentie Voedingsaanbevelingen voor ouderen met diabetes Casus

3 1.1 Voedingsproblemen bij ouderen
1. Voeding voor ouderen 1.1 Voedingsproblemen bij ouderen heterogene groep WHO (2012): middenleeftijd (45-60 jaar) rijpe leeftijd (60-75 jaar) gevorderde leeftijd (75-90 jaar) hoge leeftijd (90-plus)

4 1.1 Voedingsproblemen bij ouderen
verandering in energiebalans verminderde mobiliteit verandering in lichaamssamenstelling indien behoefte < 1700 kcal verhoogd risico op tekorten 30’ beweging per dag suppletie indien nodig extra aandacht voor: vit. D (botmassa!): productie door huid verminderd vit. B12 (cognitieve functies!): resorptie kan sterk achteruit gaan met toenemende leeftijd

5 1.2 Zelfzorg verminderde mobiliteit handicaps laag inkomen
eenzaamheid en depressiviteit slechte eetlust achteruitgaan van cognitieve functies kauw- en slikproblemen dieetvoorschriften Verklaar bovenstaande factoren.

6 1.3 Fysiologische factoren
lagere stofwisseling groter verlies van vocht via de huid en geringer dorstgevoel minder snel herstel van verstoorde evenwichten obstipatie degeneratieve processen (osteoporose, sarcopenie) resorptiestoornissen gebruik van medicijnen

7 1.3 Fysiologische factoren
lagere stofwisseling vetvrije massa neemt af lichamelijke activiteit neemt meestal ook af bij < 1700 kcal risico op tekorten proces kan geremd worden door meer beweging (30’ per dag)

8 1.3 Fysiologische factoren
groter verlies van vocht via de huid en een geringer dorstgevoel vaak bewust beperking o.w.v. incontinentie of diuretica verminderde mobiliteit, handicaps, dementie kunnen zorgen voor daling vochtinname meer verlies door verminderde nierfunctie, diuretica, laxantia, hoge omgevingstemperatuur, droge lucht

9 1.3 Fysiologische factoren
minder snel herstel van verstoorde evenwichten beter voorkomen dan genezen voedingstoestand + vochtbalans!

10 1.3 Fysiologische factoren
obstipatie gebrek aan lichaamsbeweging vezelarme voeding lage vochtinname verwaarlozen defecatiedrang gebruik medicatie afwijkingen colon verminderde uitdrijvende kracht door spierzwakte

11 1.3 Fysiologische factoren
degeneratieve processen osteoporose botdichtheid afgenomen (risico fracturen) vooral beïnvloed door voeding gedurende hele leven ruime voorziening Ca en vit. D remt afname botdichtheid sarcopenie afname spierweefsel remmen door voldoende beweging ziekte: negatieve spiraal: verlies spiermassa zorgt voor immobiliteit en slechtere voedingstoestand

12 1.3 Fysiologische factoren
resorptiestoornissen resorptie voedingsstoffen verminderd, vnl. vit. B12 voorraad voor enkele jaren, dus verschijnselen treden laat op

13 1.3 Fysiologische factoren
gebruik van medicijnen sommigen invloed op voedingstoestand vb. invloed op vitamine- en mineralenstatus

14 2. Ondervoeding Voedingstherapie = adequate voeding bij ondervoeding
voldoende energie en voedingsstoffen om goede voedingstoestand te bereiken bij ernstig zieken zonder uitzicht op herstel: niet zinvol => palliatieve voeding

15 2. Ondervoeding Adequate voeding
indien onvoldoende inname: aanvulling met energierijke (drink)voeding kauw- en slikproblemen: consistentie aangepast indien oraal niet mogelijk: sonde (of ter aanvulling) indien niet mogelijk via maagdarmkanaal: TPN

16 2. Ondervoeding Hervoedingssyndroom
kan ontstaan bij patiënt die lange tijd niet of onvoldoende heeft gegeten complicaties: hartfalen, perifeer oedeem, neurologische afwijkingen kan tot plotselinge dood leiden bij hervoeden: verschuivingen in elektrolytenbalans door werking insuline laagcalorisch (1500 kcal) en opklimmen dagelijkse controle elektrolyten bij start

17 2. Ondervoeding Effect van voedingstherapie afhankelijk van oorzaak
bij ziekte is voedingstoestand minder gemakkelijk te beïnvloeden

18 2. Ondervoeding Voedingsteams soms aanwezig
screenen en behandelen van ondervoeding multidisciplinaire teams arts verpleegkundige diëtist fysiotherapeut ergotherapeut logopedist apotheker

19 2. Ondervoeding Klik hier
Welke 4 grote groepen van mogelijke oorzaken van ondervoeding zijn er? Geef telkens 2 concrete voorbeelden per groep. Welke medische gevolgen kan ondervoeding met zich meebrengen? Waarom is het risico op ondervoeding hoger op een afdeling geriatrie? Welke mogelijke voedingsaanpassingen worden toegepast indien via screening het risico op ondervoeding wordt aangetoond? Welke aanpassingen stelt de diëtiste voor om de warme maaltijd aan te rijken? Welke aandachtspunten haalt de logopediste aan i.v.m. kauw- en slikproblemen? Waarom vraag je best niet 'heeft u voldoende gegeten'? Wat kan je wél vragen? Geef 2 praktische tips om de maaltijdzorg bij personen met dementie te verbeteren. Waarom is het voor familie vaak zeer moeilijk indien interdisciplinair beslist wordt om geen voeding of vocht meer aan te bieden?

20 3. Voeding en dementie = geestelijke en lichamelijke aftakeling door stoornissen in hogere hersenschorsfuncties desoriëntatie in tijd, plaats en persoon kortetermijngeheugen aangetast, later langetermijngeheugen verschillende oorzaken onvoldoende duidelijk of voeding rol speelt bij Alzheimer, maar tekorten aan vit. B1, vit. B12, foliumzuur en vit. C verergeren verwardheid en depressie

21 3.1 Eerste stadium verlies kortetermijngeheugen, verwardheid, slechte concentratie, depressie, angst problemen bij inkoop, bereiding en planning van maaltijden Kenmerken: te weinig eten verhoogde energiebehoefte te veel eten minder/meer eetlust

22 3.2 Tweede stadium steeds minder in staat om gebeurtenissen om hem heen te beoordelen agressie, argwaan (door onbegrip) langetermijngeheugen ook aangetast spraakproblemen

23 3.2 Tweede stadium Kenmerken: eten niet herkennen
eten best eenvoudig houden (zie volgende slide) non-verbale signalen enkel ja/nee-vragen niet meer zelf kunnen eten met mes en vork kauw- en slikproblemen beperkt of geen dorstgevoel sondevoeding is een optie, maar risico op aspiratiepneumonie vrij groot en voedingstoestand gaat ondanks voldoende voeding toch verder achteruit

24 week 1, 3, 5: gewoon week 2, 4: gestructureerd

25 3.3 Derde stadium volledig afhankelijk van zorg van anderen bedlegerig
meesten overlijden door ondervoeding of infectie (aspiratiepneumonie) In goed overleg tussen familie, arts en verpleegkundigen moeten beslissingen over het voeden worden genomen die in het belang zijn van de patiënt.

26 Tekst Fingerfoods 1. Wat is het doel van fingerfood voor patiënten met de ziekte van Alzheimer? 2. Welke 3 fenomenen verhogen het risico op ondervoeding bij patiënten met de ziekte van Alzheimer?

27 4. Geriatrische voedingszorg
doel = gezonde levensverwachting handhaven of bevorderen voedingsbeleving maximale zelfzorg zo lang mogelijk optimale voedselinname beeldvorming analyse probleem evaluatie en bijsturing interventie planning

28 4. Geriatrische voedingszorg
zeer individueel doelen opstellen kwaliteit van leven! niet bedoeling dat oudere dit als extra belasting ervaart beeldvorming analyse probleem evaluatie en bijsturing interventie planning

29 4.1 Beeldvorming regelmatige evaluatie voedingstoestand
tijdig starten voedingsinterventie vb. MNA beeldvorming analyse probleem evaluatie en bijsturing interventie planning

30 4.2 Analyse van het voedingsprobleem
oorzaken nagaan beïnvloedende factoren in kaart brengen selectie naar haalbaarheid en prioriteit beeldvorming analyse probleem evaluatie en bijsturing interventie planning

31 4.3 Planning individueel plan beeldvorming analyse probleem
evaluatie en bijsturing interventie planning

32 4.4 Interventie uitvoeren
interventies m.b.t. voedingsinname voedingsbeleving zelfzorg beeldvorming analyse probleem evaluatie en bijsturing interventie planning

33 4.5 Evaluatie en bijsturing
constante evaluatie en bijsturing noodzakelijk verpleegkundigen zullen vaak als eersten problemen met voeding opmerken beeldvorming analyse probleem evaluatie en bijsturing interventie planning

34 5. Voeding met gewijzigde consistentie
mate van vloeibaarheid kan verschillen naargelang reden: gemalen voeding vloeibare voeding Gemalen voeding kauw- en slikproblemen

35 5. Voeding met gewijzigde consistentie
Geef vb. van mogelijke aanpassingen bij de warme maaltijd. Geef vb. van mogelijke aanpassingen bij de broodmaaltijden.

36 5. Voeding met gewijzigde consistentie
Vloeibare voeding kauw- en slikproblemen, na keel- en neusoperaties, bij obstructie in de oesofagus slikstoornissen: dik vloeibare voeding lage energiedichtheid zelfbereide voeding kant-en-klare voeding

37 5. Voeding met gewijzigde consistentie
Kant-en-klare vloeibare voeding Volledige drinkvoeding volwaardige vervanging vergelijkbaar met sondevoeding kan ook als bijvoeding

38 5. Voeding met gewijzigde consistentie
Bijvoeding aanvulling op gewone voeding 2 soorten: energierijke Eiwitrijke Klik hier

39 5. Voeding met gewijzigde consistentie
Voeding bij specifieke indicaties decubitus vb. Cubitan diabetes vb. Diasip

40 5. Voeding met gewijzigde consistentie
Gebruik van drinkvoeding bijvoeding = max. 2/dag volledig = 5 à 7/dag = niet haalbaar! na maaltijd of 2u voor volgende maaltijd langzaam drinken koud serveren voldoende variatie

41 5. Voeding met gewijzigde consistentie
Enterale voeding kan ook – vaak ‘s nachts - als aanvulling gegeven worden Parenterale voeding indien oraal niet mogelijk is infuusvloeistof = AZ, glucose, vetzuren (!)

42 6. Voedingsaanbevelingen bij ouderen met diabetes
Welke indeling in 3 categorieën past men toe om voedingsadviezen voor ouderen te formuleren? Waarom hanteert met niet voor alle ouderen dezelfde streefwaarde voor HbA1c? Nationale en internationale richtlijnen vanuit geriatrische- en diabetesverenigingen bevelen aan om het dieet te versoepelen voor fragiele en zorgafhankelijke ouderen. Hoe wordt de voeding bij deze patiënten in de praktijk best ingevuld?

43 7. Casus man 78 jaar rusthuis eet minder, geen zin meer in eten
weinig bezoek, vaak op zijn kamer goed te been zelf maakt hij er geen punt van 62 kg 1m75, laatste 2 maanden -2kg MAC = 20 cm, CC = 29 cm

44 7. Casus Vorm een beeld van zijn voedingstoestand. Voer een MNA uit voor zover dat mogelijk is met de gegevens die je hebt. Formuleer een besluit. Analyseer de voedingsproblemen. Welke doelstellingen stel je voorop? Noteer zijn huidige dagmenu in een tabel. Wat zou je veranderen?


Download ppt "Ouderen en voeding."

Verwante presentaties


Ads door Google