Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdEdith Maas Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
De schaduw van Jan Harrie Geelen Querido
2
Op een dag toen Ursula Timmermans niet buiten wilde spelen kwam de schaduw van Jan naast Jan lopen en zei: ‘Ik loop even met je mee Het is zulk mooi weer.’ ‘Waarom?’ zei Jan.’ ‘Ik ben jouw schaduw.’ ‘Mijn schaduw?’ ‘Ben je helemaal van mij?’ ‘Helemaal.’
3
‘Morgen loop je misschien naast iemand anders,’ zei Jan
‘Morgen loop je misschien naast iemand anders,’ zei Jan ‘O nee, dat zou ik nooit doen.’ ‘Ook niet als het iemand is die meer knikkers heeft?’ ‘Laat ze naast haar eigen schaduw lopen!’
4
‘Zullen we om het hardst rennen. ’ ‘Goed. ’ ‘Tot op de hoek
‘Zullen we om het hardst rennen?’ ‘Goed.’ ‘Tot op de hoek?’ ‘Welke hoek. O, dié hoek.’ Jan holde weg maar de schaduw haalde hem in. Ze renden wel tien keer op en neer. Niemand won. ‘Ik ben moe,’ zei Jan.
5
‘Wie heeft er nu gewonnen. ’ vroeg de schaduw
‘Wie heeft er nu gewonnen?’ vroeg de schaduw.‘Ik moest even stoppen want mijn veter zat los,’ zei Jan. ‘De mijne ook,’ zei de schaduw. ‘We moeten het nog maar eens overdoen,’ zei Jan. ‘Wel graag voor het donker is.’ ‘Als het donker wordt, moet ik naar binnen, schaduw.’
6
’s Middags werd het veel te warm
’s Middags werd het veel te warm. Jan ging in het gras liggen en de schaduw ook. De sprietjes kriebelden in Jans oren. ‘Pas op!’ fluisterde Jan. ‘Wat is er?’ ‘Hou je hoofd omlaag. Maak jezelf plat.’ ‘Ik bén plat.’ ‘Doe het nou maar.’ ‘Wat is er dan?’
7
Ursula Timmermans kwam buiten spelen. ‘Jan, kom je knikkeren?’ riep ze. ‘Jan? Waar ben je?’ ‘Ga maar,’ zei de schaduw. ‘En wat doe jij dan?’ ‘Ik knikker mee.’ ‘Heb je dan knikkers?’ ‘Net zoveel als jij.’
8
‘Meer knikkers dan de schaduw van Ursula Timmermans
‘Meer knikkers dan de schaduw van Ursula Timmermans?’ ‘De schaduw van Ursula Timmermans heeft meer knikkers dan ik.’ ‘Ja, Ursula Timmermans zelf heeft altijd meer knikkers dan ik,’ zuchtte Jan. ‘Omdat zij meestal wint.’ ‘Kom je nou nog?’ riep Ursula Timmermans. ‘Knikker maar met jezelf!’ riep Jan.
9
‘Wil je niet met me spelen. ’ ‘Ik speel al met iemand
‘Wil je niet met me spelen?’ ‘Ik speel al met iemand.’ ‘Met wie speel je dan?’ ‘Zeg ik niet.’ ‘Ik zie anders niemand.’ ‘Het is ook niemand.’ ‘Ben ik dat?’ vroeg de schaduw ‘Ja,’ zei Jan. ‘En nou stil.’
10
Ursula Timmermans knikkerde nog even op haar eentje en toen ging ze maar weer naar binnen. ‘Die is weg,’ zei Jan. ‘Haar schaduw ging ook mee. Zag je dat?’ ‘Ja.’ ’Maar ze merkte het niet eens.’ ‘Nee. Maar het is een leuke schaduw. Ik ken haar wel.’
11
‘De appelboom heeft ook een schaduw,’ zei Jan
‘De appelboom heeft ook een schaduw,’ zei Jan. ‘Zullen we daar gaan liggen?’ ‘Liever niet,’ zei de schaduw. ‘Nee?’ ‘Nee. Die is te donker. Dan ben ik er niet.’ ‘Ik hou ook niet van het donker,’ zei Jan. ‘Maar ik ben er dan wel.’
12
De zon stak en er kwam een vlinder, maar Jan was te lui om hem te vangen. ‘Ik hou van de zon,’ zei de schaduw. ‘Zonder de zon ben ik eigenlijk nergens.’ ‘Waarom kruip je dan zo dicht tegen me aan?’ ‘Ik verstop me. Achter je.’ ‘Waarom?’ ‘Ik kan niet tegen de zon.’
13
Jan en de schaduw bleven tot het avond was buiten spelen.
14
Jan gooide een bal in de lucht en de schaduw ook
Jan gooide een bal in de lucht en de schaduw ook. Als Jan de bal opving, ving de schaduw de schaduw van de bal. Jan gooide hoog, maar de schaduw gooide over de grond hoger.
15
Het was erg leuk want de schaduw hield van kunstjes
Het was erg leuk want de schaduw hield van kunstjes. Jan liet zien hoe je aan de lage tak van de appelboom kon hangen en de schaduw kon het ook. Ze deden wie het langst vol kon houden. ‘Nu zit je opeens niet vast aan mijn voeten,’ zei Jan.’Je bent mijn schaduw niet meer.’ ‘Wel,’ zei de schaduw. ‘Laat maar eens los, dan val ik.’
17
‘Ik kan niet meer,’ zei Jan. ‘Ik ook niet,’ zei de schaduw
‘Ik kan niet meer,’ zei Jan ‘Ik ook niet,’ zei de schaduw. Ze ploften samen in het zachte gras ‘Niemand gewonnen.’ ‘Niemand gewonnen.’
18
‘Eten komen. ’ riep iemand. ‘Wie is dat. ’ vroeg de schaduw
‘Eten komen!’ riep iemand. ‘Wie is dat?’ vroeg de schaduw. ‘Mijn moeder,’ zei Jan. Ik moet even naar binnen.’ ‘Eet je soms mee?’ ‘Is er binnen een lamp aan?’ vroeg de schaduw ‘’s Zomers niet.’ ‘Dan blijf ik buiten wachten,’ zei de schaduw. ‘Zonder lamp is er niks aan.’
19
‘Maar de zon schijnt nu door het raam op de muur met het schilderij met de koeien.’ ‘O. Echt?’ ‘Kom maar kijken.’ De schaduw gleed mee naar binnen over de tegels van de gang.
20
In de kamer at Jan aan tafel. Soep. En op de muur at de schaduw. Soep
In de kamer at Jan aan tafel. Soep. En op de muur at de schaduw. Soep. Want Jan zag de damp.
21
Toen Jan naar bed ging, klom hij in de vensterbank en tuurde uit het raam. ‘Schaduw?’ riep hij. ‘Ben je daar?’’ In de tuin bewoog niets ‘Schaduw?’ ‘Hier.’
22
Jan keek achter zich. De schaduw lag al in bed. Gezellig.
23
Einde
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.