De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 1: Arm en rijk in Nederland

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 1: Arm en rijk in Nederland"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 1: Arm en rijk in Nederland

2 Twee woonwijken in Eindhoven
1.1 Verschillen tussen wijken Twee woonwijken in Eindhoven Voorbeelden van verschillen. Kenmerken Doornakkers: - Rijtjeswoningen Kleine woningen (op de foto gebouwd kort na de Tweede Wereldoorlog) Rommelig straatbeeld Kenmerken De Karpen Vrijstaande woningen Grote woningen (gebouwd na het jaar 2000) Verzorgd straatbeeld Arbeiderswijk Doornakkers Villawijk De Karpen Welke verschillen zie jij?

3 Eindhoven, stad van arbeiderswijken
1.1 Verschillen tussen wijken Eindhoven, stad van arbeiderswijken Eindhoven is de vijfde stad van Nederland ( inw.). Enorm gegroeid nadat Phillips hier een lampenfabriek vestigde. Dit was na 1900. Veel mensen verhuizen naar de stad (urbanisatie). Bouw van veel nieuwe wijken. Bijv. een wijk als Doornakkers. Wijk Doornakkers is gebouwd rond 1950. Er was grote behoefte aan woningen voor de werknemers van Philips. Dit waren toen hele nette arbeiderswijken. Iedereen wilde hier graag wonen.

4 Eindhoven kent ook villawijken.
1.1 Verschillen tussen wijken Eindhoven kent ook villawijken. Deze wijken staan aan de rand van de stad of op plaatsen waar vroeger industrieterreinen waren. Hoe is dat bij jullie in de stad (of een stad in de buurt)?

5 Werk en wonen is veranderd in Eindhoven.
1.1 Verschillen tussen wijken Eindhoven verandert Werk en wonen is veranderd in Eindhoven. Na 1970 liet Philips zijn producten in het buitenland maken in goedkope lonenlanden als China. Gevolg  steeds meer werkloosheid onder de fabrieksarbeiders. Veel mensen in wijk Doornakkers werden werkloos. Rijke mensen verlieten Doornakkers. Ze verhuisden naar een wijk met mooiere, grotere woningen. Dit kan binnen Eindhoven ( bijv. De Karpen) of buiten de stad (suburbanisatie) . Achterstandswijk: woonwijk met een slechte leefbaarheid en sociale problemen, zoals structurele werkloosheid. Aandachtswijk: een achterstandswijk die wordt opgeknapt. Ook wel krachtwijk genoemd. Gevolg: Arbeiderswijken als Doornakkers verarmden. Soms is het zo erg dat de wijk verloedert tot een achterstandswijk.

6 Welvaart kun je meten met de volgende kenmerken:
1.1 Verschillen tussen wijken Welvaart in de wijk Grote verschillen in welvaart tussen de wijken Doornakkers en De Karpen. Welvaart kun je meten met de volgende kenmerken: 1. het aantal koopwoningen 2. de waarde van de woningen 1. Aantal koopwoningen: Wijk 1: Doorakkers  weinig koopwoningen (> 53% huurwoningen) Wijk 2: De Karpen  veel koopwoningen (bijna geen huurwoningen < 25 %) Welvaart: genoeg geld hebben en goed kunnen voorzien in de behoefte aan voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg (basisbehoeften).

7 Welvaart kun je meten met de volgende kenmerken:
1.1 Verschillen tussen wijken Welvaart in de wijk Grote verschillen in welvaart tussen de wijken Doornakkers en De Karpen Welvaart kun je meten met de volgende kenmerken: 1. het aantal koopwoningen 2. de waarde van de woningen 2. Waarde van de woningen Wijk 1: Doornakkers  Gemiddelde waarde: euro Wijk 2: De Karpen  Gemiddelde waarde: > euro WOZ-waarde: de gemeente bepaalt de waarde van een gebouw om te bepalen hoeveel belasting er moet worden betaald voor dat gebouw volgens de Wet Onroerende Zaakbelasting (WOZ).

8 Welzijn wil zeggen hoe goed het met je gaat.
1.1 Verschillen tussen wijken Welzijn in de wijk Welzijn wil zeggen hoe goed het met je gaat. Leefbaarheid van je wijk vergroot je welzijn. Leefbaarheid kun je meten door: 1. staat van het onderhoud aan de woonomgeving (straten, parken en speelplekken) 2. bebouwingsdichtheid; aantal woningen per km2 3. autodichtheid; aantal auto’s per km2 4. voorzieningendichtheid; zijn er belangrijke voorzieningen in de buurt van je woonwijk (basisschool, huisarts, zwembad, winkels, groenvoorziening enz.)? Welzijn: geeft aan of het goed met iemand gaat (afhankelijk van veiligheid, familie, vrienden en waardering). Leefbaarheid: hoe geschikt een woonwijk is om in te leven. Bebouwingsdichtheid: het aantal gebouwen per vierkante kilometer. Autodichtheid: het aantal auto’s per vierkante kilometer Groenvoorziening: Parken en plantsoenen

9 1. staat van het onderhoud aan de woonomgeving
1.1 Verschillen tussen wijken Welzijn in de wijk 1. staat van het onderhoud aan de woonomgeving (straten, parken en speelplekken) bebouwingsdichtheid Autodichtheid voorzieningendichtheid Wat vind jij van de leefbaarheid in deze wijk? Welzijn: geeft aan of het goed met iemand gaat (afhankelijk van veiligheid, familie, vrienden en waardering). Leefbaarheid: hoe geschikt een woonwijk is om in te leven. Bebouwingsdichtheid: het aantal gebouwen per vierkante kilometer Autodichtheid: het aantal auto’s per vierkante kilometer Groenvoorziening: Parken en plantsoenen

10 Veel veranderingen in de laatste 50 jaar.
1.2 Veranderingen in oude arbeiderswijken Veel veranderingen Veel veranderingen in de laatste 50 jaar. Vroeger veel werkgelegenheid in de fabrieken. Laag opleidingsniveau was voldoende. Geleidelijk aan ook veel gastarbeiders (vaak voor minder prettig werk). Door automatisering en verplaatsing van arbeid, minder werk. Vooral weinig werk voor laagopgeleide mensen Veel structurele werkloosheid. Vooral in wijken met laagopgeleide mensen veel werkloosheid. Opleidingsniveau: de hoogste vorm van onderwijs die mensen hebben afgemaakt. Structurele werkloosheid: blijvende werkloosheid die niet vermindert wanneer het beter gaat met de economie. In oude arbeiderswijken hoog percentage niet- westerse allochtonen. (Doornakkers 28%)

11 Vooral in oude arbeiderswijken zijn er problemen met leefbaarheid
1.2 Veranderingen in oude arbeiderswijken Wijken raken achterop Vooral in oude arbeiderswijken zijn er problemen met leefbaarheid (goedkope huurwoningen  mensen met lage opleidingen, weinig inkomen en relatief veel niet- westerse allochtonen). Weinig sociale cohesie tussen autochtonen en allochtonen. Soms zelfs spanningen, bewoners voelen zich niet met elkaar verbonden. Als gebrek aan sociale cohesie leidt tot onveiligheid, dan zie je vaak dat mensen snel verhuizen. De arme(re) mensen, hebben niet de mogelijkheid om te verhuizen. Sociale onveiligheid: sfeer van onveiligheid in een gebied die wordt veroorzaakt door asociaal of crimineel gedrag.

12 Werken aan de leefomgeving
1.3 Achterstandswijken verbeteren Werken aan de leefomgeving Opknappen van woonwijken noemen we sanering. Renovatie: woningen aanpassen aan de standaard van deze tijd. Sloop en nieuwbouw wordt toegepast als het opknappen van woningen te duur is. Ook de woonomgeving wordt opgeknapt om de leefbaarheid te vergroten. In Eindhoven: 10 achterstandswijken. Bijv. de wijk Doornakkers. Naast renovatie ook nieuwe koopwoningen. Renovatie: verouderde woningen opknappen (bijv. aanleggen van cv, plaatsen van isolatie en dubbel glas). Aanpassen aan de eisen van deze tijd. Sloop en nieuwbouw: woningen afbreken en daarna nieuwe bouwen. Bestemmingsplan: plan van een gemeente waarin staat wat er met de ruimte mag gebeuren. Gemeente maakt plan voor de leefomgeving. In het bestemmingsplan staan alle functies van alle gebieden.

13 Armoedebeleid: gemeente ondersteunt mensen met minder inkomen.
1.3 Achterstandswijken verbeteren Werken met de inwoners Verbeteren van de woonomgeving lukt niet alleen door het verbeteren van de woningkwaliteit. Armoedebeleid: gemeente ondersteunt mensen met minder inkomen. Gemeente verzorgt cursussen: bijv. over gezondheid. Stedelijke vernieuwing: verbeteren van woningen en de woonomgeving samen met de projecten om de leefbaarheid te verbeteren. Stedelijke vernieuwing: verbeteren van woningen en de woonomgeving samen met de projecten om de leefbaarheid te verbeteren. Aandachtswijken: achterstandswijk die wordt opgeknapt. Ook wel krachtwijk genoemd. Achterstandswijken waar de problemen heel erg groot zijn, noemen we aandachtswijken of krachtwijken. In Nederland zijn er 40 van.

14 Verschillen in inkomen
1.4 Verschillen tussen regio’s Verschillen in inkomen Welvaart in verschillende regio’s kun je op twee manieren met elkaar vergelijken. 1. Bruto Regionaal Product (BRP) 2. Gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden Armoedegrens: het bedrag dat je minimaal nodig hebt om te voorzien in je basisbehoeften (voedsel, kleding, gezondheidszorg en onderwijs). Bruto Regionaal Product: de waarde van alle goederen en diensten die een bepaald gebied (regio) produceert. Besteedbaar inkomen: het inkomen dat je overhoudt nadat je je belastingen en premies hebt betaald. Let op! De afgebeelde figuur geeft niet het besteedbaar inkomen per huishouden weer, maar het gemiddeld besteedbaar inkomen per persoon van elke gemeente.

15 Verschillen in werkgelegenheid
1.4 Verschillen tussen regio’s Verschillen in werkgelegenheid Werkgelegenheid is verdeeld over drie sectoren: 1. Primaire sector (eerste sector): bestaansmiddelen die hun producten regelrecht uit de natuur halen. Dat zijn de landbouw, de visserij, de jacht en de delfstofwinning. 2. Secundaire sector (tweede sector): de producten uit de primaire sector worden verwerkt in de secundaire sector. Banen in de industrie, bouwnijverheid en elektriciteits-, gas- en waterleidingbedrijven zijn voorbeelden van de secundaire sector. 3. Tertiaire sector (derde sector): deze sector bestaat uit bedrijven die diensten verlenen. Een andere naam voor deze sector is de dienstensector. Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen overheidsdienstverlening en commerciële dienstverlening. In Nederland heeft de tertiaire sector (dienstverlening) de meeste banen. Beroepsbevolking: iedereen die werk heeft of werk zoekt. Werkloosheid: het percentage van beroepsbevolking zonder werk. Werkgelegenheid: alle banen in een gebied, ook de banen waarvoor nog mensen worden gezocht. Bron wikipedia: De beroepsbevolking is een economische term, waarmee het aantal mensen in een bepaald gebied wordt aangeduid dat wil, kan en mag werken. Tot de beroepsbevolking worden gerekend alle personen tussen de 15 en 65: 1. die ten minste twaalf uur per week werken; 2. die werk hebben aanvaard waardoor ze ten minste twaalf uur per week gaan werken; 3. die verklaren ten minste twaalf uur per week te willen en kunnen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor ten minste twaalf uur per week te vinden, maar toch niet werken. (werkzoekenden)

16 Verschillen in werkgelegenheid
1.4 Verschillen tussen regio’s Verschillen in werkgelegenheid De meeste (en best betaalde) banen in de tertiaire sector vind je in het westen van het land. Kennisintensieve banen bij: overheid, universiteiten, banken, enz. Ook de secundaire sector kent kennisintensieve banen. ASML is een voorbeeld van een hightechbedrijf. Migratie: de verhuizing naar een andere woongemeente. Vergrijzing: stijging van het percentage ouderen boven de 65 jaar. Grensgebieden hebben vaak weinig (goede) opleidingen en banen. Mensen verhuizen (migreren) naar andere gebieden voor goede banen: gevolg vergrijzing.

17 Verschillen in gezondheid
1.4 Verschillen tussen regio’s Verschillen in gezondheid Levensverwachting is hoog in Nederland. Maar in de grote steden is de levensverwachting lager dan het landelijk gemiddelde. Hier wonen meer mensen met een lage sociaaleconomische status (weinig opleiding, laag inkomen en eenvoudig werk en hierdoor vaak minder gezond: roken, drinken, ongezond eten en weinig sporten). Levensverwachting: het aantal jaren dat je waarschijnlijk nog te leven hebt. Sociaaleconomische status: het aanzien dat iemand heeft in de maatschappij dat vooral afhankelijk is van inkomen, opleiding en beroep.

18 De overheid stuurt op inkomen en gezondheid.
1.4 Verschillen tussen regio’s Wat doet de overheid? De overheid stuurt op inkomen en gezondheid. Inkomensbeleid - Mensen met een lager inkomen betalen minder belasting. - Mensen zonder werk ontvangen een uitkering. Beleid op het gebied van de gezondheidszorg: - Iedereen moet zich verzekeren tegen ziekte en ongevallen Welvaartsziekten: - cursussen om gezond te eten - minder zout en vet in producten - mogelijk in toekomst een vet-tax

19 De verdeling van de ruimte per provincie.
1.5 Bronnen: Ruimte, lucht en water Ruimte per inwoner De verdeling van de ruimte per provincie. Niet elke provincie is even groot. Niet elke provincie heeft een gelijke verdeling van ruimte. De bevolkingsdichtheid is het grootst in stedelijke gebieden.

20 Leefbaarheid in de grootste steden
1.5 Bronnen: Ruimte, lucht en water Leefbaarheid in de grootste steden (vergeleken met heel Nederland en met de rest van Nederland) Leefbaarheid hangt af van: veiligheid voorzieningen in de wijk afstand tot het stadscentrum - de ruimtelijke kwaliteit Ruimtelijke kwaliteit: hoe goed of slecht de gebouwen, de woonomgeving of het landschap van een gebied zijn.

21 De veeteelt als vervuiler
1.5 Bronnen: Ruimte, lucht en water De veeteelt als vervuiler Bio-industrie is een onderdeel van de veeteelt waarbij veel dieren op een kleine oppervlak worden gehouden voor bijv. vlees, eieren of bont. Hierdoor problemen (voor mens en dier) met: luchtkwaliteit vervuiling van grond- en oppervlaktewater

22 Stedelijke gebieden hebben vaak
1.5 Bronnen: Ruimte, lucht en water Stof in de stad Stedelijke gebieden hebben vaak te maken met een slechte luchtkwaliteit. Door verbranding van fossiele brandstoffen (woningen, bedrijven en auto’s) komt er veel fijnstof in de lucht. Het is schadelijk voor mensen met ademhalingsklachten en hart- of vaatziekten. Luchtkwaliteit: hoeveel of hoe weinig de lucht vervuild is. Fijnstof: stofdeeltjes die kleiner zijn dan 0,01 mm.

23 Aantrekkelijk landschap
1.5 Bronnen: Ruimte, lucht en water Aantrekkelijk landschap Waar liggen de aantrekkelijkste landschappen? Waar liggen de minst aantrekkelijke landschappen?

24 Grond- en oppervlaktewater De waterkwaliteit is sterk verbeterd.
1.5 Bronnen: Ruimte, lucht en water Grond- en oppervlaktewater De waterkwaliteit is sterk verbeterd. Vroeger werd oppervlaktewater ongezuiverd geloosd op kanalen en rivieren. Tegenwoordig is dit lozen verboden. Er zijn afspraken met onze buurlanden gemaakt. Hierdoor is de kwaliteit van het water in Maas en Rijn sterk verbeterd. Je kunt zelfs weer zwemmen op veel plaatsen waar dit vroeger niet verstandig was. Waterkwaliteit: hoe veel of weinig het grondwater en het oppervlaktewater vervuild zijn.


Download ppt "Hoofdstuk 1: Arm en rijk in Nederland"

Verwante presentaties


Ads door Google