Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
1
Revalidatiegeneeskunde
Wat heb je eraan? Erica van der Hoorn – van Doorn
2
Revalidatie het (weer) valide worden:
Medisch Specialistische Revalidatie (MSR), Revalidatiegeneeskunde Eerstelijnsrevalidatie Geriatrische revalidatiezorg (GRZ).
3
Revalidatiegeneeskunde is het geneeskundig specialisme dat zich specifiek bezig houdt met functionele diagnostiek, prognostiek en behandeling van patiënten met complexe problemen van motoriek en/of cognitie ten gevolge van een aangeboren dan wel verworven aandoening. Het doel voor de patiënt is optimale zelfredzaamheid, eigen regievoering en maatschappelijke participatie.
5
Prognostiek De relatie tussen de stoornissen in functies, beperkingen in activiteiten en problemen ten aanzien van maatschappelijke participatie; De algehele ontwikkeling van kinderen en jongeren; Het natuurlijk beloop van een aandoening; Het te verwachten effect van behandelingen op functie- en activiteitenniveau in relatie tot de participatie
6
Indicatiestelling complexiteit van de problematiek in motoriek en/of cognitie behandeldoelen afgestemd op de participatieambitie van de patiënt vitaliteit (in plaats van leeftijd) van de patiënt
7
Rematische aandoenigen Dwarslaesie Handletsel MS Traumatologie
Volwassenen Kinderen Niet-neurologisch Neurologie Amputatie NAH Chronische pijn NMA Rematische aandoenigen Dwarslaesie Handletsel MS Traumatologie Cerebrale parese Oncologie Spina bifida Perifeer zenuwletsel Ontwikkelingsachterstand
8
Stepped care Verwijzing Kort traject, terug naar verwijzer, naar ander specialisme en/ of eerste lijn Consultair traject Poliklinische revalidatiebehandeling Klinische revalidatiebehandeling
9
Rijndam locatie Beatrix ziekenhuis
Poliklinische revalidatiebehandeling Volwassenen en kinderen
10
Pijn/ kinderarts/plastisch chirurg
Schoenmaker/ instrumentmaker/ Diabetische voet Pijn/ kinderarts/plastisch chirurg
12
Wat zien wij? (niet)aangeboren hersenaandoeningen MS
Developmental coordination disorder/ motorische ontwikkelings achterstand Prikkelverwerkingsproblematiek Cerebrale parese Oncologie Handproblematiek Amputatie Neuromusculaire aandoeningen/ ALS Chronische pijn “Whiplash”
13
Revalidatie van een CVA-patient
14
Acute fase Revalidatiefase Chronische fase
15
Rev.afdeling verpleeghuis
CVA-patient Huisarts Huis Spoedeisende hulp Stroke Care Revalidatie- centrum Rev.afdeling verpleeghuis Huis Verpleeghuis Long stay
16
Revalidatiemogelijkheden:
Naar huis met therapie 1ste lijn Poliklinische revalidatiebehandeling Klinische revalidatiebehandeling Revalidatie verpleeghuis Dagbehandeling/poli verpleeghuis Blijvende opname in verpleeghuis (Palliatieve zorg)
17
Geen harde criteria welke vorm
wanneer in aanmerking komt. Voor punt 1 en 2: enkelvoudige problematiek, cliënt moet thuis zelfstandig kunnen functioneren al dan niet met mantelzorg Conditie en belastbaarheid
18
ADL-zelfstandigheid bij opname (Barthel/ FIM)
Bewustzijnsniveau eerste 48 uur (Hoge) leeftijd Status na recidief beroerte Ernst hemiplegie Status cognitie en persoonlijkheid Stemming (depressiviteit?) Aanwezigheid/draagkracht mantelzorgsysteem
19
Slikstoornissen Neglect Rompbalans Incontinentie voor urine en ontlasting Co-morbiditeit
20
Pre-morbide functioneren
Motivatie Ziekte-inzicht Leerbaarheid
21
CVA-revalidatie Interdisciplinaire team
Betrokkenheid van partner/ familie Gezamenlijk doelen stellen door patient en team Taakspecifieke training Intensieve trainig Vroeg (meteen) starten Motivatie voor oefenen verbeteren Hoe meer therapie hoe beter het herstel 48 min FT en 23 min ET Binnen 24 uur starten
23
Chronische fase Leren omgaan met beperkingen, ondersteuning, acceptatie en begeleiding. Chronische ziekte
24
Chronische revalidatie
Verwerking/ acceptatie Leren omgaan met beperkingen Ondersteuning mantelzorgers Taak HA, verwijzen voor consultatie bij: Verandering mobiliteit (door pijn/ spasme) > RA Functieverlies (SFMPC) met bedreiging zelfstandigheid > bv GOAC/SO
25
Developmental coordination disorder
Verzamelnaam voor aantal kenmerken van (licht) gestoorde motorische functies 5-10% van de basisschoolleerlingen 3 maal zoveel jongens als meisjes
26
Kenmerken Lage spierspanning Houterige motoriek Grote bewegingsonrust
Coördinatieproblemen Problemen met de fijne motoriek Problemen met houding, evenwicht, oog-handcoordinatie, lichaamsschema, tijd-ruimte waarneming, visuele informatieverwerking
27
DSM 4 De uitvoering van dagelijkse handelingen die motorische coördinatie vereisen, is beduidend slechter dan verwacht", gezien de leeftijd van een kind en het gemeten intelligentieniveau. De aandoening beinvloedt zichtbaar de schoolse prestaties of algemene dagelijkse activiteiten. De aandoening is niet het gevolg van een medische conditie (zoals cerebrale parese (verlamming) of spierdystrofie), en voldoet niet aan de criteria van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS) Als er sprake is van mentale retardatie (verstandelijke beperking), moeten de motorische problemen ernstiger zijn dan de problemen die normaal gesproken bij mentale retardatie voorkomen.
28
Diagnostiek Movement assessment battery for children
Beperkingen in het dagelijks functioneren
29
Co-morbiditeit
30
Focuspoli 4 t/m 12 jaar met motorische problemen al dan niet i.c.m. problemen op het gebied van de spraak, taal, leervaardigheden en/of gedrag. Uw kind beweegt zich houterig, is onhandig, laat dingen uit zijn/haar handen vallen, heeft moeite met de gymles, schrijven of met mes en vork eten. Daarnaast kan uw kind problemen hebben met: Leervaardigheden; uw kind heeft moeite met het maken van een handelingsplan voor het uitvoeren van taken en bij het aanleren van nieuwe vaardigheden zoals fietsen en veters strikken. Uw kind vindt het moeilijk om zijn taken en werkjes te ordenen en organiseren. Communicatie; uw kind praat onduidelijk en heeft moeite met het begrijpelijk vertellen van een verhaal zoals wat hij/zij heeft meegemaakt op school. Het ontbreekt aan structuur of uw kind kan moeilijk op woorden komen. Gedrag; uw kind kan gefrustreerd of onzeker zijn en hier op zijn of haar eigen wijze uiting aan geven door zich bijvoorbeeld terug te trekken, clownesk gedrag te vertonen of last te hebben van driftbuien. Meestal is uw kind nog niet eerder bij een revalidatiearts geweest. In sommige situaties is uw kind al bekend bij de revalidatiearts of een andere medische specialist omdat uw kind een medische diagnose heeft. In bepaalde leeftijdsfases kan het prettig zijn het totaal functioneren van uw kind (opnieuw) in kaart te brengen bij de Focuspoli. Mogelijk heeft u ook zelf hulpvragen ten aanzien van het huidige functioneren op school, thuis en in de sociale omgeving.
31
Motorische problematiek
Uw kind beweegt zich houterig, is onhandig, laat dingen uit zijn/haar handen vallen, heeft moeite met de gymles, schrijven of met mes en vork eten.
32
Praxis Het maken van een plannetje
Aanleren van nieuwe vaardigheden (fietsen, veters strikken) Moeite met ordenen en organiseren van taakjes/ opdrachten
33
Communicatie Praat onduidelijk en heeft
Moeite met het begrijpelijk vertellen van een verhaal Kan moeilijk op woorden komen.
34
Gedrag Gefrustreerd of onzeker
Terug trekken, clownesk gedrag, driftbuien.
35
Focuspoli Intake door revalidatiearts Een dagdeel
FT, ET, logopedie en kinderpsycholoog Behandeladvies
36
Casus Tim 9 jaar Verwezen door FT: is er sprake van DCD
37
Anamnese Aanleren van motorische vaardigheden
Struikelt en valt geregeld Laat geregeld dingen vallen/ valt van zijn stoel Handschrift erg onduidelijk Moeite met het uitvoeren van dubbeltaken Fietsen en op verkeer letten
38
Anamnese Regulier basisonderwijs, groep 6
Aansluiting met andere kinderen wordt minder ADL: zelfstandig, moeite met veters strikken Creatief Twee-ouder gezin, 2e van 2 kinderen Moeite met maken van een plannetje paramedici Geen vaste vriendjes, meer met meisjes, vragen over de weerbaarheid Schoolprestaties zijn goed
39
Hulpvraag Tim: kunnen sporten, harder kunnen lopen Ouders:
moeilijk in te schatten wat hij wel/ niet kan Sociale aansluiting
40
Fcouspoli Onhandig en traag in de motoriek Zet zich goed in
Spierkracht Overbeet, tongprotrusie en bemoeilijkte lipsluiting Taligniveau: ver boven het gemiddelde van zijn leeftijd Lijkt sommige dinge te hebben opgegeven Spierkaracht benen te weinig
41
Focuspoli Conclusie: DCD Kracht en conditietraining
Cognitieve ontwikkeling > sociale ontwikkeling
42
Focuspoli Adviezen: Talenten NPO
Ondersteunen bij dingen die hij moeilijk vind/ uiten gevoelens OMFT PRB OMFT icm houdingsadviezen door de FT
43
Oncologische revalidatie
Vervolg op herstel en balans 40% tussen 60 en 75 jaar oud; van deze groep is 30% 75 jaar of ouder 9% jonger dan 45 jaar Kinderen <15 jaar vormen slechts 0,6%van alle nieuwe kanker patiënten
44
Oncologische revalidatie
Dankzij medische ontwikkelingen overleeft zo'n 50 % van de patiënten meer dan 5 jaar de ziekte kanker. Daarmee wordt kanker steeds meer als een chronische ziekte beschouwd. 73.000 nieuwe patiënten met kanker per jaar in 2003, verwachting: toename tot 95.000 NP per jaar in 2015 patiënten leeft met (gevolgen van)kanker in 2000, verwachting: toename tot in 2015 (NKR 2010)
45
Oncologische revalidatie
Uit onderzoek en de praktijk kwamen er veel signalen naar voren dat patiënten na de behandeling klachten overhouden die hun kwaliteit van leven en de re-integratie beïnvloeden.
46
Oncologische revalidatie
Verschillende vormen in verschillende fasen 1. Revalidatie tijdens curatieve behandeling 2. Revalidatie na afloop curatieve behandeling 3. Revalidatie in palliatieve fase
47
Inclusiecriteria Fysiek minder belastbaar dan voorheen, verminderde kracht en conditie Vermoeidheidsklachten Psychische problemen (angst, depressie) Verstoring van het sociaal functioneren in werk/relaties/ gezinsrol/hobbies Hulpvraag
49
Oncologische revalidatie
Modules: Fysieke module Coaching en energieverdeling Arbeid Psychoeducatie/ Psychosociale begeleiding Informatie Diëtiek
50
Chronische pijn
51
Chronische pijn We spreken al over chronische pijn als de pijn langer dan 6 weken duurt. Het woord “chronisch” betekent dus dat het al lang duurt. Het zegt nog niets over de toekomst. Bij chronische pijn heeft de pijn geen waarschuwingsfunctie meer en is er geen één op één relatie (meer) met het oorspronkelijke letsel.
53
Biopsychosocia model
54
Pijnmodel van Loeser
56
Sentisisatie Bij chronische pijn wordt er wel een alarmsignaal gegeven, maar is de waarschuwing meestal niet in overeenstemming met het type letsel. Vergelijk het met een waarschuwing wanneer uw auto aangeeft dat uw oliepeil te laag is Als de garage het oliepeil heeft gecontroleerd en er blijkt niets aan de hand te zijn met het oliepeil kan het zijn dat het lampje/systeem defect is.
57
Intake revalidatiearts
Observatie fase: 2 weken Behandelfase: 12 weken FT, ET, MW en psycholoog Patient verantwoordelijk voor zijn eigen activiteiten en het verandertraject
58
Intake Contra-indicaties: Taal
Instabiele medische, emotioneel-persoonlijke en/ of sociale situatie Gerechtelijke procedures verslavingsproblematiek
59
Observatiefase Mate van beperkingen in het dagelijks leven Arbeid
Verwachtingen over het verloop van de pijn Vermijdingsgedrag/ persisterend gedrag Emoties zoaks angst en depressie Coping Verklaringsmodel van de patient Rol van de directe omgeving Gedachten over diagnostiek en behandeling
60
Behandelfase Fysieke reconditionering Educatie Graded activity
Graded exposure Belasting-belastbaarheidbalans herstellen Inzicht in beinvloedende psychosociale factoren Gericht cognitieve behandelvormen (EMDR)
63
Whiplash
64
Whiplash
65
Whiplash Nekklachten Hoofdpijnklachten Duizeligheid
Stijfheid van de nek (verminderde mobiliteit) Overgevoeligheid voor licht en geluid Concentratieproblemen Vergeetachtigheid Vermoeidheid en slecht kunnen slapen Angst Verhoogde irritatie Rugpijn
66
Whiplash Gecombineerde intake FT/ Et gericht op de CWK en prikkelovergevoeligheid
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.