Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdValentijn van der Heijden Laatst gewijzigd meer dan 6 jaar geleden
1
Betrekkelijk voornaamwoord
LES RELATIFS Betrekkelijk voornaamwoord
2
QUI QUI: het betrekkelijk voornaamwoord (die, dat) is altijd qui wanneer het onderwerp is van het erop volgende werkwoord. Voici l’homme qui m’a aidé (dit is de man die mij geholpen heeft). Ceci est le club qui a gagné (dat is de club die gewonnen heeft).
3
QUE Het betrekkelijk voornaamwoord is altijd QUE – QU’ – wanneer het lijdend voorwerp is bij het erop volgende werkwoord. Voici l’homme que j’ai aidé (dit is de man die ik geholpen heb). C’est le club qu’on a invité (dat is de club die men heeft uitgenodigd.
4
NA EEN VOORZETSEL Na voorzetsels gebruikt men:
QUI: als het over PERSONEN GAAT: L’homme avec qui je suis allée à l’école. LEQUEL (LAQUELLE, LESQUELS, LESQUELLES) als het over ZAKEN GAAT. Le stylo avec lequel je t’écris est très cher.
5
Let hierbij op dat: Lequel – lesquels of lesquelles met voorzetsel à wordt:
à + LEQUEL = AUQUEL (man.) ‘le rapport auquel je pense est à la maison’ à + LESQUELS = AUXQUELS (man. Meerv). Les films auxquels je fais référence sont bons. à + LESQUELLES = AUXQUELLES (vr. meerv) Les entreprises auxquelles j’ai écris ne répondent pas. MAAR: A LAQUELLE BLIJFT: A LAQUELLE L’affaire à laquelle je pense n’est pas résolue.
6
où Om een plaats aan te duiden gebruikt een Fransman liever où.
Le garage où est la voiture (de garage waarin de auto staat).
7
DONT Het voorzetsel DE + betrekkelijk voornaamwoord wordt vervangen door DONT (van wie, wiens, waarvan, waarover).. L’école dont les résultats sont bons (de schoolwaarvan de resultaten goed zijn). L’homme dont la fille est malade. (de man wiens dochter ziek is) Le livre dont je connais l’auteur (het boek waarvan ik de schrijver ken) Les vacances dont il parle (de vakantie waarover hij praat)
8
CE QUI – CE QUE WAT in de betekenis van dat wat – of hetgeen – is als onderwerp CE QUI en als lidend voorwerp CE QUE: Ce qui est beau n’est pas toujours utile. Wat mooi is is niet altijd nuttig. Ce que vous dites n’est pas vrai (wat u zegt is niet waar). Il n’est pas venu – ce qui m’étonne. (hij is niet gekomen, hetgeen me verbaast).
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.