Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdSofie van Wijk Laatst gewijzigd meer dan 7 jaar geleden
1
Staatsinrichting van Nederland (deel 1)
Geschiedenis van de strijd om het kiesrecht
2
Artikel 1:. Koning is onschendbaar (is niet
Artikel 1: Koning is onschendbaar (is niet verantwoordelijk voor zijn acties) Artikel 2: De ministers zijn verantwoordelijk (bestuur ligt in handen van de ministers)
3
Verdeling van de macht Tot 1848 lag in Nederland alle macht bij de koning Koning had wel ministers, maar die moesten uitvoeren wat de koning wilde Na 1848, veel verandering door de nieuwe grondwet Twee belangrijkste regels uit deze grondwet: Koning is onschendbaar Ministers zijn verantwoordelijk (ministeriële verantwoordelijkheid) Een andere belangrijke regel in de nieuwe grondwet was: Invoering van het censuskiesrecht (mannen die genoeg belasting betaalden mochten voortaan stemmen, vooral liberalen)
4
Nieuwe groepen (politieke stromingen)
Van 1848 tot ongeveer 1880 waren er vooral liberale ministers Er werd in Nederland dus vooral een liberale politiek gevoerd. Openbaar onderwijs (niet gelovig onderwijs) Vooral rijkere mensen hadden het goed Na 1880 ontstonden er twee nieuwe politieke stromingen Confessionelen (Katholieken en Protestanten) Socialisten (vaak armere arbeiders) Oorzaak van het ontstaan van deze nieuwe politieke stromingen: Confessionelen en socialisten wilden opkomen voor hun eigen rechten. In de Tweede Kamer zaten behoorlijk veel liberalen en bijna geen confessionelen of socialisten.
5
Verzuiling (vanaf 1900) Rond 1900 begint de verzuiling (verdeling van de samenleving in groepen) Er ontstaan vier groepen (zuilen) Nederlandse maatschappij Ze noemen deze groepen zuilen omdat ze samen de Nederlandse maatschappij droegen. liberaal katholiek protestants socialistisch Oorzaak van de verzuiling: Door de opkomst van de industrie in Nederland trokken veel mensen van het platteland naar de stad. In de stad wilden de mensen hun eigen geloof en politieke ideeen beschermen.
6
De zuilen Elke zuil heeft zijn eigen kenmerken (houd er rekening mee dat dit de situatie is van rond 1900) zuil Liberale zuil Katholieke zuil Protestantse zuil Socialistische zuil Politiek leider Johan Rudolph Thorbecke Herman Schaepman Abraham Kuyper Pieter Jelles Troelstra Partij Liberale Unie RKSP ARP SDAP Onderwijs Openbaar (vooral voor rijkeren) Katholiek (christelijk) Protestants (christelijk) Openbaar onderwijs (voor iedereen) Bijdrage democratisering Grondwetswijziging Liberale grondrechten Schoolstrijd + emancipatie Katholieken Christelijk denken in de wetgeving Emancipatie arbeiders Aanhangers Hogere burgerij Katholieken uit alle lagen van de samenleving Kleine luyden oftewel de middenstand (Geschoolde) arbeiders
7
Naar algemeen kiesrecht (voor mannen)
Twee groepen voelden zich nog steeds achtergesteld: Confessionelen (katholieken en protestanten wilden bijzonder onderwijs gesubsidieerd krijgen) Confessionelen streden hierin tegen de liberalen, die wilden dat onderwijs openbaar (niet christelijk) bleef schoolstrijd Socialisten (wilden algemeen kiesrecht voor alle mannen) Socialisten wilden kiesrecht voor alle mannen, maar liberalen wilden dit liever niet
8
Naar algemeen kiesrecht (voor mannen)
Socialisten en confessionelen hielpen elkaar in de Tweede Kamer Pacificatie van 1917: Deal tussen socialisten en confessionelen om elkaar te steunen in de Tweede Kamer - Socialisten stemden voor de subsidiering van bijzonder onderwijs - Confessionelen stemden voor algemeen kiesrecht voor mannen Als toevoeging bij het algemeen kiesrecht voor mannen werd het districtenstelsel vervangen door het stelsel van evenredige vertegenwoordiging Stelsel van evenredige vertegenwoordiging: Eerlijke verdeling zetels, dus 20 procent van de stemmen betekent 20 procent van de zetels in de Tweede Kamer.
9
Algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen
Vanaf 1917 hadden alleen alle mannen kiesrecht door de pacificatie van 1917 Vrouwen streden ook voor kiesrecht maar werden nooit serieus genomen, ze kregen in 1917 wel passief kiesrecht. (ze mochten wel worden gekozen in de 2e kamer) Uiteindelijk kregen vrouwen in 1919 ook kiesrecht Dit kiesrecht werd vooral gerealiseerd door de inspanningen van: Aletta Jacobs (eerste vrouw die mocht gaan studeren aan een universiteit, richtte tevens de VVV; Vrije Vrouwen Vereniging) Wilhelmina Drucker (oprichtster van de VvVK; Vereniging voor VrouwenKiesrecht) Het streven naar gelijke rechten van vrouwen op het gebied van onderwijs en kiesrecht wordt ook wel de Eerste Feministische Golf genoemd. Links: Aletta Jacobs Rechts: Wilhelmina Drucker
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.