De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub

Hoofdstuk 3: Vestigingsplaatsonderzoek Blz. 80 tm 105

Verwante presentaties


Presentatie over: "Hoofdstuk 3: Vestigingsplaatsonderzoek Blz. 80 tm 105"— Transcript van de presentatie:

1 Hoofdstuk 3: Vestigingsplaatsonderzoek Blz. 80 tm 105
Marketing Hoofdstuk 3: Vestigingsplaatsonderzoek Blz. 80 tm 105

2 Introductie Voordat je een vestigingsplaats kiest wil je informatie over de buurt. Je wilt bijvoorbeeld weten of jouw winkelformule wel past bij het gebied en of de concurrentie niet te groot is. Ga naar

3 Zoek op wat de leeftijdsopbouw van de buurt “De Uithof” in Utrecht is.
Zoek op wat de samenstelling van de huishoudens in deze buurt is. Zou je op basis van deze gegevens hier wel of geen speciaalzaak in babyspullen beginnen? Leg uit…..

4 3.1: Keuze voor een vestigingsplaats
Vestigingsplaats op Lowlands....? De vestigingsplaats moet aansluiten bij de gekozen winkelformule: Welke doelgroep richt de winkel zich Welke consumentenbehoeften vervult de winkel Welk assoritment biedt de winkel aan Op basis van de winkelformule bepaal je wat geschikte plaatsen zijn om de winkel te vestigen

5

6 Plaats De P van plaats De p van plaats is het minst flexibel van alle p’s uit de marketingmix. Punten waarop je moet letten bij een vestigings- plaats: Doelgroep Vestigingsplaats Locatie Winkelpand Verzorgingsgebied

7 Doelgroep De vestigingsplaats van de winkel hangt samen met het soort product dat je verkoopt. Bepaald of je doet aan: - Intensieve distributie (convenience goods) - Selectieve distributie (shopping goods) - Exclusieve distributie (specialty goods)

8 Vestigingsplaats Plaats en promotie
Er zijn verschillende soorten vestigingsgebieden Buurtwinkelcentrum Wijkwinkelcentrum Stadsdeelwinkelcentrum Stadswinkelcentrum Nationaal winkelcentrum

9 Buurtwinkelcentrum Buurt “verzorgende” functie
Voor de dagelijkse boodschappen Uit een straal van 500 meter komen klanten Maximaal 10 winkels Supermarkt Ongeveer 4000 inwoners Voorbeeld: een straatje met een supermarkt, slager, kapper en een bloemenstal….

10 Wijkwinkelcentrum Bedient een hele wijk
Niet alleen de dagelijkse boodschappen Voorbeeld: Savorin Lohmanplein

11 Stadsdeelwinkelcentrum
Bedient ongeveer gezinnen In directe omgeving van het centrum, in een straal van 2 km. Daarnaast nog 60000 gezinnen uit de wijdere omgeving. Verkoop van verschil- lende goederen Vaak ook uitgaansgelegenheid (horeca, bioscoop) (Leyweg)

12 Stadwinkelcentrum Groter dan een stadsdeelwinkelcentrum
Voorbeeld: Den Haag centrum!

13 Nationaal winkelcentrum
Trekt klanten uit het hele land! Voorbeeld: Kalverstraat A-dam

14 Centrummanager In dienst van de gemeente
Zorgt voor overleg tussen gemeenten en ondernemers / klanten Maken afspraken over het aantrekkelijker maken van het winkelgebied.

15 Overbewinkeling en onderbewinkeling
Overbewinkeling: meer winkels dan klanten Gevolg: leegstand, Reden: winkelruimtes leveren meer op dan woonruimtes De slag om Nederland: overbewinkeling Onderbewinkeling: Minder winkels dan klanten

16 Locatie Directe omgeving Parkeerplaatsen Aanwezige concurrentie Bereikbaarheid Uitstraling

17 Winkelpand Bouwkundige staat (aandacht trekken) Onderhoud Winkelvloeroppervlakte (BVO, WVO, VVO) Kosten Frederik hendrikstraat

18 Verzorgingsgebied De aanwezigheid van concurrenten (direct en indirect) Het mogelijke marktaandeel van de concurrenten (wat is reeel, maak een schatting van de omzet, let op je potentiele klanten) De demografische opbouw van de bevolking in het gebied (Leeftijd, inkomen). Hoe groot is de doelgroep (aantal personen). Wat is hun koopkracht. Hoe groot zijn hun consumptieve bestedingen?

19 Vestigingsplaatsonderzoek
Hiermee kun je bepalen: Sluit winkelformule aan bij de wensen van de potentiële klanten in het verzorgingsgebied? Is er voldoende omzet is te behalen, gezien de aanwezigheid van concurrenten? Maak opdracht 1 tot en met 3 (blz. 98 en 99)

20 3.2: Vestigingspunt Ga onderzoeken of de plaats waar jij je winkel wilt gaan vestigen wel genoeg omzet kan opbrengen. Berekeningen zijn vaak wel gebaseerd op schattingen! Kan je wel voldoende inzicht geven of de vestiging genoeg mogelijkheden bied (qua omzet) Moet je ook doen van de bank als je geld wilt gaan lenen!

21 Wat heb je nodig Bestedingen per hoofd × aantal inwoners primair verzorgingsgebied (CBS/Statline of detailhandelinfo.nl Koopkrachtbinding Koopkrachtafvloeiingspercentage Omzet directe concurrentie Geschatte potentiële eigen jaaromzet

22 Als detaillist kan een vestigingsplaats-onderzoek inzicht geven in de omzet.
Bestedingen hoofd x aantal inwoners Koopkrachtafvloeiing (%) -/- Bestedingen door primair verzorgingsgebied in primair verzorgingsgebied = Koopkrachttoevloeiing (€ of %) + Totale bestedingen in het primaire verzorgingsgebied Omzet directe concurrentie Omzet indirecte concurrentie Geschatte potentiele eigen jaaromzet = theoretische ruimte in de markt

23 Winkel in AGF (blz. 91) Bestedingen hoofd x aantal inwoners (40000 x 412) Koopkrachtafvloeiing (%) (10%) -/- Bestedingen door primair verzorgingsgebied in primair verzorgingsgebied = Koopkrachttoevloeiing (€ of %) (4% van…) + 659200 Totale bestedingen in het primaire verzorgingsgebied Omzet directe concurrentie Omzet indirecte concurrentie Geschatte potentiele eigen jaaromzet = theoretische ruimte in de markt 491200

24 Swotanalyse Swot = Strenghts, Weaknesses, Opportunities and Threats In het nederlands: Stekte Zwakte Kansen Bedreigingen Uitleg + voorbeeld SWOT analyse (engels)

25 Bij de SWOT analyse kijk je onder andere naar de sterke en zwakke punten van een vestigingspunt.
Bijvoorbeel: Aanwezigheid van parkeerplaatsen (S) of te veel concurrentie (W). Vergelijk jouw bedrijf met een vergelijkbaar bedrijf (deze vergelijking noem je benchmarking).

26 Bevolkingspotentieel
Bevolkingspotentieel: het aantal klanten van een verzorkgingsgebied. Hoe groot is het verzorgingsgebied? Hoe dichter de klant bij het bedrijf woont hoe groter het gewicht…. Alles kun je opvragen bij het CBS (Centraal Bureau voor de Statisstiek)

27 Koopkrachtbinding De mate waarin de inwoners van een bepaald gebied hun bestedingen doen bij de winkels die in datzelfde gebied gevestigd zijn. Dit is een %! Op te vragen bij het CBS

28 Koopkrachtafvloeiing
Bestedingen van de mensen binnen het primaire verzorgingsgebied bij winkels buiten het primaire verzorgingsgebied. Dit zijn de aankopen van de mensen die buiten hun primaire verzorgingsgebied hun aankopen doen. Bindingspercentage = bijv. 76% (dan heb je voor 24% afvloeiing)

29 Maak: opdracht 4 tot en met 9

30 Dussss. Zorg er voor dat je opvalt tussen je concurrent!
Dit noem je: onderscheiden!

31 Omzet van je (directe) concurrent?
Deze kun je inschatten….. Gebruik kengetallen! - Omzet per m2 VVO - Omzet per m2 BVO - Gemiddelde arbeidsproductiviteit per FTE - Omzetsnelheid

32 Omzet indirecte concurrent
Is moeilijker in te schatten. Je zou de oppervlakte van de overlappende artikelgroep kunnen nemen en die vermenigvuldigen met de omzet per m2 vvo van de branche.

33 Taakstellende omzet De omzet waarop je stuurt!
Meestal is dit de omzet die je minimaal moet halen om voldoende winstgevend te zijn. Deze omzet bepaald de ondernemer zelf of wordt berekend door hoofdkantoor. Breakevenomzet + winst = taakstellende omzet

34 Welstandsklassen Indeling van de inkomensklassen van Nederland. Rekeninghoudend met: - Inkomen - Beroep - Opleiding - Leeftijd - Mate van leidinggeven Maak opdracht: 10 ,11 en 12

35 Maak nu opdracht 13 en 14 Maak gebruik van bladzijde 90.


Download ppt "Hoofdstuk 3: Vestigingsplaatsonderzoek Blz. 80 tm 105"

Verwante presentaties


Ads door Google