Download de presentatie
De presentatie wordt gedownload. Even geduld aub
GepubliceerdJacobus Smeets Laatst gewijzigd meer dan 8 jaar geleden
1
allesvoorengels.nl
2
1. Wat betekenen aangeplakte vragen? 2. Aangeplakte vragen na am, is, are, can, could, will, have 3. Aangeplakte vragen na andere werkwoorden 4. Samenvatting allesvoorengels.nl
4
His girlfriend is nice, isn’t she? Zijn vriendin is aardig, hè? You work hard for school, don’t you? Jij werkt hard voor school, toch? They are amazing, aren’t they? Zij zijn geweldig, nietwaar? allesvoorengels.nl
6
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter. We are friends, aren’t we? His mother can cook, can’t she? Rudolf will come, won’t he? I am quite old, aren’t I? allesvoorengels.nl I, you, she, he, it, we, you, they I krijgt aren’t in de aangeplakte vraag
7
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky could help you, _______? 2. I am a great guy, _______? 3. My father is awesome, _______? I, you, she, he, it, we, you, they
8
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky could help you, couldn’t he? 2. I am a great guy, _______? 3. My father is awesome, _______? I, you, she, he, it, we, you, they
9
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky could help you, couldn’t he? 2. I am a great guy, aren’t I? 3. My father is awesome, _______? I, you, she, he, it, we, you, they
10
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky could help you, couldn’t he? 2. I am a great guy, aren’t I? 3. My father is awesome, isn’t he? I, you, she, he, it, we, you, they
11
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter. We aren’t friends, are we? His mother can’t cook, can she? Rudolf won’t come, will he? I am not old, am I? allesvoorengels.nl I, you, she, he, it, we, you, they
12
allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky couldn’t help you, _______? 2. I am not a great guy, _______? 3. My father isn’t awesome, _______? I, you, she, he, it, we, you, they Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter
13
allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky couldn’t help you, could he? 2. I am not a great guy, _______? 3. My father isn’t awesome, _______? I, you, she, he, it, we, you, they Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter
14
allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky couldn’t help you, could he? 2. I am not a great guy, am I? 3. My father isn’t awesome, _______? I, you, she, he, it, we, you, they Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter
15
allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Franky couldn’t help you, could he? 2. I am not a great guy, am I? 3. My father isn’t awesome, is he? I, you, she, he, it, we, you, they Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je herhaalt het werkwoord. Je zet de persoon erachter
17
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je begint de vraag met doesn’t / don’t. Je zet de persoon erachter. They like pancakes, don’t they? My father swims fast, doesn’t he? Lindsay loves me, doesn’t she? I work very hard, don’t I? allesvoorengels.nl she, he, it de rest
18
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je begint de vraag met doesn’t / don’t. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl she, he, it de rest Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas rides a horse, _______? 2. My teachers and I get along, _______? 3. The motor makes noise, _______?
19
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je begint de vraag met doesn’t / don’t. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl she, he, it de rest Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas rides a horse, doesn’t he? 2. My teachers and I get along, _______? 3. The motor makes noise, _______?
20
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je begint de vraag met doesn’t / don’t. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl she, he, it de rest Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas rides a horse, doesn’t he? 2. My teachers and I get along, don’t we? 3. The motor makes noise, _______?
21
Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) Je begint de vraag met doesn’t / don’t. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl she, he, it de rest Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas rides a horse, doesn’t he? 2. My teachers and I get along, don’t we? 3. The motor makes noise, doesn’t it?
22
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je begint de vraag met does / do. Je zet de persoon erachter. They don’t like pancakes, do they? My father doesn’t swim fast, does he? Lindsay doesn’t love me, does she? I don’t work very hard, do I? allesvoorengels.nl she, he, it de rest
23
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je begint de vraag met does / do. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas doesn’t ride a horse, _______? 2. My teachers and I don’t get along, _______? 3. The motor doesn’t make noise, _______? she, he, it de rest
24
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je begint de vraag met does / do. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas doesn’t ride a horse, does he? 2. My teachers and I don’t get along, _______? 3. The motor doesn’t make noise, _______? she, he, it de rest
25
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je begint de vraag met does / do. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas doesn’t ride a horse, does he? 2. My teachers and I don’t get along, do we? 3. The motor doesn’t make noise, _______? she, he, it de rest
26
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Je begint de vraag met does / do. Je zet de persoon erachter. allesvoorengels.nl Maak de aangeplakte vraag: 1. Sinterklaas doesn’t ride a horse, does he? 2. My teachers and I don’t get along, do we? 3. The motor doesn’t make noise, does it? she, he, it de rest
28
Na een ontkennende zin (-) is de aangeplakte vraag bevestigend (+) Na een bevestigende zin (+) is de aangeplakte vraag ontkennend (-) allesvoorengels.nl am, is, are, can, could, willAndere werkwoorden werkwoord (+ n’t) + persoondo(n’t) / does(n’t) + persoon …are you? …couldn’t he? …don’t you? …doesn’t she?
Verwante presentaties
© 2024 SlidePlayer.nl Inc.
All rights reserved.