Ontstaan van een decentrale, feodale standensamenleving
1. Het leenstelsel: een feodaal europa ontstaat
Het leenstelsel Wat was het? Hoe ontstaan (en waarom)? Leg uit: adel Verschil leenstelsel – hofstelsel?
Hoe ontstond het feodalisme? Karel de Grote had geen eigen leger moest op getrouwen rekenen om soldaten en wapens te leveren moest hen van de nodige middelen voorzien gaf grond (of een ambt) ‘te leen’ in ruil voor wederdiensten (bestuur, oorlog, rechtspraak enz.)
Het leenstelsel Leenstelsel: welke voordelen? welke nadelen? welke gevolgen op lange termijn? In West-Europa werd het feodalisme pas rond 1800 afgeschaft (bestond dus bijna 1000 jaar)
De leenceremonie Symbolen: Kleur groen : adel Koning (= de suzerein) : Kroon Zit (troon) (Kroon)vazal Knielt Wijnrank: vruchtbaarheid van het grondstuk (?) Band van trouw Handen in elkaar Eed (werd vaak hernieuwd) Omhelzing Leenkus (= ‘handtekening’) Takje (teken van de leenmacht) Miniatuur uit de Saksenspiegel (13e eeuw)
Welke bijstand leverde de vazal? Leengebied besturen (Militaire) bijstand aan de leenheer Geld bijeenbrengen om de leenheer vrij te kopen als die door de vijand krijgsgevangen was genomen, Bijdragen tot de bruidsschat van de dochter van de leenheer, … Filips de Goede, graaf van Vlaanderen, en een (achter)vazal
Wie felonie of leenbreuk beging… (= wie tekortschoot in zijn verbintenissen of de leenheer verraadde) …moest zich verantwoorden voor de leenrechtbank… … en kon zwaar gestraft worden, soms zelfs met de dood.
Gevolgen van het feodaal stelsel voor het bestuur Geleidelijke verbrokkeling van het territorium Geleidelijke decentralisatie van de macht : waarom? Niet de suzerein, maar de leenmannen riepen de legermacht bijeen Steeds vaker werd het leen als erfelijk beschouwd
Gevolgen van het verval
2. De standensamenleving
De middeleeuwse standensamenleving
Lijfeigenschap is de situatie dat iemands lichaam wordt beschouwd als het eigendom van de heer (landsheer, heerser) van een bepaald gebied. Het is een vorm van horigheid die de slavernij dicht benadert. Het verschil met slavernij is voornamelijk dat lijfeigenen een gezin konden stichten (wat met slaven lang niet altijd het geval was), een stukje land mochten bebouwen om hun gezin te voeden en niet zonder hun gezin en hun land konden worden verkocht. De horigen waren boeren die bepaalde verplichtingen hadden tot een heer. Horigen waren geen eigenaar van hun grond, maar ze hadden bepaalde gebruiksrechten. In ruil daarvoor hadden ze verplichtingen die konden bestaan uit het afdragen van een deel van de oogst of het verlenen van bepaalde diensten (hand-en-spandiensten). Ook de heer had verplichtingen naar "zijn" horigen toe. Met name het verzekeren van rechtszekerheid en veiligheid en ook een zekere sociale zekerheid behoorden tot deze taken. De relatie horige-heer kon niet eenzijdig worden opgezegd en ging in beginsel over op een volgende generatie. In tegenstelling tot lijfeigenen konden horigen wel bezit hebben en overerven Toch klopt de tekening niet helemaal: het is niet zo dat grotere onvrijheid altijd grotere ellende betekent, en relatief meer vrijheid meer welvaart. Vele lijfeigenen werden relatief goed gevoed en gekleed, terwijl veel pachters - als hun akkertjes klein waren en de pachten hoog - in bittere armoede leefden (net zoals bijvoorbeeld heel wat arme priesters op het platteland, of lage edelen zonder landgoed).
Eerste stand: de clerus Wie? Hoge clerus: bisschoppen/abten Lage clerus: pastoors/monniken Taken, plichten? ‘Bidden’ Administratie , bidden, werken, onderwijs,... Voorrechten (privileges)? Tienden innen Eigen rechtbanken Geen belastingen Derde stand Wie? Vrije boeren Onvrijen: horigen & lijfeigenen Later: ontstaan van een burgerij in de steden (rijk en vermogend door handel of ambacht) Taken, plichten? ‘Werken’ Werken op domeinen van clerus en adel Belastingen betalen Voorrechten (privileges)? Geen Tweede stand: de adel Wie? Hoge adel: oude geslachten met veel grond en prestige Lage adel: ambtsadel (ambtenaren van de koning + ridders) Taken, plichten? ‘Vechten’ Koninklijke diensten, bestuur en bescherming Voorrechten (privileges)? Geen belastingen Eigen rechtbanken
Standensamenleving Wat was bepalend voor iemands stand? Hoe was het gesteld met de sociale mobiliteit in de middeleeuwen? Leven we vandaag nog in een standensamenleving? Leg uit. Net zoals het feodalisme werd ook de standensamenleving eind 18e eeuw in West-Europa afgeschaft (Franse Revolutie, 1789)
3. oefeningen: bronnen beoordelen en historisch inzicht
Oef. 3 : Ten oorlog! Wat leer je uit de bron over oorlogsvoering ten tijde van Karel de Grote? Een veldtocht kon tot zes maanden duren; De kroonvazal moest zelf voor manschappen, wapens en proviand zorgen; Rondtrekkende legers waren een gevaar voor de omgeving (roof, plundering, aanranding enz.) De kroonvazal was verantwoordelijk voor het gedrag van zijn manschappen; Ook geestelijken vochten mee (in dit geval een abt). … (wat vind je zelf nog in de bron?)
Tot slot : kun je deze termen verklaren? Feodalisme – leenstelsel – hofstelsel – leenheer – vazal – suzerein – leenman – leenhulde – lijfeigenschap – horigheid – adel – felonie – decentralisatie Standensamenleving – voorrecht of privilege – clerus – de drie standen – klassensamenleving – sociale mobiliteit Uitsmijter: waar komt het woord ‘heerlijk’ vandaan?