HAVO 4 Thema 1: Inleiding in de biologie Boek: Biologie voor jou Deel: HAVO A
Wat is biologie? In de biologie bestuderen we organismen. Organismen vertonen levensverschijnselen. Wanneer een organisme geen levensverschijnselen meer vertoont, noemen we het dood. Dingen die nooit hebben geleefd noemen we levenloos.
Wat is biologie? Enkele levensverschijnselen zijn: stofwisseling groei ontwikkeling voortplanten
Natuurwetenschappelijk Onderzoek Enkele natuurwetenschappen zijn: biologie natuurkunde scheikunde geologie Tussen de verschillende natuurwetenschappen bestaan overgangsgebieden.
NW-onderzoek Fasen van nauurwetenschappelijk onderzoek: Observatie/ waarnemingen Probleemstelling Hypothesevorming Experimentele fase Resultaten
NW- onderzoek Conclusie Discussie Eventueel aanbeveling voor vervolgonderzoek. Literatuurbronnen Samenvatting
Organen, cellen en weefsels Orgaan: deel van een organisme met een of meer functies. Samenwerkende organen worden een organenstelsel genoemd. Weefsel: groep cellen met dezelfde vorm en dezelfde functie. Organen hebben een vorm die past bij hun functie.
Vorm en functie Gestroomlijnde lichaamsvorm: weerstand van het water is laag. Holle botten: licht en toch stevig Gewelfde vormen: kunnen veel gewicht dragen. Neuraal netwerk: gecompliceerde beslissingen mogelijk maken. Tegenstroomprincipe: uitwisseling van stoffen of warmte kan snel verlopen.
Plantaardige cellen Elk deel binnen een cel met een functie wordt een organel genoemd. Een cel bestaat uit: Cytoplasma Kernplasma
Plantaardige cel Celmembraan Kernmembraan Vacuolen Plastiden –Chloroplast –Chromoplast –Leukoplast
Plantaardige cel Celwand Intercellulaire ruimtes. Cellen bekijk je met een microscoop. Met een elektronenmicroscoop kun je de organellen bekijken.
Organellen Endoplasmatisch reticulum Ribosomen Golgi-systeem Lysosomen Mitochondrien Chloroplast Celmembraan
Verschillen tussen cellen Planten: bezitten plastiden en grote vacuolen Dierlijke: bezitten geen celwand en geen plastiden. Vacuolen zijn er niet of erg klein. Bacterien: bezitten vrijwel geen organellen. Bezitten geen kernmembraan, mitochondrien, plastiden, vacuolen en ER.
Diffusie Diffusie: de verplaatsing van een stof van een plaats met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concenratie van die stof. Diffusie komt tot stand doordat de moleculen van gassen of vloeistoffen bewegen.
Diffusie Diffusie leidt tot een homogene verdeling van de moleculen over de beschikbare ruimte. De nettoverplaatsing van een stof per tijdseenheid word diffusiesnelheid genoemd.
Diffusie De diffusiesnelheid is afhankelijk van: Temperatuur Diffusie-oppervlak Afstand waarover diffusie plaatsvindt Concentratieverschil. Aard van de diffunderende stof Het medium waarin diffusie plaatsvindt.
Osmose Osmose: nettowaterverplaatsing van een oplossing met de laagste concentratie naar een oplossing met de hoogste concentratie. Osmotische waarde: concentratie aan opgeloste stoffen in een oplossing. Osmose: diffusie van water door een semi- permeabel celmembraan
Transport van stoffen Veelcellige dieren: het celmebraan is de scheiding tussen de cel en het interne milieu. Celmembraan is selectief permeabel. Transport van zuurstof, koolstofdioxide en in vet oplosbare stoffen vindt plaats door diffusie.
Transport van stoffen Transport van water vindt plaats door osmose. Transport van glucose en bepaalde ionen kan passief plaatsvinden door bepaalde transportenzymen. Transport van glucose en bepaalde ionen kan plaatsvinden kan ook actief plaatsvinden via bepaalde transportenzymen
Transport van stoffen Specifieke receptoreiwitten in een celmembraan maken een cel gevoelig voor bepaalde stoffen. Het celmembraan vertoont grote overeenkomsten in bouw met andere membranen in een cel. Compartimentering: een cel is door een stelsel van membranen verdeeld in een groot aantal compartimenten.
Osmose bij planten Bij levende plantencellen vindt osmose plaats tussen cel en de celwand. Onder normale omstandigheden is de osmotische waarde van het cytoplasma en het vacuolevocht hoger dan die van het vocht in de celwanden.
Osmose bij planten Als het vocht in de celwanden een hogere osmoische waarde heeft dan het cytoplasma en het vacuolevocht, kan plasmolyse optreden. Grensplasmolyse.
Belangrijk! Niet alleen tekst leren, maar ook afbeeldingen bestuderen! Bij vragen je docent mailen!!!! Succes met de toets!