Module Grammatica K3 zinsontleding
Wat ga je leren? Je leert wat de volgende zinsdelen inhouden; Persoonsvorm (pv); Werkwoordelijk gezegde (wwg); Onderwerp (ond); Lijdend voorwerp (lv); Meewerkend voorwerp (mv). Je leert de zin te verdelen in zinsdelen; Je leert de zinsdelen te benoemen.
Stappenplan Het ontleden van zinnen doen we aan de hand van 6 vaste stappen. Zorg ervoor dat je deze stappen steeds in dezelfde volgorde zet, dan kan het niet misgaan!
Stappenplan Stap 1: Zoek de pv; Stap 2: Verdeel de zin in zinsdelen door zinsdeelstreepjes te zetten; Stap 3: Zoek het wwg; Stap 4: Zoek het ond; Stap 5: Zoek het lv; Stap 6: zoek het mv.
Stap 1: zoek de persoonsvorm (pv) Om de pv te zoeken kun je drie dingen doen: Maak van de zin een vraagzin. De pv komt vooraan te staan. Zet de zin in een andere tijd, de pv verandert mee. Verander de zin in enkelvoud/meervoud, de pv verandert mee. Voorbeeld: Rinaldo speelt een spel. Manier 1: SPEELT Rinaldo een spel? Manier 2: Rinaldo SPEELDE een spel. Manier 3: De jongens SPELEN een spel. Wanneer je de pv hebt gevonden, ze je vóór en na de pv een zinsdeelstreepje. Rinaldo l speelt l een spel. speelt = pv
Stap 2: verdeel de zin in zinsdelen Een zinsdeel is een woord of woordgroep die je vóór de pv kunt zetten. Vóór de pv staat altijd maar 1 zinsdeel! Voorbeeldzin: Mijn moeder heeft mijn brood gesmeerd. Zet een zinsdeelstreepje vóór en na de pv. Kijk wat je over hebt aan woorden: welke groep woorden kun je maximaal voor de pv plaatsen, zodat de zin nog steeds goed loopt? Zet de zinsdeelstreepjes in de rest van de zin. Dus: Mijn moeder l heeft l mijn brood gesmeerd. Mijn brood gesmeerd is over kan ik dat vóór de pv zetten? Mijn brood gesmeerd l heeft l mijn moeder. Deze zin klopt niet helemaal, ik haal ‘gesmeerd’ weg Mijn brood l heeft l mijn moeder l gesmeerd dit klopt, dus ‘mijn brood’ is ook een zinsdeel, net zoals ‘gesmeerd’.
Stap 3: zoek het werkwoordelijk gezegde (wwg) Wwg = alle werkwoorden (doe-woorden) die in de zin staan. Ook de pv hoort bij het wwg! Let op scheidbaar samengestelde werkwoorden! (opbellen – nadenken – opeten) Voorbeeld: Mijn buurvrouw belde mij gisteren op. wwg= belde op Let op! Ook al zijn dit twee woorden die apart van elkaar in de zin staan, ze behoren tot 1 zinsdeel! Tel ze dus niet voor 2 zinsdelen! Mijn buurvrouw l belde l mij l gisteren l op 4 zinsdelen.
Stap 4: zoek het onderwerp (ond) Wie / wat doet iets? Wie / wat + wwg = ond. Voorbeeld: De teamleider belde de ouders. wwg = belde wie/ wat + belde (wwg) De teamleider (ond). De teamleider l belde l de ouders.
Stap 5: zoek het lijdend voorwerp (lv) Wie / wat + wwg + ond = lv Voorbeeld: Heeft de fotograaf de goede foto vergroot? wwg = heeft vergroot (dit zijn namelijk alle ww in de zin) ond = wie/ wat + heeft vergroot (wwg) de fotograaf (ond) lv = wie / wat + heeft vergroot + de fotograaf de goede foto (lv) Heeft l de fotograaf l de goede foto l vergroot?
Stap 6: zoek het meewerkend voorwerp (mv) Aan wie / voor wie + wwg + ond + lv = meewerkend voorwerp (mv) Voorbeeld: Mijn moeder heeft mij een bos mooie bloemen gegeven. wwg = heeft gegeven. ond = wie / wat + heeft gegeven (wwg) Mijn moeder. lv = wie / wat + heeft gegeven (wwg) + mijn moeder (ond) een bos mooie bloemen (lv). mv = aan wie / voor wie + heeft gegeven + mijn moeder + een bos mooie bloemen mij (mv). Mijn moeder l heeft l mij l een bos mooie bloemen l gegeven.