Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 2 Het metrieke stelsel
Warming-up Hector telde op de rit van oma naar huis 32 hectometerpaaltjes op de snelweg. De eerste stond precies bij het begin van de oprit, en de laatste precies bij het einde van de afrit. Van oma naar de snelweg was het 300 meter, en van de snelweg naar huis was het 2,5 km. Hoe ver heeft Hector gereisd van oma naar huis? Eventueel een woordweb maken met de klas
Warming-up antwoord Als Hector 32 hectometerpaaltjes heeft geteld, heeft hij 3100 meter afgelegd (niet 3200 m!!), ofwel 3,1 km. 2,5 km + 300 m = 2,8 km. Bij elkaar is het dus 5,9 km
Lesoverzicht Lesonderdelen Verwerking & huiswerk Terugblik Het metrieke stelsel Inzien toets gecijferdheid 1 Verwerking & huiswerk Bestuderen van en oefeningen maken uit de reader
Terugblik Schatten met referentiematen… Hoe kun je de lengte van je arm schatten? Hoe kun je de oppervlakte van jouw tafel schatten? Zijn er vragen over het huiswerk?
Doelen Aan het einde van de les: ken je de structuur van het metriek stelsel kun je maten inwisselen bij lengte, oppervlakte en inhoud
Metriek stelsel Het metriek stelsel (het metrische decimale stelsel) beschrijft voorvoegsels en hun onderlinge relatie bij de grootheden lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht. Metrisch: een afspraak over meten in de standaardmaat meter (en dus bijvoorbeeld niet in yards of miles) Decimaal: voorvoegsels zijn een factor 10 van elkaar (1 decimeter is even groot als 1/10 meter, en 1 centimeter is even groot als 1/100 meter).
Metriek stelsel – voorvoegsels Voorvoegsels zijn bedacht om heel kleine en heel grote voorwerpen in een handige maateenheid uit te kunnen drukken. Het is niet zo handig om de afstand van Rotterdam naar Parijs in meters weer te geven, dat kan handiger in kilometers. 0,007 meter is niet zo eenvoudig voor te stellen, maar 7 mm wel. Zorg dat er in een interactieve instructie duidelijk wordt wat alle voorvoegsels betekenen
Metriek stelsel – voorvoegsels Er zijn voorvoegsels bedacht die een factor 10 uit elkaar liggen (de vaakst voorkomende), en voor heel grote en heel kleine voorwerpen zijn voorvoegsels bedacht die een factor 1000 uit elkaar liggen. Voorvoegsels: milli, centi, deci, 1, deca, hecto, kilo. Ook: (pico), nano, micro; en Mega en Giga (Tera). Bekijk zelf later eventueel ook: http://nl.wikipedia.org/wiki/SI-stelsel Zorg dat er in een interactieve instructie duidelijk wordt wat alle voorvoegsels betekenen
Lengtematen Leg hierbij uit dat 1 km evenveel is als 1000 m, en dat 1 km 10 x zo groot is als 1 hm, en dat 1 km 100 x zo groot is als 1 dam. Leg uit dat 1 cm 1000 x zo klein is als 1 dam. Stel daarna 2 vragen over hoeveel x zo groot of zo klein een maat is vergeleken met een andere maat. Vraag ook naar twee referentiematen (herhaling vorige les & verstrengeling).
Maten inwisselen bij meters 2,3 hm = …. dm Hierna volgt een algemene procedure om lengtematen in te wisselen. De opgave uitleggen, door de algemene procedure duidelijk te hanteren.
Maten inwisselen bij meters 2,3 hm = …. dm Stap 1: bepaal welke maten er tussen de ene en de andere maat in zitten, en schrijf ze achter elkaar op een rij (de kleinste maat zet je links). De opgave uitleggen, door de algemene procedure duidelijk te hanteren.
Maten inwisselen bij meters 2,3 hm = …. dm Stap 1: bepaal welke maten er tussen de ene en de andere maat in zitten, en schrijf ze achter elkaar op een rij (de kleinste maat zet je links). ….. dm ….. m ….. dam 2,3 hm De opgave uitleggen, door de algemene procedure duidelijk te hanteren.
Maten inwisselen bij meters 2,3 hm = …. dm Stap 1: bepaal welke maten er tussen de ene en de andere maat in zitten, en schrijf ze achter elkaar op een rij (de kleinste maat zet je links). ….. dm ….. m ….. dam 2,3 hm Stap 2: vul de rij in. Het getal wordt bij elk stapje naar rechts 10 keer zo klein, en dus bij elk stapje naar links 10 keer zo groot. De opgave uitleggen, door de algemene procedure duidelijk te hanteren.
Maten inwisselen bij meters 2,3 hm = …. dm Stap 1: bepaal welke maten er tussen de ene en de andere maat in zitten, en schrijf ze achter elkaar op een rij (de kleinste maat zet je links). ….. dm ….. m ….. dam 2,3 hm Stap 2: vul de rij in. Het getal wordt bij elk stapje naar rechts 10 keer zo klein, en dus bij elk stapje naar links 10 keer zo groot. ….. dm ….. m 23 dam 2,3 hm De opgave uitleggen, door de algemene procedure duidelijk te hanteren.
Maten inwisselen bij meters 2,3 hm = …. dm Stap 1: bepaal welke maten er tussen de ene en de andere maat in zitten, en schrijf ze achter elkaar op een rij (de kleinste maat zet je links). ….. dm ….. m ….. dam 2,3 hm Stap 2: vul de rij in. Het getal wordt bij elk stapje naar rechts 10 keer zo klein, en dus bij elk stapje naar links 10 keer zo groot. ….. dm 230 m 23 dam 2,3 hm De opgave uitleggen, door de algemene procedure duidelijk te hanteren.
Maten inwisselen bij meters 2,3 hm = …. dm Stap 1: bepaal welke maten er tussen de ene en de andere maat in zitten, en schrijf ze achter elkaar op een rij (de kleinste maat zet je links). ….. dm ….. m ….. dam 2,3 hm Stap 2: vul de rij in. Het getal wordt bij elk stapje naar rechts 10 keer zo klein, en dus bij elk stapje naar links 10 keer zo groot. 2300 dm 230 m 23 dam 2,3 hm Stap 3: Geef antwoord op de vraag: 2,3 hm = 2300 dm De opgave uitleggen, door de algemene procedure duidelijk te hanteren.
Maten inwisselen bij grammen en liters 0,0678 dag = … cg 289 ml = … kl Studenten de twee opgaven laten maken (3 min?), en daarna een paar studenten duidelijk (!) laten verwoorden hoe ze het gedaan hebben. 0,0678 dag = 0,678 g = 6,78 dg = 67,8 cg; 289 ml = 28,9 cl = 2,89 dl = 0,289 l = 0,0289 dal = 0,00289 hl = 0,000289 kl
Oppervlakte en inhoud in het metriek stelsel Hoeveel blokjes van 1 bij 1 cm passen er op 1 dm2 ? Hoe weet je dat? Hoeveel blokjes van 1 bij 1 bij 1 cm gaan er in 1 dm3 ? Pak een blokje van 1 van het MAB-materiaal, en leg dat op een vlak van 100, en laat het zien. Vraag een student om te verwoorden. Pak een blokje van 1 van het MAB-materiaal, en leg dat op een kubus van 1000, en laat het zien. Vraag een student om te verwoorden.
Omrekenen met oppervlakte- en inhoudsmaten Als we van dm2 naar cm2 omrekenen, hebben we te maken met de lengte EN de breedte. Op de lengte passen er 10, op de breedte ook 10. Daarom passen er 100 cm2 op 1 dm2 Bij inhoud hebben we ook nog de hoogte. Daarom passen er 1000 cm3 in 1 dm3
Voorbeelden 234 mm2 = … dm2 3,5 m3 = … cm3 Gebruik eventueel het metriek stelsel in bijlage 1 van de reader Reken voor met tussenstap: 234 mm2 = 2,34 cm2 = 0,0234 dm2 (elk stapje naar rechts maakt het getal 100 keer zo klein) 3500000 cm3 = 3500 dm3 = 3,5 m3 (elk stapje naar links maakt het getal 1000 keer zo groot)
Oefening 739 cm2 = … dm2 6,35 hm2 = … m2 92,8 cm3 = … dm3 0,34 dam3 = … dm3 Geef studenten hier de tijd voor (5 min?), zelfstandig of in tweetallen. Daarna studenten vragen te verwoorden hoe tot een oplossing gekomen is. 7,39 / 63500 / 0,0928 / 340.000
Vierkantsmaten, are Regels voor het inwisselen: 1 ha = 1 hm2 1 are = 1 dam2 1 ca = 1 m2 Voorbeelden: 2,3 are = … dm2 96000 cm2 = … ca Doe de eerste voor: 2,3 are = 2,3 dam2 = 230 m2 = 23000 dm2. Laat studenten de tweede zelf maken, met tussenstapjes (96000 cm2 = 960 dm2 = 9,6 m2 = 9,6 ca). Vraag een student daarna te verwoorden.
Kubieke maten en liters Regels voor het inwisselen: 1 ml = 1 cm3 1 l = 1 dm3 1 kl = 1 m3 Voorbeelden: 5,7 hl = … dam3 0,048 dam3 = … dal Doe de eerste voor: 5,7 hl = 0,57 kl = 0,57 m3 = 0,00057 dam3. Laat studenten de tweede zelf maken, met tussenstapjes (0,048 dam3 = 48 m3 = 48 kl = 480 hl = 4.800 dal). Vraag een student daarna te verwoorden.
Evaluatie Hoe kun je maten inwisselen bij lengte, oppervlakte en inhoud? Presentielijst + vragenlijst invullen Werken uit de reader als er in de les nog tijd over is Geef beurten, en laat studenten elkaar aanvullen
Verwerking Oefeningen maken uit de reader: H2 opgaven 8 t/m 12, en opgaven H3.