Naamvallen NAAMVALLEN
Nominativ Genitiv Dativ Akkusativ Naamvallen In tegenstelling tot het Nederlands heeft het Duits vier naamvallen: Eerste naamval: Tweede naamval: Derde naamval: Vierde naamval: Nominativ Genitiv Dativ Akkusativ Naamvallen
Hoe ontstaan naamvallen? a) zinsdelen zonder voorzetsel b) voorzetsels c) werkwoorden met een vaste naamval
Zinsdelen zonder voorzetsel 1e naamval: 2e naamval: 3e naamval: 4e naamval: onderwerp, naamw.gez. hij – naamval (nv) van hem – nv “van-constructie” meewerkend voorwerp aan/voor hem – nv lijdend voorwerp hem - nv tijdsbepaling zonder voorzetsel
Voorzetsels -2e naamval: wegen vanwege innerhalb binnen trotz ondanks während tijdens anlässlich naar aanleiding van außerhalb buiten, behalve infolge als gevolg van statt in plaats van
3e naamval: aus uit außer behalve bei bij mit met nach na/naar seit sinds von van zu naar/tot *entgegen tegemoet *gegenüber tegenover *gemäß overeenkjomstig *achterzetsel
4e naamval: gegen tegen ohne zonder um om durch door, via bis tot 4e naamval: gegen tegen ohne zonder um om durch door, via bis tot *entlang langs für voor (ten behoeve van) *achterzetsel
3e of 4e naamval: an aan,op auf op hinter achter neben naast in in, naar über over, boven (boven +3) unter onder vor voor (plaats-,tijdsbep.) zwischen tussen wo? 3e naamval ■ wohin? 4e naamval ■ → ■
3e of 4e naamval: Twijfelregel: Geen wo? of wohin? auf, über 4e naamval overige voorzetsels 3e naamval NB: über = over: altijd 4e nv!
Werkwoorden met een vaste naamval -3e naamval: begegnen, danken,dienen, folgen,gefallen, glauben, gehören, gratulieren, helfen, kondolieren -4e naamval: bitten, fragen, kosten es gibt
Welke woorden krijgen een naamval? a)lidwoorden: bepaalde lidwoorden der-groep blz. 422 onbepaalde lidwoorden ein-groep blz. 422 b)bezittelijke vnw. ein-groep blz. 425 c)overige bepaalde woorden der-groep blz. 422
Welke woorden krijgen een naamval? d)persoonlijke voornaamwoorden blz. 423 e)bijvoeglijke voornaamwoorden blz. 422, 423 f)vragende voornaamwoorden blz. 424 g)betrekkelijke voornaamwoorden h)zelfstandige naamwoorden(zwak)