Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Een ontroerend verhaal met een sterke boodschap !!!
Advertisements

Uitleg meewerkend voorwerp (mv)
Werkwoordspelling Volg de weg!.
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Louis.
Persoonsvorm verleden tijd
Woorden en tijd.....
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Vandaag hebben we het over :
Met deze presentatie kan je met het volgen van een schema de juiste eindletter (d of t) vinden. dt t d.
Wat is een persoonsvorm?
"Wat ga je later worden, Jantje. " vraagt moeder. "Vuilnisman
“En, hoe kan ik U van dienst zijn”?vraagt zij.
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?.
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
En zou Power Po(i)ntje niet zijn om er
Thema 1 Het landje is van ons.
Modern Sprookje Kikkerkoning.
Het hele werkwoord.
Het Voltooid Deelwoord
Voltooid deelwoord.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Interpreteren van data
Als de ouderdom toeslaat.... Drie zusters 96, 94 en 92 jaar oud woonden samen in één huis…
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Brugklas Werkwoordspelling.
Heel werkwoord en bijwoord
Uitleg persoonsvorm (pv)
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
2. Grammatica en spelling
Spelling werkwoorden Denk – dacht schets - schetste Ontwerp – ontwierp
Grammatica en spelling
Specht en de wezel samen door de lucht Mediabegrip week 11/12.
Werkwoorden in de v.t. Reeks 1.
Persoonsvorm in de verleden tijd: zwakke werkwoorden
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
tegenwoordige tijd en verleden tijd
Van stal naar bord Ik maak een werkstuk voor plannex het gaat over het dier dat eerst op de boerderij lekker in het hooi graasde maar nu op je bord licht.
Van: Michelle, Noa, Marcus, Lesley en Timo.  Inleiding  Water  Water halen  gezondheid  Ziekenhuis/dokters  tekeningen  Einde Mali Afrika.
Ik ben 10 jaar Ja ik ga vandaag voor het eerst naar de heksen school. Het is ver lopen maar later kan ik vliegen en hoef ik niet meer te lopen. En later.
Is ‘t kofschip gezonken…?
DE ZEGEN VAN EVANGELISATIE Huh?? Zegen??. WELK BEELD HEEFT U?
Free Powerpoint Templates Page 1 Free Powerpoint Templates Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Persoonsvorm.
Werkwoordspelling -d of –t?
Waar blijft de tijd Sociale media in jouw leven. Waar blijft de tijd Intro Je hoorde het verhaal van Marijke. Reageer eens op haar situatie. Sociale media.
Werkwoordsvormen, voorzetsels en voegwoorden
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Wat is de infinitief? Van Dale: de onverbogen vorm van het werkwoord
Hoofdstuk 5 Spelling Persoonsvorm in de verleden tijd: zwakke werkwoorden.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
lopen, vallen, gamen, nadenken
Werkwoorden vervoegen
Werkwoordspelling.
Specht en de wezel samen door de lucht
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Tegenwoordige tijd:.
Werkwoorden Hele werkwoord: wij-vorm tegenwoordige tijd Stam: ik-vorm tegenwoordige tijd Persoonsvorm: Belangrijkste werkwoord in de zin.
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Stappenplan werkwoordspelling
Schrijven 1.3 en 1.4 Spreken en gesprekken 1.3 en 2.1 Grammatica 3.2
Extra oefenen Hoofdstuk 1 & 2 Ta!ent: Grammatica & Spelling
Spelling.
lopen, vallen, gamen, nadenken
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Stappenplan werkwoordspelling
Hoofdstuk 5 Taalverzorging
Werkwoordspelling: zinnen met één persoonsvorm
Transcript van de presentatie:

Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A

Wat gaan we doen? Bespreken hoofdstuk 1 en 2 spelling Maken van opdrachten Herhalen hoofdstuk 1 en 2

Hoofdstuk 1 Tegenwoordige tijd Welke drie vormen heb je in de tegenwoordige tijd?

De stam Ik loop Ik vind Loop jij? Vind jij? Vind ik?

Stam + t Hij loopt Hij vindt Hij bemoeit Vindt hij? Loopt hij?

Hele werkwoord (infinitief) Wij lopen Wij vinden Lopen wij? Vinden wij?

Opdracht 1 Noteer de stam of stam +t of het hele werkwoord.

Antwoorden opdracht 1 Wij vertellen nooit het echte verhaal aan de mentor. Hij vindt dat we dat wel zouden moeten doen. Ik denk daar anders over. Omdat er veel mensen zijn die eerlijk kunnen zijn. Mijn mentor zegt dat we eerlijk moeten zijn. Wat vind jij het leukste om te doen?

Waarom antwoordt je vader daar niet op? Wie bonst daar zo hard op de deur? Het pluisje zweeft sierlijk door de lucht. De ober bedient ons supersnel.

Hoofdstuk 2 Verleden tijd Sterke werkwoorden – veranderen in de verleden tijd van klank Voorbeeld: lopen – loop - liep Doen – doet – deed Drinken – drink - dronk

Zwakke werkwoorden – in de verleden tijd krijg je stam + de(n) of stam + te(n) Voorbeeld Ik wandel – ik wandelde – wij wandelden Jij antwoordt – jij antwoordde – wij antwoordden

Wanneer de(n) of te(n)? ‘t Sexy Fokschaap Je neemt het hele werkwoord en haalt –en er af. Voorbeeld: Wachten. - en er afhalen. Krijg je WACHT Staat de T in ‘t Sexy Fokschaap? Ja! Dan krijg je –te er achter WACHTTE

‘t Sexy Fokschaap Je neem het hele werkwoord en haalt er –en vanaf Voorbeeld: Bonzen -en er afhalen Krijg je BONZ Staat de Z in ‘t Sexy Fokschaap? Nee? Dan krijg je –de erachter BONSDE

Opdracht 2 Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd

Antwoorden opdracht 2 De kat sloop behoedzaam naar het vogeltje. Wij wachtten voor de derde keer op jouw zusje. Werden wij nu voor de vierde keer benadeeld? Het verliefde paartje keek elkaar smoorverliefd aan. De sporter zweette als een otter. De spelers ergerden zich aan de foute beslissing van de scheidsrechter. De visser roeide naar de andere kant van het meer. Ik knipte de foto uit de krant. Het zieke kind hoestte verschrikkelijk. De koeien graasde in de wei.

Wat hebben we geleerd? Tegenwoordige tijd Zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd ‘t Sexy Fokschaap

Wat hebben we gedaan? Jullie hebben twee opdrachten gemaakt. Volgende keer? Herhaling hoofdstuk 3 tm 6