Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A
Wat gaan we doen? Bespreken hoofdstuk 1 en 2 spelling Maken van opdrachten Herhalen hoofdstuk 1 en 2
Hoofdstuk 1 Tegenwoordige tijd Welke drie vormen heb je in de tegenwoordige tijd?
De stam Ik loop Ik vind Loop jij? Vind jij? Vind ik?
Stam + t Hij loopt Hij vindt Hij bemoeit Vindt hij? Loopt hij?
Hele werkwoord (infinitief) Wij lopen Wij vinden Lopen wij? Vinden wij?
Opdracht 1 Noteer de stam of stam +t of het hele werkwoord.
Antwoorden opdracht 1 Wij vertellen nooit het echte verhaal aan de mentor. Hij vindt dat we dat wel zouden moeten doen. Ik denk daar anders over. Omdat er veel mensen zijn die eerlijk kunnen zijn. Mijn mentor zegt dat we eerlijk moeten zijn. Wat vind jij het leukste om te doen?
Waarom antwoordt je vader daar niet op? Wie bonst daar zo hard op de deur? Het pluisje zweeft sierlijk door de lucht. De ober bedient ons supersnel.
Hoofdstuk 2 Verleden tijd Sterke werkwoorden – veranderen in de verleden tijd van klank Voorbeeld: lopen – loop - liep Doen – doet – deed Drinken – drink - dronk
Zwakke werkwoorden – in de verleden tijd krijg je stam + de(n) of stam + te(n) Voorbeeld Ik wandel – ik wandelde – wij wandelden Jij antwoordt – jij antwoordde – wij antwoordden
Wanneer de(n) of te(n)? ‘t Sexy Fokschaap Je neemt het hele werkwoord en haalt –en er af. Voorbeeld: Wachten. - en er afhalen. Krijg je WACHT Staat de T in ‘t Sexy Fokschaap? Ja! Dan krijg je –te er achter WACHTTE
‘t Sexy Fokschaap Je neem het hele werkwoord en haalt er –en vanaf Voorbeeld: Bonzen -en er afhalen Krijg je BONZ Staat de Z in ‘t Sexy Fokschaap? Nee? Dan krijg je –de erachter BONSDE
Opdracht 2 Noteer de persoonsvorm in de verleden tijd
Antwoorden opdracht 2 De kat sloop behoedzaam naar het vogeltje. Wij wachtten voor de derde keer op jouw zusje. Werden wij nu voor de vierde keer benadeeld? Het verliefde paartje keek elkaar smoorverliefd aan. De sporter zweette als een otter. De spelers ergerden zich aan de foute beslissing van de scheidsrechter. De visser roeide naar de andere kant van het meer. Ik knipte de foto uit de krant. Het zieke kind hoestte verschrikkelijk. De koeien graasde in de wei.
Wat hebben we geleerd? Tegenwoordige tijd Zwakke en sterke werkwoorden in de verleden tijd ‘t Sexy Fokschaap
Wat hebben we gedaan? Jullie hebben twee opdrachten gemaakt. Volgende keer? Herhaling hoofdstuk 3 tm 6