Taaloefeningen
Geef jij me straks drie erg mooi euro’s? Zinnen ontleden zin 1 Geef jij me straks drie erg mooi euro’s? Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw
De hond haalde de hele grote stok op voor zijn lieve baasje. Zinnen ontleden zin 2 De hond haalde de hele grote stok op voor zijn lieve baasje. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw
Hij kon dat totdat hij gisteren ging fietsen. Zinnen ontleden zin 3 Hij kon dat totdat hij gisteren ging fietsen. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw
Hij ______________ het vuur _______. werkwoordspelling zin 4 tegenwoordige tijd aanzetten zet aan Hij ______________ het vuur _______.
Hij ______________ het vuur _______. werkwoordspelling zin 5 verleden tijd aanzetten zette aan Hij ______________ het vuur _______.
Hij ____________________________________________. werkwoordspelling zin 6 voltooid deelwoord aanzetten heeft het vuur aangezet Hij ____________________________________________.
werkwoordspelling aanzetten aangezette zin 7 bijvoeglijk naamwoord aanzetten aangezette Het_______________ vuur doofde snel.
Dit was het weer voor vandaag!!