Thema 7 Erfelijkheidswetten

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Erfelijkheid Thema 3.
Advertisements

Genetica Dhr. Haanstra.
H7 Erfelijkeheid Genen, Chromosomen, DNA, Genotype, Fenotype, Stamboomonderzoek, prenatale diagnostiek.
Genenparen.
Genenparen.
Dihybride kruisingen.
Dihybride kruisingen Met oefeningen.
Basisstof 5 t/m 7 Genenparen Kruisingen Stambomen
Monohybride kruisingen
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
GENETICA 1.
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
Thema 3: Erfelijkheid Ken en Kan ik alles?.
Thema 3 Genetica Paragraaf 1
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
ERFELIJKKHEID – THEMA 3 drs. J.D. Huizinga
Geslachtelijke voortplanting
Begrippen erfelijkheid
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Monohybride kruisingen
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
7. Speciale manieren van overerving
6. Meerdere genen en letale factoren
Gekoppelde genen Samenwerkende genen
Twee genenparen Onafhankelijke overerving
Monohybride kruisingen
geslachtschromosomen
Schrijfregels bij genetica
Dihybride kruisingen Twee soorten; Niet-gekoppelde overerving,

Extra opgave: Patsy en Eugene krijgen 4 zonen. Wat is, gegeven de stamboom hieronder, de kans dat al deze zonen niet getroffen zullen worden door het Lesh-Nyhan.
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Erfelijkheid.
Erfelijkheid KK II.
Genetica.
Thema 7 Erfelijkheidswetten
Thema 7 Erfelijkheidswetten
Erfelijkheid Thema 4.
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Hoofdstuk 7: Erfelijkheid
Chromosomale mechanismen van overerving
Erfelijkheid 4 havo.
Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn
ERFELIJKHEID.
13.2 Het zit in de familie X-Chromosomaal.
Kruisingsschema’s Deze les: -Uitleg kruisingsschema’s -Oefenen kruisingsschema’s.
X-Chromosomaal.
Er wordt gekeken naar de overerving van één eigenschap.
Dihybride kruising Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn.
LES 1:Basis van Genetica
Extra oefenopgaven kruisingen 3 VWO. Belangrijke begrippen Genotype / fenotype (AA of aa) Homozygoot / Heterozygoot (Aa) Dominant (A) Recessief (a) Intermediaire.
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
Erfelijkheid Hoofdstuk 10 Kees van den Bergh.
Erfelijkheid genetica
ERFELIJKHEID.
Puzzelen met genen.
Basisgenetica.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
ERFELIJKHEIDSLEER.
4 Erfelijkheid ©JasperOut.nl.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Chromosomale mechanismen van overerving
Monogene kenmerken.
Vererving van kwantitatieve kenmerken
Thema 3: Erfelijkheid Ken en Kan ik alles?.
Transcript van de presentatie:

Thema 7 Erfelijkheidswetten § 8 Dihybride kruisingen - berekeningen § 9 Gekoppelde overerving

Genen op dezelfde chromosomenparen: gekoppelde overerving Dihybride kruising: twee genenparen Genen op verschillende chromosomenparen: niet gekoppelde of onafhankelijke overerving Genen op dezelfde chromosomenparen: gekoppelde overerving

Onafhankelijke overerving I Werken is in principe hetzelfde als bij monohybride kruisingen, alleen meer mogelijkheden Voorbeeld: bij paard is gen voor zwarte vacht (A) dominant over gen voor rode vacht (a) Gen voor effen vacht (B) is dominant over gen voor gevlekte vacht (b) Merrie zwart effen x hengst rood gevlekt P: AABB x aabb

Onafhankelijke overerving II P: allelen AB of AB x allelen ab of ab Kruisingsschema F1:   Allelen AB ab AaBb F1 Genotype: 100% AaBb F1 Fenotype: 100% zwarte effen vacht

Onafhankelijke overerving III Onderlinge kruising F1: AaBb x AaBb Mogelijke allelen: AB, Ab, aB, ab bij beiden Kruisingsschema F2:   Allelen AB Ab aB ab AABB AABb AaBB AaBb AAbb Aabb aaBB aaBb aabb

Onafhankelijke overerving IV F2 Fenotype: 9:3:3:1  9x zwart effen, 3x zwart gevlekt, 3x rood effen, 1 x rood gevlekt

Onafhankelijke overerving V Hoeveel kansen bestaan er op één bepaald fenotype? Wat is de kans dat paarden in de F2 zwart en gevlekt zijn? Kans op zwart: Aa x Aa  75% of ¾ Kans op gevlekt: Bb x Bb  25% of ¼ Kans op zwart én gevlekt: ¾ x ¼ = 3/16 Zwart gevlekt paard: kans is 3 op de 16

Onafhankelijke overerving VI Hoeveel verschillende genotypen kunnen er in één geslachtscel voorkomen? Berekening: door per genenpaar te kijken hoeveel typen mogelijk zijn Bijvoorbeeld de mogelijke combinaties voor 4 eigenschappen: AaBBCcDd Mogelijkheden Aa – 2 (A of a); BB – 1; Cc – 2; Dd – 2 Totaal aantal combinaties: 2 x 1 x 2 x 2 = 8 Er zijn dus 8 verschillende genotypen mogelijk

Zwart, glad 3 Zwart, ruw 7 Wit, glad 2 Wit, ruw 9 Afleiden genotype ouders uit fenotype kroost  Zwart, glad  3  Zwart, ruw  7  Wit, glad  2  Wit, ruw  9 Fenotype cavia’s na kruising: zie boven Zwart (A) – Wit (a) ; Ruwe vacht (B) – Gladde vacht (b) Zwart : Wit = ongeveer 1:1  Aa x aa Ruw : Glad = ongeveer 3:1  Bb x Bb Genotype ouders: AaBb x aaBb

GN == Gekoppelde overerving I Gekoppelde overerving: genen erven gezamenlijk over Beide genenparen op hetzelfde chromosomenpaar Voorbeeld: bananenvliegjes met lichaamskleur en vleugelvorm Grijs (G) is dominant over zwart (g) Normale vleugels (N) dominant over stompjes (n) Homozygoot genotype voor grijze kleur en normale vleugels: GN ==

Gekoppelde overerving II GN gn GN P: == X ==  F1: == GN gn gn Kruising van de F1 met een homozygoot zwart stompvleugelig maanetje F1 Fenotype: 100% zwart met normale vleugels   Allelen GN gn == F2 Fenotype: 50% zwart met normale vleugels + 50% grijs met vleugelstompjes