Taaloefeningen
Jij koopt dit jaar die puzzel voor hem. Zinnen ontleden zin 1 Jij koopt dit jaar die puzzel voor hem. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw
De jager schiet een erg oud hert in het bos. Zinnen ontleden zin 2 De jager schiet een erg oud hert in het bos. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw
Hij geeft haar vandaag een fantastisch mooi boek. Zinnen ontleden zin 3 Hij geeft haar vandaag een fantastisch mooi boek. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord = tw
De man ___________________ de klok. werkwoordspelling zin 4 tegenwoordige tijd luiden luidt De man ___________________ de klok.
De man ___________________ de klok. werkwoordspelling zin 5 verleden tijd luiden luidde De man ___________________ de klok.
De man __________________________________________. werkwoordspelling zin 6 voltooid deelwoord luiden heeft de klok geluid De man __________________________________________.
werkwoordspelling luiden geluide zin 7 bijvoeglijk naamwoord luiden geluide De _______________ klok was goed te horen.
Dit was het weer voor vandaag!!