Ces bottes sont blanches
Deze jeans is grijs. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce jeans est gris. Dit jasje (vest) is grijs. Cette veste jeans est grise.
Dit bord is wit. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce tableau est blanc. Deze stoel is wit. Cette chaise est blanche.
Deze trui is bruin. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce pull est brun. Dit hemd is bruin. Cette chemise est brune.
Deze paraplu is oranje. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce parapluie est orange. Deze radio is oranje. Cette radio est orange.
Deze ballon is roze. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce ballon est rose. Dit blad is rose. Cette feuille est rose.
Dit potlood is geel. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce crayon est jaune. Deze gom is geel. Cette gomme est jaune.
Deze shorten zijn wit. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces shorts sont blancs. Deze laarzen zijn wit. Ces bottes sont blanches.
Deze (lange) broeken zijn grijs. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces pantolons sont gris. Deze rokken zijn grijs. Ces jupes sont grises.
Deze pyjama’s zijn paars. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces pyjamas sont mauves. Deze jurken zijn paars. Ces robes sont mauves.
Deze bureau’s zijn bruin. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces bureaux sont bruns. Deze stoelen zijn bruin. Ces chaises sont brunes.
Deze jeans is grijs. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce jeans est gris. Dit jasje (vest) is grijs. Cette veste jeans est grise.
Dit bord is wit. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce tableau est blanc. Deze stoel is wit. Cette chaise est blanche.
Deze trui is bruin. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce pull est brun. Dit hemd is bruin. Cette chemise est brune.
Deze paraplu is oranje. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce parapluie est orange. Deze radio is oranje. Cette radio est orange.
Deze ballon is roze. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce ballon est rose. Dit blad is rose. Cette feuille est rose.
Dit potlood is geel. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ce crayon est jaune. Deze gom is geel. Cette gomme est jaune.
Deze shorten zijn wit. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces shorts sont blancs. Deze laarzen zijn wit. Ces bottes sont blanches.
Deze (lange) broeken zijn grijs. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces pantolons sont gris. Deze rokken zijn grijs. Ces jupes sont grises.
Deze pyjama’s zijn paars. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces pyjamas sont mauves. Deze jurken zijn paars. Ces robes sont mauves.
Deze bureaus zijn bruin. Vertaal ! Spel het bijv.nw. ! Ces bureaux sont bruns. Deze stoelen zijn bruin. Ces chaises sont brunes.