Grammaire chapitre 2 2 havo/vwo
Het bijvoeglijk naamwoord In het Frans past het bn. zich aan bij het zn. Exemples: un grand jardin deux grands jardins une grande maison deux grandes maisons Let op! Bn. die eindigen op een e, krijgen geen extra e in de vrouwelijke vorm: Il est calme elle est calme
De plaats van het bijv. nw. Altijd na het zn. behalve: Beau, haut, jeune, gros, nouveau, bon, long, vieux, mauvais, autre, joli, petit, grand, méchant, large. Deze komen dus altijd vóór het zn.
De afwijkende vrouwelijke vormen van het bijv. nw. beau belle Nouveau nouvelle bon bonne long longue vieux vieille gros grosse blanc blanche cher chère premier première
L’imparfait (de o.v.t) Allereerst, wat is dat in het Nederlands? Werkwijze: 1- Je vormt de stam van het ww. door de nous vorm in de tt. tijd zonder ‘nous’. Nous habitons habit 2- Je zet de uitgangen van de imparfait erachter:
Uitgangen van de imparfait J’habitais ik woonde Tu habitais jij woonde Il/elle/on habitait hij/zij/men woonde Nous habitions wij woonden Vous habitiez u woonde/jullie woonden Ils/elles habitaient zij woonden En nu even oefenen op het bord…