Adverb = bijwoord (beschrijft bijvoeglijk naamwoord of werkwoord) Adjective = bijvoeglijk naamwoord (beschrijft zelfstandig naamwoord) Wordt ook gebruikt met de werkwoorden: look, feel, sound, taste of be. Adverb = bijwoord (beschrijft bijvoeglijk naamwoord of werkwoord) ‘Well’ wordt ook gebruikt als ‘gezond’: I’m not feeling well (ik voel me niet zo lekker’. http://youtu.be/qtwA90x8iNQ
Some examples Good beschrijft een persoon, plaats of ding beschrijven. Well gebruik je als het om een actie gaat. Zo gebruik je het woord ‘good’ goed: That was a good show. My daughter goes to a good school. My husband did a good job polishing the hardwood floors. Op deze manier gebruik je het woord ‘well’ juist: - My grandma cooks really well. - Jim sings well. - Cats see well in the dark.
The contractor did a good job on our new kitchen The contractor did a good job on our new kitchen. Good zegt iets over het zelfstandig naamwoord ‘job’. The contractor designed the kitchen well. Well zegt iets over het werkwoord ‘designed’. Grandma's cooking is good. Good zegt iets over ‘cooking’ (als zelfst.nw.). Grandma cooks well. Well zegt iets over het werkwoord ‘cooks’. Carol sang a good song. Good zegt iets over het zelfst.nw. ‘song’. Carol sings well. Well zegt iets over het werkwoord ‘sings’.
Well Good