Newton - HAVO Ioniserende straling Samenvatting
Ioniserende straling Ioniserende straling bestaat uit röntgenstraling en kernstraling Straling wordt uitgezonden door een bron: röntgenstraling door een röntgenbuis kernstraling door een radioactieve stof Kenmerkend voor deze energierijke straling is een: sterk ioniserend vermogen sterk doordringend vermogen
Röntgenstraling Röntgenstraling is een vorm van elektromagnetische straling met een grotere stralingsenergie dan licht Röntgenstraling komt vrij in een röntgenbuis, als elektronen met grote snelheid een metalen plaat treffen
Kernstraling Radioactieve stoffen zenden kernstraling uit De drie belangrijkste soorten zijn: α-straling – die bestaat uit heliumkernen β-straling – die bestaat uit elektronen γ-straling – is een vorm van elektromagnetische straling
Absorptie Absorptie van stralingsenergie door een stof hangt af van: soort straling eigenschappen van de stof, zoals dichtheid dikte van het materiaal Men gebruikt hierbij de halveringsdikte is de dikte van een plaat die de helft van de straling doorlaat
Radioactieve stoffen Radioactieve stof: een kern van een isotoop bezit teveel protonen of neutronen, vervalt daardoor en zendt dan kernstraling uit Activiteit bij kernstraling De activiteit A (in becquerel) van een bron is het aantal kernen dat per seconde vervalt 1 Bq betekent één vervallen kern per seconde Bij de activiteit maakt men geen onderscheid in het type kernstraling dat wordt uitgezonden
Halveringstijd De halveringstijd van een isotoop is de tijd waarin de activiteit of het aantal instabiele kernen tot de helft afneemt A (MBq) Bijvoorbeeld voor I-131 is = 8 dagen De halveringstijd loopt uiteen van een fractie van een seconde tot een paar miljard jaar (b.v. uranium) t (dag)
Stralingsdosis en effecten Een maat voor de ioniserende straling die ons lichaam ontvangt is de dosis D Estr is de geabsorbeerde energie in J m is de massa in kg D is de dosis in J/kg of Gy (gray) De schade in ons lichaam is ook afhankelijk van de soort straling, een betere maat is het dosisequivalent H Q is de weegfactor, zonder eenheid H is het dosisequivalent in Sv (sievert) Q=20 voor α-straling, Q=1 voor β-, γ- en röntgenstraling
Stralingsnorm Stralingsdetectie De stralingsnorm geeft aan welk risico aanvaardbaar is, bijvoorbeeld 1 mSv per jaar gemiddeld over vijf jaar. Stralingsdetectie Een dosimeter bevat een stof die verandert als er ioniserende straling op valt Achteraf meet men de hoeveelheid straling Een Geiger/Müller-teller (GM-teller) bestaat uit een telbuis en een teller. Er is snelle controle mogelijk bij vermoeden van besmetting
Veiligheid Bij een gesloten stralingsbron is de bron opgesloten in een omhulsel en kan de stof niet vrijkomen. Het materiaal en de dikte van het omhulsel worden zo gekozen dat straling van de radioactieve stof wel door het omhulsel kan komen Bij een open stralingsbron kunnen er radioactieve stoffen vrijkomen en is er sprake van besmettingsgevaar
Veiligheidsmaatregelen Om de ontvangen dosis bij gebruik van ioniserende straling zo laag mogelijk te houden, maakt men gebruik van: de afstand hoe groter de afstand, des te kleiner de dosis blootstellingtijd hoe korter de blootstelling- tijd, des te kleiner de dosis afscherming hoe dikker de afscherming, des te kleiner de dosis
Straling en gezondheid Röntgenstraling wordt gebruik voor het doorlichten, bijvoorbeeld bij mogelijke botbreuk, maar kan ook de beweging van het hart volgen Bij een CT-scan draait de bron om de patiënt, een computer maakt daarbij een beeld van een doorsnede van een deel van het lichaam
Kernstraling wordt gebruikt voor radiodiagnostiek, bijvoorbeeld een scintigram door γ-straling De stof werkt als tracer (spoorzoeker) die naar aandoeningen of tumoren zoekt Bij radiotherapie bestraalt men een tumor, dit kan zowel inwendig als uitwendig gebeuren