De belangrijke organische stoffen in de biologie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Koolhydraten BINAS 67A Algemene formule (CH2O)n
Advertisements

DNA Korte herhaling.
Enzymen I Eiwitten maken voor meer dan 50% uit van het gewicht aan drooggewicht van de meeste cellen. Meest belangrijke eiwitten zijn enzymen Enzymen.
Materie, energie en leven
Voedingsmiddelen en voedingsstoffen
1 van genotype tot fenotype
Eiwit als van een ei alleen dan anders….
B1 Stoffen worden omgezet
Eiwitten structuur en functie
DNA en chromosomen (4.6).
Genetisch materiaal onder de loep
Enzymen voor de vertering
Kringloop van koolstof en stikstof
Voortgezette assimilatie
1 van genotype tot fenotype
Hoofdstuk 4 Zouten.
Macromoleculaire stoffen Eiwitten & Koolhydraten
Hoofdstuk 10 : Van DNA tot eiwit
koolhydraten: voorbeelden van koolhydraten
Animatie 1 Enzymen Bioplek Animatie 2 Enzymen Bioplek
eiwitten: voorbeelden van eiwitten
vetten: vet algemeen Vetten
enzymen: katalysator Enzymen
ASSIMILATIE Basisstof 3 en 4.
De belangrijke organische stoffen in de biologie
3T Nask2 4 nieuwe stoffen maken
De Cel, DNA.
Food or Fuel H3 Grondstoffen.
CHEMISCHE STOFFEN IN ORGANISMEN
Enzymen Enzymen: Zijn biokatalysatoren Versnellen reacties
Centrale vraag Hoe kunnen inzichten in de moleculaire biologie helpen om ziektes te begrijpen, te voorkomen en te genezen?
Waar haal je de energie vandaan?
Voortgezette assimilatie =
Industrie op miniformaat Video: The inner life of a cell
DNA en eiwitten.
Chemie I Contact Dit document is samengesteld door onderwijsbureau Bijles en Training. Wij zijn DE expert op het gebied van bijlessen en trainingen in.
Organische moleculen.
of : “Kunststoffen” … of : “Plastics” ...
Voortgezette assimilatie =
Atoombindingen Covalent: sterk, elektronenpaar gedeeld
DNA 5 havo 2014.
Hoofdstuk 14 Chemie van het leven.
Boek: Biologie voor jou VWO b2 deel 1
T4 – Voeding en Vertering
Biochemie 2 Koolhydraten
Periode 2.1 Biomoculen en enzymen..
Biomoculen, Spijsvertering en Moleculaire genetica.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
B. Stof 5 De celorganellen Plantencellen en hun organellen 1
STOFWISSELING Opbouw en afbraak.
Hoofdstuk 13: Eiwitten, de werktuigen van het leven
13.4. t/m De ruimtelijke vorm van eiwitten Nadat een eiwit in de cel is aangemaakt, vouwt het zich spontaan in een kluwen, die kenmerkend is voor.
Voorbereiding geboortestage. Onderwerpen: Doel voeding Voedingsbestanddelen Voeding in de praktijk Voeding.
Thema 4 DNA. Genotype - Fenotype genotype: de erfelijke eigenschappen die vastliggen in het DNA (in de genen). fenotype: alle uiterlijk waarneembare kenmerken.
12.2 Stofwisselingsprocessen Autotroof: Organismen die uit anorganische moleculen hun benodigde organische moleculen kunnen maken Naam van dat proces:
Voortgezette assimilatie 1
Diagnostische toets.
6A1-Stofwisseling. B4 Eiwitsynthese (les3).
Quaternaire structuur van eiwitten
Voortgezette assimilatie 1
Genetisch materiaal onder de loep
Biologie Algemeen.
Voedsel Koolhydraten Vetten eiwitten.
Biomoculen, Spijsvertering en Moleculaire genetica.
DNA, RNA en Eiwitsynthese
Bestanddelen voedingsmiddelen
12.2 Stofwisselingsprocessen
Voedsel Koolhydraten Vetten eiwitten.
Koolhydraten H11§3.
Voortgezette assimilatie 1
Transcript van de presentatie:

De belangrijke organische stoffen in de biologie Koolhydraten

Lipiden

Maar ook

Eiwitten (Proteïnen)

Condensatiereactie, de vorming van een eiwit. Een peptidebinding is een verbinding tussen twee aminozuren. De vorming van een dipeptide uit twee afzonderlijke aminozuren gaat gepaard met het verlies van een watermolecuul. Deze ontstaat door het afstaan van een waterstofatoom (H) door de aminogroep en een hydroxylmolecuul (OH) door de carboxylgroep.

Het evenwicht van deze reactie ligt naar de linkerkant (dus naar de zijde van de hydrolyse van de peptidebinding); er is energie vereist om een peptidebinding te vormen (endotherme reactie). De hydrolyse van peptidebindingen (spijsvertering) levert dus energie en verbruikt H2O. Per definitie zegt men dat het amino-uiteinde het chemisch begin is van een proteïne en dat het carboxyl-uiteinde het chemisch einde is van een proteïne. De primaire structuur van een proteïne wordt dus als volgt voorgesteld: H2N—az1—az2—az3—az4—........—azN—COOH

De ruimtelijke bouw van een eiwit Primaire structuur; Volgorde van de aan elkaar gekoppelde aminozuren. Er zijn (ongeveer) 20 aminozuren. Volgorde wordt bepaald door de volgorde van het mRNA bij de ribosoom Een heel kleine verandering in de primaire structuur kan de vorm en functie van het eiwit enorm beïnvloeden. Puntmutatie veroorzaakt structurele verandering in het eiwit hemoglobine, met als gevolg: Sikkelcelanemie

Secundaire structuur De aminozuurketens kunnen in meerdere spiralen ineengestrengeld en onderling met elkaar verbonden zijn, onder meer door waterstofbruggen tussen de amino- en de carboxylgroepen. Deze ineengestrengelde vorm met de waterstofbruggen wordt de secundaire structuur genoemd. Binnen hetzelfde eiwit kun je twee typen secundaire structuur onderscheiden: een mooie spiraal, de alfahelix, en de 'bètaplaat', waarbij de ketens door waterstofbruggen tot enigszins gevouwen brede platen zijn samengevoegd.

Tertiaire structuur - Waterstofbruggen De alfa-helix kan ook zorgen voor bindingen tussen aminozuren op groter afstanden waardoor de gedraaide en gespiraliseerde keten verder wordt opgevouwen dmv; - Waterstofbruggen - Zwavelbruggen, ontstaat doordat de restgroep van het aminozuur cysteïne: -CH2-S-H vaak een covalente binding aan gaat met een andere cysteïne (-S-S-, de zwavelbrug) Door zowel deze waterstof- als zwavelbruggen ontstaat een ruimtelijke vorm die de tertiaire structuur wordt genoemd. Deze vouwing bepaalt: - De eventuele koppelingen die het eiwit met andere stoffen kan maken (enzymen) - De chemische eigenschappen, de hydrofiele groepen liggen in de regel aan de buitenkant terwijl de hydrofobe groepen binnenin de eiwitkluwen zitten. Waarom?

Quaternaire structuur Sommige eiwitten bestaan uit twee of meer polypeptideketens die zijn samengesteld tot een functioneel macromolecuul. In dat geval heeft het eiwit ook nog een quaternaire structuur. Collageen (bindweefselvezels), insuline (suikerhormoon) en hemoglobine (zuurstofbindende stof) hebben een quaternaire structuur. In de figuur is te zien dat hemoglobine is opgebouwd uit vier polypeptidekluwens met daar binnen een heemgroep. De vier kluwens vormen samen het hemoglobinemolecuul.

Overzicht