Opgave 1 a) stroom door de weerstanden I 1 = U 1 /R 1 =3,0 / 100 = 0,030 A I 2 = U 2 /R 2 =3,0 / 200 = 0,015 A I 3 = U 3 /R 3 =3,0 / 300 = 0,010 A b) I.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Meten met de multimeter
Advertisements

BEGRIPPEN STROOM. SPANNING WEERSTANDEN. DE WET VAN OHM
Double dipping: eerst betalen voor innovatie, dan betalen voor marktpositie Wouter Pors, Bird & Bird Den Haag Zeist, 12 maart 2008.
Elektrische schakelingen
Par. 3.1 Computers zijn overal
Lading Lading is een grootheid met symbool Q. De eenheid is de coulomb met symbool C.
Jerry van den Heuvel Pim van der Lee
Boekhouden: een logisch denkspel gezipte versiegezipte versie dpb economie brugge 5 feb 2003 Bijhorende opdracht dia 1.
Elektriciteit Begrippen die bij elektriciteit horen zijn:
Maak zonder weerstand je proefwerk natuurkunde!
WAT IS ELEKTRICITEIT H 8 Elektriciteit De wet van Ohm.
Diagnostische toets H2 4H
1 SOCS Hoofdstuk 1 Computerarchitectuur. 2 Overzicht Eenvoudig C Arrays  Klassiek gebruik  For opdracht, Increment/Decrement  Wijzers, Arrays en Wijzers.
Inleiding Meten 8E020 8C120 College 15a
WEERSTANDEN.
Inductieve relaxatieoscillator
C programma int main(){ } Compilatie met devc++ in file main.c Gecompileerd programma in file FirstProgram.exe Mov R1, 120 Mov R2, 160 ADD R1, R2.
II. Rekenen tot 1000.
Evolutie: van Kosmos tot Mens Het Heelal Elementaire deeltjes Ontstaan van de elementen Soortsvorming Evolutie op het DNA-niveau De bioinformatische analyse.
Hoofdstuk 5 Elektriciteit
Lichtgevoelige weerstand
Neem onderstaande tabel over en vul hem in:
Serieschakeling In deze powerpoint vind je een stappenplan hoe je de berekeningen bij een serieschakeling moet doen. De pijltjes geven de richting van.
De parallelschakeling
Hoofdstuk 8 Objecten en klassen.
X Operatie.
Dpb economie brugge 5 feb 2003 dia 2. Kapitaal Post Gebouwen Machines Rol. Mat. Bank Kas Lening dpb economie brugge 5 feb 2003 dia 3.
Wet van Ohm George Simon Ohm We gaan de wet van Ohm bespreken.
Opgave Waarom loopt er geen lucht uit de fietsband?
Evenwichten 1. Het zwaartepunt. 2. Werklijn en arm van een kracht.
De Transformator.
I is de stroomsterkte in Ampère (A) R is de weerstand in Ohm ()
Afschrijving aanschafprijs : levensduur kapitaalgoedlevensduuraanschafprijsjaarlijkse afschrijvingen oven8 jaar € 8000 A ijskast6 jaar B € 300 frituur.
Electrische stroom Stroomrichting De wet van Ohm.
Elektrische stroom Stroomrichting. De wet van Ohm.
Elektrische schakelingen
Warmtesensoren en temperatuurmetingen
Conductometrie Door: Joey Geijs.
Warmte.
A Ampèremeter in het circuit, meet stroom door circuit.
Bouw van een atoom. Elektrische stroom bestaat uit bewegende elektronen.
Huiswerkoplossings Les 22.
Breking van lichtstralen door lenzen.
Processor Hart van de computer.
Samenwerking tussen processor, registers en RAMgeheugen
Gelijkwaardige formules
Marc Bremer Natuurkunde Marc Bremer
Bs. Maria ter Heide ‘SAMEN vooruit!’ Koningsspelen 2014 Algemene ouderavond20 mei 2014.
Inzichtvragen elektriciteit.
NTC en LDR N A S K I klas 3.
Grootheden & eenheden TV Elektriciteit.
Elektrische stroom? Gemaakt door J. Luijten.
Les 3: Zaterdag 15 maart 2014 Wim Peeters
Spanningen, Stromen en weerstanden
Signaal conditionering
WAT IS ELEKTRICITEIT H 8 Elektriciteit De wet van Ohm.
Serieschakeling van twee weerstanden
Serie en Parallel.
Elektriciteit H 3 Elektriciteit De wet van Ohm Ing W.T.N.G. Tomassen.
H 3 Elektriciteit De wet van Ohm Ing W.T.N.G. Tomassen Elektriciteit.
Elektriciteit H 3 Elektriciteit De wet van Ohm Ing W.T.N.G. Tomassen.
Een katoenen watje als omhulling zorgt voor de isolatie.
Elektrische stroomsterkte Natuurkunde Overal 2VMBO-t/HAVO
Elektrische stroomsterkte Natuurkunde Overal 2 Hav0 Atheneum
1. Multimeter TILBURG ROC
De elektrische stroom Vertakkingen
Hoofdstuk 4- les 1 Stroomkringen.
Werken met weerstanden
H 8 Elektriciteit Parallel.
Naturalis 5.
Transcript van de presentatie:

Opgave 1 a) stroom door de weerstanden I 1 = U 1 /R 1 =3,0 / 100 = 0,030 A I 2 = U 2 /R 2 =3,0 / 200 = 0,015 A I 3 = U 3 /R 3 =3,0 / 300 = 0,010 A b) I hoofd (=I bron ) = 0,030+0,015+0,010 = 0,055 A c) 1/R v = 1/100+1/200+1/300 R v = 54,5 Ω of R v = 3,0 / 0,055 = 54,5 Ω R 1 = 100  R 3 = 300  R 2 = 200  + 3,0 V

Opgave 2 U 3 =U 2 =I 3 *R 3 = 220*0,0060 = 1,3 V I 2 = U 2 / R 2 = 1,3… / 100 = 0,0013 A I 1 = I bron = I 2 +I 3 = 0,0013…+0,0060 = 0,0073 A R v = 1/(1/100+1/220) = 261 Ohm Ubatterij = 0,0073… * 261 = 1,9 V R 1 = 220  R 3 = 220  R 2 = 100  + I 3 = 6,0 mA

R v = R 1 + 1/(1/R 3 + 1/(R 2 +R 4 )) R v = /(1/100+1/320) = 296 Ω R 3 = 100  R 1 = 220  R 4 = 100  + R 2 = 220  R1R1 R2R2 R3R3 R4R4 Opgave 3