Als je een veer wilt uitrekken dan zul je daar een kracht op Veerkracht Als je een veer wilt uitrekken dan zul je daar een kracht op moeten uitoefenen. (er zijn ook veren waarop je een kracht moet uitoefenen om ze in te drukken v.b. schokbrekers) Een voorbeeld van zo’n kracht is de zwaartekracht (Fz) Als de veer niet meer beweegt geldt dat Fveer = Fz Fveer Fz Fz
Ieder massastukje heeft een massa van 50g = (0,05kg) Er is een verband tussen kracht en uitrekking (mits geen overbelasting). uitrekking Om dit verband (formule) te vinden gaan we aan de veer massastukjes hangen lengte uitrekking Ieder massastukje heeft een massa van 50g = (0,05kg) Hieruit volgt dat de zwaartekracht die dit blokje ondervindt: Fz= m x g g = zwaartekrachtsversnelling gaarde ≈ 10 N/kg Fz= 0,05 x 10 Fz= 0,5N Bij de veer uit het voorbeeld geeft ieder massastukje, welke een kracht van 0,5N uitoefent, een lengteverandering van 2cm
Tabel + grafiek Voor de veer uit het voorgaande voorbeeld geldt dus: F F u (cm) 2 4 6 8 F (N) 0,5 1,0 1,5 2,0 uitrekking u (cm) F (cm) 1 1,5 2 4 6 0,5 8 Algemene vergelijking van een evenredig verband y = a.x F u Veerconstante Cv voor een veer Algemene vergelijking van een lineair verband F = Cv.u y = a.x + b hellingsgetal beginwaarde deze is bij een veer = 0 (geen kracht geen uitrekking) Als beginwaarde = 0 dan heb je een evenredig verband
F = Cv.u F Cv = u F = kracht op de veer in N u = uitrekking in b.v. cm samengevat F = kracht op de veer in N F = Cv.u u = uitrekking in b.v. cm Cv = veerconstante De kracht die nodig is om de veer 1 cm uit te rekken De eenheid van Cv hangt af van de eenheid van uitrekking Meestal meten we bij veren de uitrekking in cm Dan wordt de eenheid voor Cv N/cm Cv = F u Meten we de uitrekking echter in m Dan wordt de eenheid voor Cv N/m
Een veer rekt 3,5cm uit als je er een kracht van 5N op uitoefent. Voorbeeld 1 geg: gevr: Cv = F u opl: u = 3,5cm Cv Een veer rekt 3,5cm uit als je er een kracht van 5N op uitoefent. Bereken de veerconstante. F = 5N Cv = 5 3,5 Cv = 1,43N/cm Voorbeeld 2 Cv = 2,5N/cm F Je wilt een veer met een veerconstante van 2,5N/cm een uitrekking van 7,5 cm geven. Welke kracht heb je nodig? u = 7,5cm 2,5= F 7,5 F = 18,75N Voorbeeld 3 Cv = 1,5N/cm u Je hangt aan een veer met een veerconstante van 1,5N/cm een blokje met een gewicht van 8N. Welke uitrekking krijgt deze veer? F = 8N 1,5 = 8 u u = 5,33cm
Cv = F u F = Cvu F = Cv(el - bl) u = (el - bl) Voorbeeld 4 VWO Een veer met een beginlengte van 8cm krijgt een lengte van 12cm als je er een kracht van 5N op uitoefent. a] Bereken de veerconstante b] Bereken de lengte van de veer als je er een kracht van 17N op uitoefent. c] Welke kracht moet je erop uitoefenen, wil je een lengte van 20cm wilt bereiken? Cv = F u F = Cvu F = Cv(el - bl) u = (el - bl) eindlengte beginlengte a] F = Cv(el - bl) b] F = Cv(el - bl) c] F = Cv(el - bl) 5 = Cv(12 - 8) 17 = 1,25(el - 8) F = 1,25(20 - 8) Cv= (12 - 8) 5 17 = 1,25el - 10 F = 15N 1,25el = 27 Cv= 5 4 = 1,25 N/cm el = 21,6cm
Je beschikt over de twee onderstaande Voorbeeld 5 VWO F F eindlengte Je beschikt over de twee onderstaande veren waarvan je de beginlengte en veerconstante weet. (zie tekening) 20cm Cv = 9N/cm 16cm Cv = 5N/cm F = Cv(el - bl) F = Cv(el - bl) Bij een bepaalde kracht worden beide veren even lang. Bereken deze kracht, en de bijbehorende lengte van de veren. F = 9(el - 20) F = 5(el - 16) F = 9el - 180 F = 5el - 80 De kracht is voor beide veren gelijk invullen F = 5(25 - 16) 9el - 180 = 5el - 80 F = 59 4el = 100 el = 25cm F = 45N
Bij een belasting van 30 N krijgen onderstaande veren dezelfde lengte. Voorbeeld 6 VWO Bij een belasting van 30 N krijgen onderstaande veren dezelfde lengte. 10cm Cv = 8N/cm 4cm Cv = ? N/cm Bereken de veerconstante van de oranje veer