TRAININGSLEER Eelbode Elke
3 soorten spiervezels Zacht spierweefsel Hartspierweefsel skeletale spierweefsel
HFDST 1: Houding en beweging De skeletspieren Skeletspieren 30 – 48 cm. lang 40 % van de lichaamsmassa
De dwarsgestreepte spieren Sarcolemma = plasmamembraan v/d spiervezel. Myofibrillen = eiwitvezels Celkernen = nucleus Lichte en donkere stroken = dwarse streping
Dwarsgestreepte spieren vervolg
Filamenten Dikke myosinefilamenten Dunne actinefilamenten Samen zorgen ze voor de spiercontracties.
De sarcomeer Donkere band A band Lichte band I band Z lijn midden van I band Afstand tussen 2 Z lijnen sarcomeer M lijn verbinden dikke filamenten uit de A band met elkaar.
Het sarcotubulair systeem Prikkels van zenuwcel naar spiervezels T tubuli geleiden potentiaalverschillen tijdens actiepotentiaal over spiermembraan SR of sarco plasmatisch reticulum Calcium depot van de spiervezel
De spiercontractie “sliding filaments” theory van Huxley
Contractie in 4 fasen
De Motorische eenheid Zenuwcellen die spieren bedienen α motorneuronen of voorhoorncellen. Koppeling CZS en spier gebeurt door de axonen (zie fig.) 1 motorneuron voor ≠ spiervezels. Motor neuron & bijhorende spiervezel motorische eenheid
Van CZS naar de spieren
Rekruteren van motorische eenheden Frequentiegradatie Rekruteringsgradatie
Spiercontractie vormen Excentrische contractie Last door zwaartekracht laten schieten spier gaat verlengen ondanks contractie. Vb. Biceps bij Elbg strk om gewicht te verlagen Concentrische contractie Contractie waarbij de spier verkort, actine schuift tussen myosinefilamenten vb. voorwerp vasthouden. Spier verkort Is een dynamische contractie
Spiercontracties Statische contractie (isometrische contractie). Lengte spier blijft onveranderd omdat: de gewrichtshoek niet verandert Vb. je probeert iets op te heffen dat te zwaar is. Actine filamenten verplaatsen zich niet omdat je voorwerp niet verplaatst.
Kracht snelheidscurve Curve – hyperbool Zie cursus
Spiervezeltypen Afh. Van a neuronen maar ook van variatie en kracht en mate van getraindheid van de persoon.
Rode spiervezels Type I vezels Houdingsspieren Tonische langzaam oxydatieve vezels Myofibrillen niet sterk ontwikkeld Kleine diameter Vetten verbranden in hoofdzaak Enzymenconcentratie is gering Kunnen geen K geven zonder optimale doorbloeding in de spier
Witte spiervezels Type II B vezels Nodig voor grote krachtlevering vb. bij explosieve kracht Grote dichtheid van myofibrillen Bevatten bijna geen myoglobine Gebruiken KH om ATP te leveren bij contractie. (glycolyse) Onder anaërobe omstandigheden max. kracht leveren. vermoeibaar
Intermediaire spieren Type II a vezels Onder aërobe omstandigheden langdurig aanzienlijke kracht leveren. Vb. marathonlopers
Neurale actvering vezeltypen α I motorneuronen verbonden met de witte vezels α II motorneuronen verbonden met de rode vezels, deze worden als eerste geactiveerd. Lage krachtinspanning rode vezels Hoge krachtinspanning witte vezels
Hartspierweefsel Veel mitochondrieën veel myoglobine Veel enzymsystemen Kan KH en lactaat benutten als E leverende stoffen. Geen motorische eenheid Contraheert als één geheel.
Glad spierweefsel Inwendige organen vb. maag, darm, uterus. Cytoplasma heeft geen dwarse streping Actine en myosinefilamenten komen verspreid in de lengterichting voor. T tubuli ontbreekt Vereist geen grote kracht en snelheid Contractie glad spierweefsel is lang.
Spieratrofie Bij immobilisatie Afname in kracht reeds na enkele dagen Ook afname in uithouding