Zingen Vers 1 De schapen alle honderd, die moeten binnengaan, Liedboek 58 Vers 1 De schapen alle honderd, die moeten binnengaan, maar één is afgezonderd naar eigen zin gegaan... Op alle honderd schapen die van de kudde zijn heeft één de kooi verlaten en dwaalt in de woestijn.
Zingen Vers 2 De herder is verwonderd: waar is het schaapje heen? Liedboek 58 Vers 2 De herder is verwonderd: waar is het schaapje heen? Hij telt ze alle honderd, hij telt ze een voor een... Van al de honderd schapen die Hem ter harte gaan heeft één de kooi verlaten en is apart gegaan.
Zingen Vers 3 De herder is gedwongen naar de woestijn te gaan. Liedboek 58 Vers 3 De herder is gedwongen naar de woestijn te gaan. Hij heeft het schaap gevonden, zo komt het veilig aan waar al de andre schapen alreeds verzameld zijn, want wie de kooi verlaten die vinden de woestijn.
Zingen Vers 4 De mensen zijn gebonden door herders zonder hart, Liedboek 58 Vers 4 De mensen zijn gebonden door herders zonder hart, zo hebben zij gezondigd en allen zijn zij zwart... Maar God wil van de schapen de goede herder zijn. Hij heeft de kooi verlaten, Hij zoekt in de woestijn.