Machten en logaritmen Een stukje geschiedenis

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
havo B Samenvatting Hoofdstuk 6
Advertisements

havo A Samenvatting Hoofdstuk 7
Wiskunde A of wiskunde B?.
dy dx De afgeleide is de snelheid waarmee y verandert voor x = xA
Stijgen en dalen constante stijging toenemende stijging
y is evenredig met x voorbeeld a N x 5 x 3
havo B Samenvatting Hoofdstuk 12
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 2
vwo C Samenvatting Hoofdstuk 13
vwo C Samenvatting Hoofdstuk 11
havo B Samenvatting Hoofdstuk 11
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 9
Herleiden (= Haakjes uitwerken)
Overzicht van de leerstof
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 2
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 1
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 5
vwo A Samenvatting Hoofdstuk10
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 7
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 5
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 15
vwo A Samenvatting Hoofdstuk 16
vwo A Samenvatting Hoofdstuk 14
Riemannsommen De oppervlakte van het vlakdeel V in figuur a is
De grafiek van een machtsfunctie
Rekenregels van machten
Optimaliseren van oppervlakten en lengten
Lineaire functies y is een lineaire functie van x betekent y = ax + b
machtsfuncties n even n oneven y y y y a > 0 a < 0 a > 0
∙ ∙ f(x) = axn is een machtsfunctie O n even n oneven y y y y a > 0
Rekenregels voor wortels
Lineaire functies Lineaire functie
Twee soorten groei opgave 6 aN = 9,8 · 1,045 t binvullen t = 6 N = 9,8 · 1,045 6 ≈ 12,8 miljoen. cLos op : 9,8 · 1,045 t = 16 voer in y 1 = 9,8.
Goniometrische formules
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Vergelijkingen van de vorm AB = 0, A2 = B2 en AB = AC
De standaardfunctie f(x) = gx
Asymptoot is een lijn waar de grafiek op den duur mee samenvalt.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Buigpunt en buigraaklijn
1 het type x² = getal 2 ontbinden in factoren 3 de abc-formule
Logaritmen (heel eventjes)
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Exponentiele functies Lesweek 6
ribwis1 Toegepaste wiskunde Lesweek 3
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Exponentiele functies Lesweek 5
WIS21.
ribwis1 Toegepaste wiskunde Lesweek 01 – Deel B
ribwis1 Toegepaste wiskunde, ribPWI Lesweek 01
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Differentieren Lesweek 7
ribWBK11t Toegepaste wiskunde Lesweek 02
Havo D deel 3 Samenvatting Hoofdstuk 11. x 2 y is (recht) evenredig met x De formule heeft de vorm y = ax De tabel is een verhoudingstabel. Bij een k.
havo D deel 3 Samenvatting Hoofdstuk 12
havo B Samenvatting Hoofdstuk 9
vwo D Samenvatting Hoofdstuk 12
havo B 9.4 Transformaties en formules
havo B 9.5 Formules omwerken
havo B Machten en logaritmen
Exponentiële functies en logaritmische functies
H2 Lineaire Verbanden.
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
Vergelijkingen oplossen
Wiskunde A of wiskunde B?.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
havo B Samenvatting Hoofdstuk 3
havo B Samenvatting Hoofdstuk 7
Kegelsnede: Parabolen
Macht, groei, log en ex- ponenten
Exponentiële en logaritmische functies
Transcript van de presentatie:

Machten en logaritmen Een stukje geschiedenis Eerst was er het bepalen van de som. Om een som ongedaan te maken kwam er het verschil. Om sneller een herhaalde som te bepalen kwam er het product. Dat vroeg om het principe van verdeel. Vervolgens ging het om de macht. Die riep de wortel over zich uit. Maar moest ook zijn gelijke vinden in de logaritme.

Rekenregels voor machten en logaritmen 9.1

Vergelijkingen van de vorm glog(A) = glog(B) glog(A) = B geeft A = gB gA = B geeft A = glog(B) glog(A) = glog(B) geeft A = B gA = gB geeft A = B AB = AC geeft A = 0 ⋁ B = C of een substitutie. Controleer bij logaritmische vergelijkingen of de logaritmen van de oorspronkelijke vergelijking gedefinieerd zijn voor de gevonden waarden. 9.1

Voorbeeldopgaven

Opgave 5

opgave 9a 5log(x) = 2 + ½ · 5log(3) 5log(x) = 5log(52) + 5log(3½) 5log(x) = 5log(25) + 5log(√3) 5log(x) = 5log(25√3) x = 25√3 voldoet

opgave 9b 3log(x + 4) + 1 = 2 · 3log(x - 2) 3log(x + 4) + 3log(3) = 3log((x – 2)2) 3log(3(x + 4)) = 3log((x – 2)2) 3log(3x + 12) = 3log((x - 2)2) 3x + 12 = x2 – 4x + 4 x2 – 7x – 8 = 0 (x – 8)(x + 1) = 0 x = 8 ⋁ x = -1 voldoet voldoet niet

Vergelijkingen met logaritmen 9.1

opgave 14a 3x · 2log(x + 1) = ½log(x + 1) 3x · 2log(x + 1) = -2log(x + 1) 3x = -1 ⋁ 2log(x + 1) x = -⅓ ⋁ x + 1 = 1 x = -⅓ ⋁ x = 0 voldoet voldoet

opgave 19a 3x+2 + 3x = 600 32 · 3x + 3x = 600 9 · 3x + 3x = 600 10 · 3x = 600 3x = 60 x = 3log(60)

De standaardgrafiek y = gx Asymptoot is een lijn waar de grafiek op den duur mee samenvalt. 1 1 x x O O domein ℝ bereik 〈0,〉 de x-as is asymptoot 9.2

De standaardgrafiek y = glog(x) 1 1 x x O O 1 1 stijgend domein 〈0, 〉 bereik ℝ de y-as is asymptoot dalend 9.2

Transformaties toepassen op exponentiele en logaritmische standaardfuncties. Opgave 23 9.2

opgave 27 f(x) = 3x - 1 – 2 en g(x) = 4 – 3x a f(x) = g(x) x = 3log(4½) yA = g(3log(4½)) = 4 – 4½ = -½ Dus A(3log(4½)), -½). b f(p) – g(p) = 6 3p - 1 – 2 – (4 – 3p) = 6 3p · 3-1 – 2 – 4 + 3p = 6 1⅓ · 3p = 12 3p = 9 p = 2 9.2

opgave 31 en ⋁ ⋁ ⋁ ⋁ ⋁ ⋁ ⋁ voldoet voldoet ⋁ geeft geeft

opgave 37a f(x) = 2log(x) en g(x) = 2log(x – 3) Stel xB = p, dan is xC = 3p. f(p) = g(3p) = q geeft 2log(p) = 2log(3p – 3) p = 3p – 3 -2p = -3 p = 1½ q = f(p) = f(1½) = 2log(1½)

opgave 37b yB = 2 · yE , dus f(r) = 2 · g(r) f(r) = 2 · g(r) geeft 2log(r) = 2 · 2log(r – 3) 2log(r) = 2log((r – 3)2) r = (r – 3)2 r = r2 – 6r + 9 r2 – 7r + 9 = 0 D = 49 – 4 · 1 · 9 = 13 voldoet niet voldoet

De afgeleide van f(x) = ax f(x) = ax geeft f’(x) = f’(0) · ax Het getal e In opgave 42 heb je gezien dat dus voor a ≈ 2,718 geldt [ax]’ = 1 · ax. f(x) = ex geeft f’(x) = ex Zo gelden voor e ook de rekenregels voor machten 9.3

Functies met e-machten differentiëren 9.3

opgave 51 f(x) = (x2 – 3)ex a f(x) = 0 geeft (x2 – 3)ex = 0 x2 – 3 = 0 ⋁ ex = 0 x2 = 3 ⋁ geen opl. x = √3 ⋁ x = -√3 De nulpunten zijn √3 en -√3. b f(x) = (x2 – 3)ex geeft f’(x) = 2xex + (x2 – 3)ex = (x2 + 2x – 3)ex f’(x) = 0 geeft (x2 + 2x – 3)ex = 0 x2 + 2x – 3 = 0 ⋁ ex = 0 (x + 3)(x – 1) = 0 x = -3 ⋁ x = 1 max. is f(-3) = 6e-3 = min. is f(1) = -2e c Als x heel klein is, dan is ex ≈ 0, dus is de functiewaarde vrijwel 0, dus y = 0 is horizontale asymptoot. d f(x) = p heeft precies twee oplossingen voor p = ⋁ -2e < p ≤ 0.

f’(x) = = eu · (½x – 2) = (½x – 2) f’(x) = 0 geeft (½x – 2) = 0 opgave 56a f(x) = y = = eu met u = ¼x2 – 2x + 2 f’(x) = = eu · (½x – 2) = (½x – 2) f’(x) = 0 geeft (½x – 2) = 0 ½x – 2 = 0 ⋁ = 0 x = 4 geen opl. min. is f(4) = e4 – 8 + 2 = e-2 = Bf = 9.3

opgave 56b O = OP · PQ = p · f(p) = ½p2 – 2p + 1 = 0 D = 4 – 4 · ½ · 1 = 2 De oppervlakte is maximaal voor geeft

Logaritmen met grondtal e De natuurlijke logaritme van een getal a is de logaritme van a met grondtal e, dus ln(a) = elog(a) Voor de natuurlijke logaritme gelden de rekenregels voor logaritmen. 9.4

opgave 64 a 3x ln(x) = 2 ln(x) 3x = 2 ⋁ ln(x) = 0 x = ⋁ x = 1 vold. vold. b ln2(x) – ln(x) = 0 Stel ln(x) = p p2 – p = 0 p(p – 1) = 0 p = 0 ⋁ p = 1 ln(x) = 0 ⋁ ln(x) = 1 x = 1 ⋁ x = e c x2 ln(x + 1) = 4 ln(x + 1) x2 = 4 ⋁ ln(x + 1) = 0 x = 2 ⋁ x = -2 ⋁ x + 1 = 1 x = 2 ⋁ x = -2 ⋁ x = 0 vold. vold.niet vold.

Exponentiële en logaritmische functies differentiëren 9.4

f’(x) = 2 · 22x · ln(2) – 2x · ln(2) = (2 · 22x – 2x)ln(2) opgave 66a f(x) = 22x – 2x f’(x) = 2 · 22x · ln(2) – 2x · ln(2) = (2 · 22x – 2x)ln(2) = (22x + 1 – 2x)ln(2) f’(x) = 0 geeft (22x + 1 – 2x)ln(2) = 0 22x + 1 – 2x = 0 22x + 1 = 2x 2x + 1 = x x = -1 f(-1) = 2-2 – 2-1 = ¼ - ½ = - ¼ Bf = [- ¼ ,  〉 9.4

opgave 66b f’(0) = (20 + 1 – 20) · ln(2) = (2 – 1)ln(2) = ln(2) Kijkend naar de grafiek wordt het antwoord 0 < a < ln(2) ⋁ a > ln(2)

opgave 75a geeft f(x) = 0 geeft 10 ln(x) = 0 ln(x) = 0 x = 1 Dus A(1, 0). Stel k: y = ax + b met a = f’(1) = k: y = 10x + b door A(1, 0) Dus k: y = 10x - 10 0 = 10 + b -10 = b 9.4

opgave 75b f’(x) = 0 geeft 10 – 10ln(x) = 0 ln(x) = 1 x = e max. is f(e) =

opgave 75c Stel xB = p, dan is xC = 2p. f(p) = f(2p) = q geeft 10ln(p) = 5ln(2p) 2ln(p) = ln(2p) ln(p2) = ln(2p) p2 = 2p p2 – 2p = 0 p(p – 2) = 0 p = 0 ⋁ p = 2 vold.niet vold. q = f(p) = f(2) =