Rekenregels van machten

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
havo A Samenvatting Hoofdstuk 10
Advertisements

November 2013 Opinieonderzoek Vlaanderen – oktober 2013 Opiniepeiling Vlaanderen uitgevoerd op het iVOXpanel.
havo A Samenvatting Hoofdstuk 7
Global e-Society Complex België - Regio Vlaanderen e-Regio Provincie Limburg Stad Hasselt Percelen.
M3F-MATEN - Tijd en Snelheid
Stijgen en dalen constante stijging toenemende stijging
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
y is evenredig met x voorbeeld a N x 5 x 3
havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 8
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
vwo C Samenvatting Hoofdstuk 13
vwo C Samenvatting Hoofdstuk 11
havo B Samenvatting Hoofdstuk 11
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 9
Elke 7 seconden een nieuw getal
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 2
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 5
vwo A Samenvatting Hoofdstuk10
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 5
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 4
Regels voor het vermenigvuldigen
De grafiek van een machtsfunctie
De eenheidscirkel y α P x O (1, 0) Speciale driehoeken.
Optimaliseren van oppervlakten en lengten
Lineaire functies y is een lineaire functie van x betekent y = ax + b
machtsfuncties n even n oneven y y y y a > 0 a < 0 a > 0
Wortels x² = 10 x = √10 v x = -√10 kwadrateren is hetzelfde als tot de tweede macht verheffen √10 = 2√10 √10 = 10 √10 ≈ 3,16 (√10)² = 10 daarom heet.
Voorbeeld a5a · 4b = 20ab b-5a · 4a = -20a 2 c-2a · -6a = 12a 2 d5a · -b · 6c = -30abc e-5b · 3a · -2 = 30ab f-2 · -a = 2a opgave 1 a7a + 8a = 15a b6a.
∙ ∙ f(x) = axn is een machtsfunctie O n even n oneven y y y y a > 0
Rekenregels voor wortels
Machten en logaritmen Een stukje geschiedenis
Lineaire functies Lineaire functie
Regelmaat in getallen … … …
Twee soorten groei opgave 6 aN = 9,8 · 1,045 t binvullen t = 6 N = 9,8 · 1,045 6 ≈ 12,8 miljoen. cLos op : 9,8 · 1,045 t = 16 voer in y 1 = 9,8.
De grafiek van een lineair verband is ALTIJD een rechte lijn.
Formules en de GR Met de GR kun je bijzonderheden van formules te weten komen. Eerst plot je de grafiek. Gebruik eventueel de optie ZoomFit (TI) of Auto.
Interval a-8 ≤ x < 3 [ -8, 3 › b4 < x ≤ 4½ ‹ 4, 4½ ] c5,1 ≤ x ≤ 7,3 [ 5,1 ; 7,3 ] d3 < x ≤ π ‹ 3, π ] -83 l l ○● 44½4½ l l ○● 5,17,3 l l ● 3π l l ○● ≤
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
De standaardfunctie f(x) = gx
Asymptoot is een lijn waar de grafiek op den duur mee samenvalt.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Regelmaat in getallen (1).
1 het type x² = getal 2 ontbinden in factoren 3 de abc-formule
1 introductie 3'46” …………… normaal hart hond 1'41” ……..
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Exponentiele functies Lesweek 6
ribwis1 Toegepaste wiskunde Lesweek 2
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Exponentiele functies Lesweek 5
ribwis1 Toegepaste wiskunde, ribPWI Lesweek 01
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Differentieren Lesweek 7
ribWBK11t Toegepaste wiskunde Lesweek 02
Havo D deel 3 Samenvatting Hoofdstuk 11. x 2 y is (recht) evenredig met x De formule heeft de vorm y = ax De tabel is een verhoudingstabel. Bij een k.
havo D deel 3 Samenvatting Hoofdstuk 12
havo A Samenvatting Hoofdstuk 3
havo B Samenvatting Hoofdstuk 9
havo B 9.4 Transformaties en formules
havo B Machten en logaritmen
Hoe gaat dit spel te werk?! Klik op het antwoord dat juist is. Klik op de pijl om door te gaan!
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
De financiële functie: Integrale bedrijfsanalyse©
Worteltrekken (1) F.J. Schuurman De Meibrink 30 Dinxperlo.
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
Regels voor het vermenigvuldigen
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
havo B Samenvatting Hoofdstuk 7
Transcript van de presentatie:

Rekenregels van machten a4 = a · a · a · a a2 · a3 = a · a · a · a · a = a5 = = a2 (a2)3 = a2 · a2 · a2 = a6 (ab)3 = ab · ab · ab = a3b3 Bij vermenigvuldigen de exponenten optellen. a5 a · a · a · a · a a3 a · a · a Bij delen trek je de exponenten van elkaar af. Bij macht van een macht vermenigvuldig je de exponenten. Bij de macht van een product krijg je een product van machten. 7.1

Algemeen ap . aq = ap + q = ap – q (ap)q = apq (ab)p = apbp ap aq 7.1

opgave 3a (ab)3 · a = a3 · b3 · a = a4 b3

opgave 3f (5a4)² + (-a²)4 = 25a8 + a8 = 26a8

de rekenregels voor machten gelden ook bij negatieve exponenten Verhuist een macht van de teller naar de noemer of omgekeerd, dan verandert de exponent van teken. Negatieve exponenten 26 = 64 25 = 32 24 = 16 23 = 8 22 = 4 21 = 2 20 = 1 2-1 = ½ 2-2 = ¼ 4° = 1 a° = 1 (a ≠ 0) 8-1 = ⅛ a-n = (a ≠ 0) de rekenregels voor machten gelden ook bij negatieve exponenten 1 an 7.1

opgave 6c a3 a-2 = a3 - -2 = a5

opgave 6f a7 : a0 a7 – 0 a7

opgave 6i a3 · (a4)-2 = a3 · a-8 = a3 -8 = a-5

opgave 8d 3a · b-2 = 3a · = 1 b2 3a b2

opgave 8e 3a-2 · b3 = 3 · · b3 = 1 a2 3b3 a2

opgave 8f (3a)-2 · 2b-1 = · 2 · = 1 (3a)2 1 b 1 9a2 1 b 2 9a2b

Machten met gebroken exponenten 28 = 256 24 = 16 22 = 4 21 = 2 2 ½ = √2 2 ¼ = √ √2 = √2 x = √x x = √x 4 = √4 = 2 64 = √64 = 4 algemeen: ook geldt: (a > 0) 3 3 4

opgave 10e 4a-2b½ = 4 · · b½ = 1 a2 4b½ a2 4√b a2

opgave 10f 3ab-½ = 3a · = 1 b½ 3a b½ 3 √a √b 3

opgave 11 a √x = x½ b x · √x = x · x½ = x1½ 4

opgave 11g x² √x3 = = x1 4 x2 x

opgave 11h 3 x²· √x √x = = x2-½ = x1 x²· x x½ x2 x½

opgave 12 a 8√2 = 23 · 2 = 24 b = = 23-½ = 22½ 8 √2 23 2½

opgave 12g 3 ⅛ · √ = 2-3 · √2-2 = 2-3 · 2- = 2-3 3

opgave 12h 3 10 · √0,1 = 10 · √10-1 = 101 · 10- = 10 3

opgave 13 a x2 = x2+ = x2 · x = x2 · √x d 3x-2 = 3x · 3-2 = 3x · 

opgave 15 - 16 a x1,8 = 50 x = √50 x ≈ 8,79 b x-3 = 5 x = √5 x ≈ 0,58 e 4 · x-1,8 + 16 = 500 4x-1,8 = 484 x-1,8 = 121 x = √121 x ≈ 0,07 f x9 = √3 x = √(√3) x ≈ 1,06 1,8 : 4 -1,8 -3 9

: 0,013 - 1081,8 : 16,3 opgave 18 F = (2000 – 16,3v)(-5 – T)-1,668 a T = -20 en v = 60 invullen geeft F = (2000 – 16,3 · 60)(-5 - -20)-1,668 F ≈ 11,16 Een mens kan hooguit 11 minuten buiten lopen. b F = 15 en T = -18 invullen geeft 15 = (2000 – 16,3v)(-5 - -18)-1,668 15 ≈ (2000 – 16,3v) · 0,0139 1081,8 ≈ 2000 – 16,3v 16,3v ≈ 918,2 v ≈ 56,3 : 0,013 - 1081,8 : 16,3

c het rijden van 10 km met een snelheid van 40km/u F = (2000 – 16,3v)(-5 – T)-1,668 c het rijden van 10 km met een snelheid van 40km/u duurt 15 minuten dus F = 15 F = 15 en v = 40 invullen geeft 15 = (2000 – 16,3 · 40)(-5 – T)-1,668 15 = 1348(-5 – T)-1,668 = (-5 – T)-1,668 = -5 – T 14,8 ≈ -5 – T T ≈ -19,8 Vanaf 20 graden onder 0 gaat de wedstrijd niet door. 15 1348 -1 1,668 15 1348

Als er een getal a bestaat zo, dat P = a · Q dan is P evenredig met Q. Evenredig en omgekeerd evenredig Als er een getal a bestaat zo, dat P = a · Q dan is P evenredig met Q. Het getal heet de evenredigheidsconstante. Als er een getal a bestaat zo, dat P = a · dan is P omgekeerd evenredig met Q. uit P = a · volgt PQ = a y is evenredig met xn betekent dat er een getal a is met y = a · xn y is omgekeerd evenredig met xn betekent dat er een getal a is met y = a · 1 Q 1 Q 1 Q 7.2

opgave 20 a T = a · R1,5 bij R = 12,20 hoort T = 15,9 Titan b T = 0,37 · R1,5 en R = 35,6 geeft T = 0,37 · 35,61,5 T ≈ 78,6 de omlooptijd is ongeveer 78,6 dagen c T = 0,37 · R1,5 en T = = 0,625 geeft 0,625 = 0,37 · R1,5 = R1,5 R ≈ √1,69 ≈ 1,42 de straal van de baan is ongeveer 1,42 × 105 km. 15,9 = a · 12,201,5 = a a ≈ 0,37 15,9 12,201,5 15 24 0,6250,37 1,5

a W = a · m0,75 6700 = a · 400,75 bij m = 40 hoort W = 6700 = a opgave 21 a W = a · m0,75 bij m = 40 hoort W = 6700 de formule is W = 421 · m0,75 b W = 421 · m0,75 en m = 4 geeft W = 421 · 40,75 W ≈ 1190 kJ. c los op : 421 · m0,75 = 50.000 m0,75 ≈ 119 m ≈ √119 m ≈ 584 kg. 6700 = a · 400,75 = a a ≈ 421 6700 400,75 0,75

De standaardfunctie y = gx f(x) = gx met g constant en g > 0 is een exponentiële functie g > 1 0 < g < 1 y y ℝ is de verzameling van alle getallen Asymptoot is een lijn waar de grafiek op den duur mee samenvalt. 1 1 x x O O grafiek is stijgend op ℝ domein ℝ bereik 〈 0, 〉 de x-as is asymptoot grafiek is dalend op ℝ domein ℝ bereik 〈 0, 〉 de x-as is asymptoot 7.3

Het effect van transformaties op y = gx verm. t.o.v. de x-as met a y = a · gx vermenigvuldig in de formule de functiewaarde met a y = gx verm. t.o.v. de y-as met b y = g x vervang in de formule x door · x 1 b 1 b y = gx translatie (c, 0) y = gx – c vervang in de formule x door x – c y = gx translatie (0, d) y = gx + d tel in de formule d op bij de functiewaarde 7.3

vermenigvuldigen t.o.v. de x-as met ½ opgave 31a standaardgrafiek y = 3x y = 3x y 5 y = ½ · 3x y = ½ · 3x + 3 4 3 omhoog 3  vermenigvuldigen t.o.v. de x-as met ½ 2  1   x -3 -2 -1 O 1 2 3 7.3

    standaardgrafiek y = 3x y 3 y = 3x 2 1 x -3 -2 -1 O 1 2 3 opgave 31b standaardgrafiek y = 3x y 3  y = 3x 2 1 omlaag 1  spiegelen in de x-as x -3 -2 -1 O 1 2 3 y = -3x - 1 -1  -2 y = -3x 

y = 3x 5 omlaag y = 3x - 5 4 naar rechts y = 3x-4 - 5 opgave 31c y = 3x 5 omlaag y = 3x - 5 4 naar rechts y = 3x-4 - 5 vermenigvuldigen met 3 y = 3 · (3x-4 – 5) y = 3 · 3x-4 - 15

y = 3x vermenigvuldigen met 3 y = 3 · 3x 5 omlaag y = 3 · 3x - 5 opgave 31d y = 3x vermenigvuldigen met 3 y = 3 · 3x 5 omlaag y = 3 · 3x - 5 4 naar rechts y = 3 · 3x - 4 – 5 y = 3 · 3x - 4 - 5

de asymptoot van f is y = -2 4 opgave 36 y f a f: y = 2x 2 omlaag y = 2x – 2 de asymptoot van f is y = -2 4 3 g g: y = (½)x 1 naar rechts 2 omhoog y = (½)x-1 + 2 de asymptoot van g is y = 2 2 y = 2 1 x b Bf = 〈 -2, 〉 Bg = 〈 2, 〉 c f(x) ≥ g(x) optie intersect x ≈ 2,15 x ≥ 2,15 d Bf = 〈 -2, 〉 f(x) = p heeft geen oplossingen voor p ≤ -2 -3 -2 -1 O 1 2 2,15 3 -1 y = -2 -2 -3

wanneer ligt g boven y = √2 ? f opgave 41 wanneer ligt f boven g ? 4 a teken f en g b f(x) = g(x) (√2)x+4 = (¼)x (2½)x+4 = (2-2)x 2½x+2 = 2-2x ½x + 2 = -2x 2½x = -2 x = -0,8 f(x) ≥ g(x)  x ≥ -0,8 c g(x) = √2 (¼)x = √2 (2-2)x = 2½ -2x = ½ x = -¼ g(x) ≥ √2  x ≤ -¼ wanneer ligt g boven y = √2 ? 3 2 y = √2 1 g x -3 -2 -0,8 -1 -0,25 O 1 2 -1 -2

Logaritme en exponent 2x = 8 x = 3 want 23 = 8 2x = 8 ⇔ 2log(8) 2log(32) = 5 want 25 = 32 algemeen : glog(x) = y betekent gy = x dus glog(gy) = y x > 0 , g > 0 en g ≠ 0 7.4

opgave 45a 2x-1 = 15 x – 1 = 2log(15) x = 1 + 2log(15)

opgave 45f 3 · 52x+1 = 60 52x+1 = 20 2x + 1 = 5log(20) 2x = -1 + 5log(20) x = -½ + ½ · 5log(20)

opgave 49 a 5log(0,2) = 5log() = 5log(5-1) = -1 b 3log(3√3) = 3log(31 . 3½) = 3log(31½) = 1½ c ½log(8) = ½log((½)-3) = -3 d ¼log() = ¼log((¼)2) = 2 e 0,25log(4) = ¼log(4) = ¼log((¼)-1) = -1 f 4log(0,25) = 4log(¼) = 4log(4-1) = g log(7) = log(()-1) = h log(1) = log(()0) =

x = 4 y 4 3 2  1      O 1 2 3 4 5 -1 2 omhoog   4 naar rechts opgave 53 4 a y = 3log(x) 4 naar rechts y = 3log(x – 4) 2 omhoog y = 3log(x – 4) + 2 b Df = 〈 4, 〉 3 2  x   1 3 9 3log(x) -2 -1 1 2 1      O 1 2 3 4 5 -1 2 omhoog   4 naar rechts -2   7.4

c Xmin = 0, Xmax = 10, Ymin = -1 en Ymax = 1 y opgave 56 a b teken c Xmin = 0, Xmax = 10, Ymin = -1 en Ymax = 1 x ½ 1 2 5 10 f(x) -0,3 0,3 0,7 1 y 1     x O 2 4 6 8 10  -1

opgave 57 din = 1 + k · log(iso) din = 21 en iso = 100 invullen geeft 21 = 1 + k · log(100) 21 = 1 + 2k 2k = 20 k = 10 k = 10 en iso = 400 invullen geeft din = 1 + 10log(400) din ≈ 27 k = 10 en din = 24 invullen geeft 24 = 1 + 10log(iso) 10log(iso) = 23 log(iso) = 2,3 iso ≈ 200