Regels bij kansrekeningen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
KWALITEITSZORG november 2012
Advertisements

Stilstaan bij parkeren Dat houdt ons in beweging
Gecijferdheid Negatieve getallen.
Bij een herhaald experiment, met telkens dezelfde kans op succes gebruiken we de binomiale kansverdeling Een binomiale kansverdeling wordt gekenmerkt door.
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
‘SMS’ Studeren met Succes deel 1
Wat was toen het grootste het grootste probleem van de van de FOD?
Standaard-bewerkingen
Kansbomen Veel kansexperimenten bestaan uit 2 of meer experimenten, denk maar aan: - het gooien met 3 dobbelstenen - het gooien met een dobbelsteen en.
Differentie vergelijkingen differentie vergelijkingen
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
havo A Samenvatting Hoofdstuk 9
Regels bij kansrekeningen
havo A Samenvatting Hoofdstuk 6
November 2013 Opinieonderzoek Vlaanderen – oktober 2013 Opiniepeiling Vlaanderen uitgevoerd op het iVOXpanel.
Uitgaven aan zorg per financieringsbron / /Hoofdstuk 2 Zorg in perspectief /pagina 1.
havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 2
dy dx De afgeleide is de snelheid waarmee y verandert voor x = xA
Global e-Society Complex België - Regio Vlaanderen e-Regio Provincie Limburg Stad Hasselt Percelen.
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 6
Herhaling kansrekenen ?!?
aantal gunstige uitkomsten aantal mogelijke uitkomsten
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
y is evenredig met x voorbeeld a N x 5 x 3
Rekenen met procenten Rekenen met procenten.
Regels bij kansrekeningen
aantal gunstige uitkomsten aantal mogelijke uitkomsten
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
havo A Samenvatting Hoofdstuk 11
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
Als de som en het verschil gegeven zijn.
Internationale hogeschool Breda Wiskunde bij het ontwerpen en evalueren van verkeerslichtenregelingen Wachten voor een verkeerslicht duurt altijd te lang…..
Elke 7 seconden een nieuw getal
vwo A Samenvatting Hoofdstuk11
vwo A Samenvatting Hoofdstuk 13
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 7
vwo C Samenvatting Hoofdstuk 14
Regels voor het vermenigvuldigen
Regels bij kansrekeningen SomregelHebben de gebeurtenissen G 1 en G 2 geen gemeenschappelijke uitkomsten, dan is P(G 1 of G 2 ) = P(G 1 ) + P(G 2 ). ComplementregelP(gebeurtenis)
Kansbomen Veel kansexperimenten bestaan uit 2 of meer experimenten, denk maar aan: - het gooien met 3 dobbelstenen - het gooien met een dobbelsteen en.
Regelmaat in getallen … … …
Regels bij kansrekeningen
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
aantal gunstige uitkomsten aantal mogelijke uitkomsten
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Regelmaat in getallen (1).
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
Deze les wordt verzorgd door de Kansrekening en statistiekgroep Faculteit W&I TU/e.
Wat levert de tweede pensioenpijler op voor het personeelslid? 1 Enkele simulaties op basis van de weddeschaal B1-B3.
In dit vakje zie je hoeveel je moet betalen. Uit de volgende drie vakjes kan je dan kiezen. Er is er telkens maar eentje juist. Ken je het juiste antwoord,
Werken aan Intergenerationele Samenwerking en Expertise.
Seminarie 1: Pythagoreïsche drietallen
ribwis1 Toegepaste wiskunde Lesweek 01 – Deel B
Statistiek voor Dataverwerking
havo/vwo D Samenvatting Hoofdstuk 4
Goedemorgen.
Tweedegraadsfuncties
Statistiekbegrippen en hoe je ze berekent!!
Eerst even wat uitleg. Klik op het juiste antwoord als je het weet.
1 van 8 Bernoulli-stochasten & Binomiale stochasten © CI 2003.
ECHT ONGELOOFLIJK. Lees alle getallen. langzaam en rij voor rij
Algemene Ondernemersvaardigheden
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
welke hoef je niet te leren?
Binomiale verdeling Snel en foutloos.
Kansverdelingen Kansverdelingen Inleiding In deze presentatie gaan we kijken naar hoe kansen zijn verdeeld. We gaan in op verschillende.
Complexe problemen Opdelen met somregel en productregel
Kansrekening van Briemen.
Transcript van de presentatie:

Regels bij kansrekeningen aantal gunstige uitkomsten aantal mogelijke uitkomsten Kansdefinitie van Laplace P(G) = Somregel Voor elke uitsluitende gebeurtenissen G1 en G2 geldt P(G1 of G2) = P(G1) + P(G2). Complementregel P(gebeurtenis) = 1 – P(complement-gebeurtenis). Productregel Bij twee onafhankelijke kansexperimenten geldt P(G1 en G2) = P(G1) · P(G2). Bij een kleine steekproef uit een grote populatie mag je trekken zonder terugleggen opvatten als trekken met terugleggen.

Trekken met en zonder terugleggen 6.3

Voorbeeld somregel 4 2 6 1 4 3 6 0 . . = + ≈ 0,333 10 3 10 3 4 0 6 3 In een vaas zitten 4 rode, 2 blauwe en 4 groene knikkers, Nancy pakt 3 knikkers uit de vaas. a) P(2 of 3 rood) = P(2 rood) + P(3 rood) b) P(minder dan 2 groen) = P(0 groen) + P(1 groen) 4 2 6 1 4 3 6 0 . . = + ≈ 0,333 10 3 10 3 4 0 6 3 4 1 6 2 . . = + ≈ 0,667 10 3 10 3

De complementregel P(gebeurtenis + P(complement-gebeurtenis) = 1 P(minder dan 8 witte) = P(0 w)+P(1 w)+P(2 w)+ P(3 w)+P(4 w)+P(5 w)+ P(6 w)+P(7 w) = 1 – P(8 witte) P(gebeurtenis + P(complement-gebeurtenis) = 1 P(gebeurtenis) = 1 – P(complement-gebeurtenis)

Het vaasmodel Bij het pakken van knikkers uit een vaas heb je met combinaties te maken. P(2r, 2w, 1b) = ? Volgens de kansdefinitie van Laplace is die kans Het aantal mogelijke uitkomsten is het aantal manieren om 5 knikkers uit de totaal 15 knikkers te pakken. Dat kan op manieren. Het aantal gunstige uitkomsten is het aantal manieren om 2r uit de 8r, 2w uit 4w en 1b uit 3b te pakken. Dat kan op P(4r, 1w, 2b) = ≈ 0,168 aantal gunstige uitkomsten aantal mogelijke uitkomsten 15 5 8 2 4 2 3 1 . . manieren. 2+2+1=5 8 2 4 2 3 1 . . 8+4+3=15 15 5

Maak een rooster indien mogelijk. Opgave 2 Maak een rooster indien mogelijk. som 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 7 2 3 4 5 6 7 8 3 4 5 6 7 8 9 4 5 6 7 8 9 10 5 6 7 8 9 10 11 6 7 8 9 10 11 12

opgave 6/4 a) P(minstens één prijs) = 1 – P(geen prijs) = b) P(100 euro) = P(1 x 100) + P(2 x 50) c) P(minstens 30 euro) = 1 – P(minder dan 30 euro) = 1 – (P(niets) + P(10 euro) + P(20 euro)) ≈ 0,370 ≈ 0,048 ≈ 0,173

opgave 11/9 P(minstens één volleyballer) =1- P( geen volleyballer) = b) P(dhr A. en secretaresse niet) ≈ 0,637 ≈ 0,788

opgave 18/13 a) P(precies één maal een 2) = b) P(minstens één 1) = P(1- geen 1) c) P(5 x 1 en 3 x 3) d) P( 4 x 1 en 1 x 3 en 3 x 2) ≈ 0,090 ≈ 0,983 ≈ 0,005 ≈ 0,092

opgave 21/17 a P(minstens 2) = 1 – P(geen of 1) = 1 – P(geen) – P(1) = 1 – 0,788 - · 0,22 · 0,787 ≈ 0,554 b P(zes of zeven) = P(zes) + P(zeven) = · 0,536 · 0,476 + · 0,537 · 0,475 ≈ 0,434 c P(hoogstens 2 zakken) = P(minstens 8 slagen) = P(8) + P(9) + P(10) = · 0,718 · 0,292 + · 0,719 · 0,29 + 0,7110 ≈ 0,410 8 1 12 6 12 7 10 8 10 9

Berekeningen met breuken

opgave 31/25 Als er van de 10 knikkers a rood zijn en de rest zwart, zijn er 10 – a zwarte knikkers. b) P(zwarte knikker) = c) P(2 zwarte knikkers) =

Er zijn 50 – p witte knikkers opgave 34/28 In een vaas zitten 50 knikkers, waarvan er p rood zijn. a) P(rr) = b) P(rode en witte) = 2 · P(rw) = Voer in y1 = (50x – x2)/1225 en maak een tabel. Je ziet dat y1 > 0,5 voor x = 22 tot en met x = 28. Bij x = 22 horen 50 – 22 = 28 witte knikkers en bij x = 28 horen 50 – 28 = 22 witte knikkers. Dus er zitten 22 of 23 of 24 of … of 28 witte knikkers in de vaas. De tweede rode knikker pak je uit een vaas met 50 – 1 = 49 knikkers, waarvan er p – 1 rood zijn. Er zijn 50 – p witte knikkers

Bernoulli-experimenten Kansexperimenten waarbij het uitsluitend om de gebeurtenissen succes en mislukking gaat, heten Bernoulli-experimenten. De complement-gebeurtenis van succes is mislukking. De kans op succes geven we aan met p.

Binomiaal kansexperiment Bij een binomiaal kansexperiment is : n het aantal keer dat het experiment wordt uitgevoerd X het aantal keer succes p de kans op succes per keer de kans op k keer succes is gelijk aan P(X = k) = · pk · (1 – p)n – k. n k

opgave 45/39 a) n = 6 en p = = 0,4 P(X = 4) = · 0,44 · 0,62 ≈ 0,138 b) n = 12 en p = = 0,9 P(Y = 10) = · 0,910 · 0,12 ≈ 0,230 6 4 12 10

De notaties binompdf(n, p, k) en binomcdf(n, p, k)

voorbeeld a) X = het aantal keer minstens vijf ogen. ( 1 dobbelsteen) n=15 p = P(minstens 5 ogen) = P(X ≤ 10) = binomcdf(15, , 10) ≈ 0,998 X = het aantal keer meer dan zeven ogen. ( 2 dobbelstenen ) n=18 p = P(meer dan 7 ogen) = p = P(X = 5) = binompdf(18, , 5) ≈ 0,097 som van de ogen 6 7 8 9 10 11 12 5 4 3 2 1

opgave 49/43 a) X = het aantal keer banaan. n=10 P(X = 5) = binompdf(10, 0.2, 5) ≈ 0,026 b) X = het aantal keer appel. n=18 P(X = 3) = binompdf(18, 0.4, 3) ≈ 0,025 c) X = het aantal keer appel. n=20 P(X ≤ 2) = binomcdf(20, 0.4, 2) ≈ 0,004 d) X = het aantal keer banaan n=5 P(X = 4) = binompdf(5, 0.2, 4) ≈ 0,006

a) X = het aantal keer oost. P(in B uitkomen) opgave 53/47 a) X = het aantal keer oost. P(in B uitkomen) = P(X = 2) = binompdf(8, , 2) ≈ 0,260 b) P(in C uitkomen) = P(X = 4) = binompdf(8, , 4) ≈ 0,026 c) P(via A in B) = P(X = 1) · P(X = 1) = binompdf(5, , 1) · binompdf(3, , 1) ≈ 0,140 2 1 4 6 4 1 2 4

Werkschema: binomiale kansen berekenen Omschrijf de betekenis van de toevalsvariabele X Noteer de gevraagde kans met X en herleid deze kans tot een vorm met binompdf of binomcdf. Bereken de gevraagde kans met de GR. P(X minder dan 4) = P(X < 4) = P(X ≤ 3) P(X tussen 5 en 8) = P(X ≤ 7) – P(X ≤ 5) = P(X = 6) + P(X = 7)

opgave 59/54 a) X = het aantal keer even. P(X > 10) = 1 – P(X ≤ 10) = 1 – binomcdf(16, ½, 10) ≈ 0,105 b) X = het aantal keer 3 ogen. P(X < 2) = P(X ≤ 1) = binomcdf(16, ⅙, 1) ≈ 0,227 c) X = het aantal keer 6 ogen P(X = 5) = binompdf(16, ⅙, 5) ≈ 0,076

⅓ haakt voortijdig af dus ⅔ voltooit de studie. opgave 63/57 ⅓ haakt voortijdig af dus ⅔ voltooit de studie. p = 0,40 60% van 120 is 72 X = het aantal dat studie met succes voltooit. P(X > 72) = 1 – P(X ≤ 72) = 1 – binomcdf(120, ⅔, 72) ≈ 0,925 b) X = het aantal dat de studie voortijdig staakt. P(X ≥ 3) = 1 – P(X ≤ 2) = 1 – binomcdf(6, 0.40, 2) ≈ 0,456

De binomiale verdeling met onbekende n opgave 63 X = het aantal treffers. n = onbekend p = 0,4 Voor welke n is P(X ≥ 5) > 0,9, oftewel voor welke n is 1 – P(X ≤ 4) > 0,9 ? TI 1 – binomcdf(n, 0.4, 4) > 0,9 Voer in y1 = 1 – binomcdf(x, 0.4, 4). Maak een tabel en lees af voor n = 17 is y1 ≈ 0,874 voor n = 18 is y1 ≈ 0,906. Dus minstens 18 vrije worpen.

De binomiale en de normale verdeling combineren opgave 76/69 a) X = het aantal optredens dat langer dan 2 uur duurt. X is binomiaal verdeeld met n = 22 en p = normalcdf(120, 1099, 112, 5) ≈ 0,054 P(X ≥ 4) = 1 – P(X ≤ 3) = 1 – binomcdf(22, 0.054, 3) ≈ 0,030 b) X = het aantal optredens dat korter duurt dan 105 minuten. X is binomiaal verdeeld met n = 120 en p = normalcdf(-1099, 105, 112, 5) = 0,080 Je verwacht dat er 120 · 0,080 ≈ 10 optredens korter duren dan een uur en drie kwartier.

De verwachtingswaarde E(X) van de toevalsvariabele X Stel de kansverdeling van X op. Vermenigvuldig elke waarde van X met de bijbehorende kans. Tel de uitkomsten op. De som is E(X). Dus E(X) = x1 · P(X = x1) + x2 · P(X = x2) + … + xn · P(X = xn).

De winstverwachting is - € 1,20 per lot. opgave 79/71 a) W = uitbetaling - 2 E(W) = -2 · 0,96 + 8 · 0,03 + 48 · 0,01 = -1,20 De winstverwachting is - € 1,20 per lot. b) Een lot moet dan 2 – 1,20 = € 0,80 kosten. w -2 8 48 P(W = w) 0,96 0,03 0,01 4 prijzen, 96 keer niet prijs van de 100 3 keer tweede prijs van de 100 1 keer eerste prijs van de 100

opgave 85/77 a) P(13 euro terugbetalen) = P(twee van de drie dagen slecht weer) = 3 · 0,42 · 0,6 = 0,288 b) P(niets terugbetalen) = 0,63 = 0,216 P(6,50 euro terugbetalen) = 3 · 0,4 · 0,62 = 0,432 P(19,50 euro terugbetalen) = 0,43 = 0,064 V = de verdienste per kaart. E(V) = 20 · 0,216 + 13,50 · 0,432 + 7 · 0,288 + 0,50 · 0,064 = 12,20 De eigenaar verdient naar verwachting 228 · 12,20 = 2781,60 euro. v 20 13,50 7 0,50 P(V = v) 0,216 0,432 0,288 0,064

Somregel voor de verwachting Weersvooruitzichten ma di wo do vr Zon % 70 10 30 30 30 Neerslag % 20 60 40 40 40 Wat is de kans dat het op maandag en woensdag droog is? P( X = maandag en woensdag droog ) = 0,8*0,6*0,6*0,4*0,4 De toevalsvariabele X is het aantal dagen dat het in deze werkweek regent. Bereken de verwachtingswaarde van het aantal dagen dat het regent in deze week. E( X) = E(maandag regen) + E(dinsdag regen) + E(woensdag regen) + E(donderdag regen) + E(vrijdag regen) E(maandag regen) = P(X=1)*0,2+P(X=0)*0,8=0,2 etc. E(X)=2,0

De standaardafwijking van een toevalsvariabele

De somregel voor de standaardafwijking Voor elk tweetal onafhankelijke toevalsvariabelen X en Y geldt de somregel voor de standaardafwijking σx+ y = √ σ2x + σ2y VAR(X) = σ2x (de variantie van X) σ2x+ y = σ2x + σ2y dus VAR(X + Y) = VAR(X) + VAR(Y)