Regels voor het vermenigvuldigen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De gemiddelde leerling
Advertisements

Gecijferdheid Negatieve getallen.
Voorrangsregels bij rekenen (2)
havo A Samenvatting Hoofdstuk 2
Standaard-bewerkingen
Van tabel naar formule Hoofdstuk 8 Klas 1
Werken met het begrip wetenschappelijk en significant.
havo A Samenvatting Hoofdstuk 10
NEDERLANDS WOORD BEELD IN & IN Klik met de muis
vergelijkingen oplossen
Grote getallen Getallen groter dan vier cijfers schrijf je meestal in groepjes van drie. Je schrijft niet maar Dit spreek je.
Rekenen Cito M5 oefenen.
Rekenen Cito M6 oefenen.
M3F-MATEN - Tijd en Snelheid
Hoofdstuk 8 Regels Ontdekken Sebnem YAPAR.
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
y is evenredig met x voorbeeld a N x 5 x 3
De toets data 2kb juni 2kc juni 2kd 20 juni 2ke 17 juni   2ma 19 juni
Kb.1 Ik leer op een goede manier optellen en aftrekken
WISKUNDIGE FORMULES.
Nooit meer onnodig groen? Luuk Misdom, IT&T
vwo A/C Samenvatting Hoofdstuk 2
REKENEN.
Elke 7 seconden een nieuw getal
De grafiek van een lineair verband is ALTIJD een rechte lijn.
Rekenregels van machten
Kwadratische vergelijkingen
Voorbeeld a5a · 4b = 20ab b-5a · 4a = -20a 2 c-2a · -6a = 12a 2 d5a · -b · 6c = -30abc e-5b · 3a · -2 = 30ab f-2 · -a = 2a opgave 1 a7a + 8a = 15a b6a.
∙ ∙ f(x) = axn is een machtsfunctie O n even n oneven y y y y a > 0
Lineaire functies Lineaire functie
Regelmaat in getallen … … …
De grafiek van een lineair verband is ALTIJD een rechte lijn.
De grafiek van een lineair verband is ALTIJD een rechte lijn.
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Lineaire vergelijkingen
Differentieer regels De afgeleide van een functie f is volgens de limietdefinitie: Meestal bepaal je de afgeleide niet met deze limietdefinitie, maar.
Regelmaat in getallen (1).
1 het type x² = getal 2 ontbinden in factoren 3 de abc-formule
Oefeningen F-toetsen ANOVA.
Opdrachten Snelheid.
Opdrachten Snelheid.
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
Bewegen Hoofdstuk 3 Beweging Ing. J. van de Worp.
Seminarie 1: Pythagoreïsche drietallen
2.6 Het gebruik van formules en diagrammen
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Differentieren Lesweek 7
havo A Samenvatting Hoofdstuk 3
M3F-MATEN - Gewichten en lengtematen
Standaard-bewerkingen
Hoofdstuk 6 Grafieken en formules
Vergelijkingen oplossen
Statistiekbegrippen en hoe je ze berekent!!
Hoe gaat dit spel te werk?! Klik op het antwoord dat juist is. Klik op de pijl om door te gaan!
–20 4 –2b opgave 20 –160ab · –200b = 8ab · –20 = –20 · 10b = 4 · –5 =
Opgave 6 a–8–5– a – 6–30–21–9– · –8 – 6 =3 · –5 – 6 =3 · –1 – 6 =3 · 0 – 6 =3 · 3 – 6 =3 · 7 – 6 =3 · 11 – 6 = opgave 5 aPeter verdient.
ECHT ONGELOOFLIJK. Lees alle getallen. langzaam en rij voor rij
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
Hoofdstuk 9 havo KWADRATEN EN LETTERS
ware bewering niet ware bewering open bewering
De financiële functie: Integrale bedrijfsanalyse©
Vergelijkingen oplossen
Centrummaten en Boxplot
Algemene Ondernemersvaardigheden
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
Regels voor het vermenigvuldigen
3FD na de vakantie !! Wiskunde deel B + Geodriehoek !!! + potlood !! + gum !! + rekenmachine !! Koop het als je het niet hebt !
Het kwadraat van een getal
3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 6
2 vmbo-t/havo Samenvatting Hoofdstuk 1 (vmbo-T)
Transcript van de presentatie:

Regels voor het vermenigvuldigen positief x positief = positief negatief x positief = negatief positief x negatief = negatief negatief x negatief = positief of + x + = + - x + = - + x - = - - x - = + of vriend van vriend = vriend vijand van vriend = vijand vriend van vijand = vijand vijand van vijand = vriend of + · + = + - · + = - + · - = - - · - = +

opgave 6 (ongeveer) a 2 · 7 · -5 = -70 b 2 · -7 · -5 = 70 c -2 · -7 · -5 d -5 · -4 · 3 = 60 e -5 · 4 · 3 = -60 f -5 · -4 · -3 g -16 · -17 · 0 · 8 = 0 h -1 · -1 · -1 · -1 · 1 = 1 i -18 · 0 · 312 · 17

opgave 10 (ongeveer) Let op de volgorde ! a 7 + 4 · -3 = 7 – 12 = -5 1 Eerst binnen de haakjes. 2 Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts. 3 Optellen en aftrekken van links naar rechts. a 7 + 4 · -3 = 7 – 12 = -5 b 7 · (4 – 11) = 7 · -7 = -49 c 7 – 4 – 11 = -8 d -12 · -3 – 8 · -1 = 36 + 8 = 44 e -13 – (2 + 8) · -3 = -13 – 10 · -3 = -13 + 30 = 17 f -13 – 2 + 8 – 3 · -2 = -13 – 2 + 8 + 6 = -1 g -3 – (3 – 3) · 3 – 3 = -3 – 0 · 3 – 3 = -3 – 0 – 3 = -6 h -3 · -3 · -3 – 3 = 9 · -3 – 3 = -27 – 3 = -30 i -3 · -3 - 3 · -3 – 3 · -3 = 9 + 9 + 9 = 27

Voorbeeld slangen opgave

Slangen opgave 3 -9 -16 16

Slangen opgave 2 2 3 -16 - 10 -5

Slangen opgave 3 -4 33 -21 50 -30 15

Regels voor het delen of positief : positief = positief negatief : positief = negatief positief : negatief = negatief negatief : negatief = positief of + : + = + - : + = - + : - = - - : - = +

Opgave vul getallen zo in dat het getal in een hokje gelijk is aan het product van de getallen er schuin onder. 160 · -100 = -16000 160 : 20 = -100 : 20 = 8 8 : -4 = -5 -5 : -5 = -2 -5 1 20 : -4 =

Opgave vul getallen zo in dat het getal in een hokje gelijk is aan het product van de getallen er schuin onder. 480 : -60 = -8 : 4 = -60 : -15 = -8 -2 4 ½ -4 15 -2 : -4 = 4 : -1 = -15 : -1 =

Bekijk onderstaande formule en beantwoord de vragen w is het aantal weken dat een veulen oud is het gewicht kun je met de volgende formule berekenen: gewicht = 75 + 12 · w a Bereken het gewicht als het veulen 4 weken oud is gewicht = 75 + 12 · 4 = 75 + 48 = 123 kg. b Bereken het gewicht als het veulen 14 weken oud is gewicht = 75 + 12 · 14 = 75 + 168 = 243 kg. c Hoeveel neemt het gewicht van het veulen in een week toe ? w = 0  gewicht = 75 + 12 · 0 = 75 + 0 = 75 kg w = 1  gewicht = 75 + 12 · 1 = 75 + 12 = 87 kg d Hoeveel was het geboortegewicht ? gewicht = 75 + 12 · 0 = 75 kg. 12 kg. per week

opgave 43 Margreet  aantal munten = 5 + 3 · nummer Carla  aantal munten = 6 + 2 · (nummer + 3) a Hoeveel munten heeft Margreet nodig voor de stapel met nummer 6 ? Margreet  aantal munten = 5 + 3 · 6 = 5 + 18 = 23 b Hoeveel munten heeft Carla nodig voor de stapel met nummer 4 ? Carla  aantal munten = 6 + 2 · (4 + 3) = 6 + 2 · 7 = 6 + 14 = 20 c Hoeveel munten hebben Carla en Margreet nodig voor de stapel met nummer 10? Margreet  aantal munten = 5 + 3 · 10 = 5 + 30 = 35 Carla  aantal munten = 6 + 2 · (10 + 3) = 6 + 2 · 13 = 6 + 26 = 32 d Bij welk nummer zijn de stapels van Margreet en Carla even groot ? nummer 1 2 3 4 5 6 7 8 Margreet 11 14 17 20 23 26 29 Carla 16 18 22 24 28 nummer 7

temperatuur in ºC = 15 – 10 · aantal km opgave 44 temperatuur in ºC = 15 – 10 · aantal km a Wat is de temperatuur als ze 2 km hoger zijn ? temperatuur = 15 – 10 · 2 = 15 – 20 = -5°C. b Wat is de temperatuur als ze 500 m hoger zijn ? temperatuur = 15 – 10 · 0,5 = 15 – 5 = 10°C. c Hoeveel is de temperatuur bij de start ? temperatuur = 15 – 10 · 0 = 15°C. d Op de top is het -20 ºC. Wat weet je van de hoogte van de top ? temperatuur = 15 – 10 · 3,5 = 15 – 35 = -20 ºC. hoogte = 3,5 km. 500 m = 0,5 km start = 0 km

aansteken  branduren = 0 opgave 50 lengte in cm = -6 · aantal branduren + 30 a na 2 uur  lengte = -6 · 2 + 30 = -12 + 30 = 18 cm. na 3½ uur  lengte = -6 · 3½ + 30 = -21 + 30 = 9 cm. b tabel c na 5 uur is de kaars opgebrand d lengte = -6 · 0 + 30 = 30 cm. e de kaars wordt elk branduur 6 cm korter f Jerom  lengte in cm = 30 – 6 · aantal branduren zie tabel ! Ronald  lengte in cm = 6 · aantal branduren – 30 aantal branduren = 0  lengte = 6 · 0 – 30 = 0 – 30 = -30 cm Jerom heeft gelijk. aantal branduren 1 2 4½ 5 lengte in cm. 30 24 18 3 -6 -6 -6 · 0 + 30 = -6 · 1 + 30 = -6 · 2 + 30 = -6 · 4½ + 30 = -6 · 5 + 30 = aansteken  branduren = 0

Wat is het antwoord bij de volgende formules (opgave 60 plus twee extra sommen) Gegeven is d = 8 a 3d – 10 = 3 · 8 – 10 = 24 – 10 = 14 b 8 – 10d = 8 – 10 · 8 = 8 – 80 = -72 c 16 : d = 16 : 8 = 2 d d + 7 = 8 + 7 = 15 e -2 · (d – 8) + 1 = -2 · (8 – 8) + 1 = -2 · 0 + 1 = 0 + 1 = 1 f 2 – 5 · (3 – d) = 2 – 5 · (3 – 8) = 2 – 5 · -5 = 2 + 25 = 27

n is het aantal dagen dat je een auto huurt. opgave 61 bedrag = 40n + 150 n is het aantal dagen dat je een auto huurt. a Hoeveel kost het als je een auto 5 dagen huurt ? bedrag = 40 · 5 + 150 = 200 + 150 = 350 euro b Wat is de prijs als je de auto een week huurt ? bedrag = 40 · 7 + 150 = 280 + 150 = 430 euro c W huurt een auto 8 dagen langer dan G Hoeveel moet hij meer betalen dan G ? G: 1 dag huren  bedrag = 40 · 1 + 150 = 40 + 150 = 190 euro W: 9 dagen huren  bedrag = 40 · 9 + 150 = 360 + 150 = 510 euro 510 – 190 = 320 euro + 8

Van formule via tabel naar grafiek Werkschema : zo teken je een grafiek bij een formule 1 Maak een tabel. 2 Teken de horizontale as en zet de getallen erbij. 3 Teken de verticale as en zet de getallen erbij. 4 Schrijf bij de assen waar het over gaat. 5 Teken de punten die uit de tabel volgen en teken de grafiek.

∙ ∙ ∙ ∙ ∙ waterstand 50 40 30 20 10 1 2 3 4 5 6 7 8 opgave 65 hoogte = 5m + 10 a Neem m = 5. Bereken de hoogte. hoogte = 5 · 5 + 10 = 25 + 10 = 35 cm. b Bereken de hoogte van het water na 2½ minuut. hoogte = 5 · 2½ + 10 = 12½ + 10 = 22½ cm. c d m 2 4 6 8 hoogte 10 20 30 40 50 waterstand ∙ 50 5 · 0 + 10 = 5 · 2 + 10 = 5 · 4 + 10 = 5 · 6 + 10 = 5 · 8 + 10 = hoogte in cm. ∙ 40 ∙ 30 ∙ 20 ∙ 10 aantal minuten 1 2 3 4 5 6 7 8

opgave 67 u 1 2 3 4 lengte 15 12 9 6 I : lengte = 15 – 3u a teken de grafiek ∙ lengte in cm. Lengte van de kaars 14 15 – 3 ∙ 0 = 15 – 3 ∙ 1 = 15 – 3 . 2 = 15 – 3 ∙ 3 = 15 – 3 ∙ 4 = kaars I ∙ ∙ 12 b II : lengte = 12 – 2u c teken d na 3 uur branden e kaars II ∙ 10 12 cm lang ∙ per uur 2 cm korter ∙ 8 6 ∙ ∙ ∙ 4 ∙ kaars II ∙ 2 ∙ ∙ u in uren 1 2 3 4 5 6