Klonering van grote DNA segmenten : P1, BAC, PAC, YAC vectoren.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De aantrekkingskracht van uitzendwerk voor werkgevers De rol van ontslagbescherming Amsterdam, 9 juni.
Advertisements

* Vectoren : planten Moleculaire klonering in planten
Klonering van grote DNA segmenten : BAC, PAC, YAC vectoren.
Aanpassing Selectie beleid. Waarom aanpassingen in het huidige selectie beleid?
Onderwerpen van deze presentatie
Vectoren en klonering in hogere organismen : dierlijke cellen
Horizontale DNA-overdracht
basistechnieken van de recombinant-DNA-technologie
Gentransfer naar dierlijke cellen
Klonering van grote DNA segmenten : BAC, PAC, YAC vectoren.
Klonering in S. cerevisiae en andere gisten en fungi
Vectoren : dierlijke cellen
Bijzondere integratie-manipulatiemogelijkheden
Zoeken naar Rho's Jullie hebben met BLAST gezocht naar Rho in planten...  En die hebben jullie gevonden, maar... Lijken ze meer op Rac, Rho of Cdc42?
Detectie van genomische structurele variaties op basis van paired-tag NGS data Peter van ‘t Hof.
De grafiek van een lineair verband is ALTIJD een rechte lijn.
LENGTE METEN VAN EEN GENOOM
Dynamic Systems: Exploring the Paradigms of Change Part II Hoofdstuk 3 uit: A dynamic Systems Appoach to the development of Cognition and Action (Thelen.
CHEMISCHE ZINTUIGEN NEUROBIOFYSICA Dr. J.A.M. van Gisbergen.
Genetisch materiaal onder de loep
DNA replicatie, celcyclus en mitose
In deze presentatie ga je kijken hoe het DNA wordt
Restrictie Enzymen Bacteriele verdediging tegen virale infecties door restrictie- (knip) enzymen.
DNA Replicatie 1. Origineel DNA molecuul: dubbele streng
The relevance of recall and precision in user evaluation Louise T. Su Journal of the American Society of Information Science 1994.
Thema 4 DNA Basisstof 1 Van genotype tot fenotype
College 4, jaar 2, Winter 2009 Inzoomen op Businessmodellen Aangepast programma Deeltijd Jaar 2 Docent Toine Nagel.
Overzicht gebruikte termen genetica
Logo Stapsgewijze verfijning: tekenen van een huis. Uitbreiding naar meerdere huizen, variabele afmetingen, coördinaten en kleuren Opdracht voor het vak.
Solar Influences Data analysis Center / Royal Observatory Belgium Waarom zonnetelescopen boven op een toren plaatsen? Wat is deze vreemde structuur?
De Cel, DNA.
DNA.
Dissimilatie op celniveau
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuursequentie.
Keuze-opdracht 3-1.
Jong blijven? Vernieuw je cellen!
Industrie op miniformaat Video: The inner life of a cell
HIV replicatie.
Genexpressie = de mate waarmee het DNA van een gen gekopieerd wordt naar mRNA en mRNA vertaald wordt naar een aminozuurvolgorde.
Basisstof 6 & 7: Chromosomen en Celdeling
BIO 42 Transcriptie.
BIO 42 Replicatie “hoe het DNA in een cel wordt verdubbeld”
Modificerende enzymen
RFLPs SNPs Micro-array
BIO 42 Het centrale dogma.
Hybridisatie Blotten Probes maken Sequencen
The Molecular Basis of Inheritance
De PCR reactie.
Andere vectoren Genomische DNA bank cDNA synthese PCR
9. DNA & CHROMOSOMEN Structuur en replicatie. Inleiding Chromosomen (fig A): Chromosomen (fig A): in de kern van elke lichaamscel (bij de mens 23 paar)
Expressie van het DNA De translatie vindt plaats in het cytoplasma.
The Molecular Basis of Inheritance (CHMBCM21) College 1, CHMBCM21 Eddy van der Linden.
Presentatie titel Bacteriën Rotterdam, 00 januari 2007
Biologische Labcourse Nanobiologie NB1061 deel 2   Basistechnieken Microscopie, Microbiologie en Moleculaire Biologie Week 9  
Presentatie titel BMLMIC12 Rotterdam, 00 januari 2007
Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 Cursus Genklonering GKL11 Les3: expressievectoren Rotterdam, september 2010.
Presentatie titel Rotterdam, 00 januari 2007 GKL11 Cursus genklonering Rotterdam, september 2008.
Genklonering Presentatie titel Cursus GKL11 Les2: kloneervectoren
College 6: Regulatie van gen expressie
Thema 3 Organen en cellen
Inleiding Experimenteel Resultaten en discussie Besluit 2.
Genregulatie eukaryoten
Welke eiwitten maakt HIV?
AFWEER/IMMUNITEIT.
The Wonderful World of RNA
DNA.
Relevant congres Ageing
CRISPR/Cas begrijpen met modellen en simulaties
Transcript van de presentatie:

Klonering van grote DNA segmenten : P1, BAC, PAC, YAC vectoren. cfr. o.a. Primrose & Twyman : hfdst. 5 Cosmiden : inserts 30-45 kbp : selectie door inpakrestrictie in faag l partikels Zoektocht naar fagen met grotere inpakmogelijkheden (o.a. T4) succesvol met faag P1 Gebruik van F-plasmide als replicon, samen met elektroporatie als DNA-transformatietechniek leidde in 1992 tot BAC vectoren. ('bacterial artificial chromosome') Combinatie van P1 en BAC eigenschappen leidde in 1994 tot PAC vectoren. ('P1-derived artificial chromosome'). Met BAC en PAC kunnen DNA segmenten tot 300 kb gekloneerd worden, hoewel (gezien er geen grootte-selectie is) vaak inserts van 100-150 kb (of zelfs minder) bekomen worden. DNA isolatie, en intactheid, spelen uiteraard een belangrijke rol. Het concept (en terminologie) "artificial chromosome" was reeds in 1987 ontwikkeld in S. cerevisiae met de YAC vectoren.

Overzicht : kloneren van grote fragmenten Kloneren van grote fragmenten : cosmiden, P1, PAC, BAC, YAC - overzicht Vector Capaciteit Replicon Gastheer Kopijenaantal Introductie (kb) Cosmide 30-45 ColE1 E. coli hoog transductie P1 70-100 P1 E. coli 1 (amplificeerbaar) transductie PAC 100-300 P1 E. coli 1 elektroporatie BAC 120-300 F E. coli 1 elektroporatie YAC 250-2000 ARS gist 1 transformatie P1, cosmiden: insertiegrootte beperkt door verpakkingsmogelijkheid in faagpartikels BAC, PACs: minder chimerisatie, eenvoudige bankconstructie, eenvoudige DNA-manipulaties – klonering/insertie YACs: chimerisatie/stabiliteit Belang : - kartering en analyse van complexe genomen ; isolatie operons - beter zicht op overlappende klonen (zie : DNA-banken) - opstellen van fysische kaarten - inzoemen op bepaalde genomische regio’s of operons (sequentieanalyse & hybridisatie)

E. coli bacteriofaag P1 getemperde faag van E. coli. medieert algemene transductie. het genoom is circulair gepermuteerd en terminaal redundant (10 kb). het unieke (niet-gerepeteerde) DNA is ongeveer 90 kb : faag DNA is dus ~ 110 kb bij lysogenie integreert het faag DNA niet in het chromosoom maar blijft als extrachromosomaal DNA in laag aantal kopijen in de cel ("als plasmide"). bij inductie tot lytische ontwikkeling fungeert een lytisch replicon tot hoog aantal kopijen. in het faaggenoom volgt ~ 5 kb na pac een loxP plaats : bij concatenatie volgen opeenvolgende loxP's elkaar op per ~ 90 kb. Pacase splitst per ~ 110 kb, zodat alleen het eerste product 2 loxP sequenties heeft. 2 loxP-sequenties : worden herkend door het product van het cre gen (Cre recombinase)  circularisatie van (alleen deze) DNA moleculen in E. coli (ook indien rec-) in 1990 ontwikkeld tot een vectorsysteem waarin ~ 100 kb insereerbaar is totale capaciteit inpakbaar DNA : ~ 110 kb pac (‘packaging site’) sequentie : startplaats voor verpakking essentieel element, splitsing door Pacase kan ook in vitro gebruikt worden

essentieel RepA eiwit. Daarnaast ligt een par locus (2.7 kb). “By contrast to bacteriophage l, where vectors evolved from the work of many hundreds of investigators in traditional academic institutions, bacteriophage P1 vectors were the product of a single laboratory, that of N. Sternberg at the Dupont Merck Pharmaceutical Company, located in the then wilderness of Wilmington, Delaware (in : Molecular cloning, a laboratory manual, Sambrook & Russell)“ - Het “plasmide” replicon van P1 bestaat uit een ori en repA gen (+ controlegebied) essentieel RepA eiwit. Daarnaast ligt een par locus (2.7 kb). - Zoals bij l bepaalt de fysiologische toestand of de infectie richting lysogenie of lyse gaat. De concentratie van een P1 CI repressor bepaalt dit. Naast het R replicon (lysogenie) is er een L replicon (voor de lytische weg). L replicon : eerst Q structuren ; schakelt dan over naar s replicatie. - Concatemeer DNA wordt gevormd : een prehead bindt dit DNA bij een pac plaats (162 bp) waar het P1-gecodeerde Pacase heeft gesplitst. Er wordt DNA ingepakt tot de pre-kop vol is ; daar volgt een sequentie-onafhankelijke splitsing en een nieuwe pre-kop wordt vanaf dit nieuwe uiteinde verder gevuld. - naast het Pacase, CI kodeert P1 ook voor het Cre recombinase, dat de loxP sequenties (34 bp) (13 bp inverted repeat) herkent en splitst. loxP : ATAACTTCGTATAGCATACATTATACGAAGTTAT

Het concatemeer DNA wordt gesplitst op opeenvolgende 110 kb posities (vanaf de pac). loxP plaatsen liggen ongeveer 90 kb uit elkaar (het unieke DNA in het P1 genoom is 100 kb). Er worden ongeveer 4 faagkoppen gevuld per concatemeer DNA, maar slechts één heeft twee loxP’s, en kan dus cycliseren in een recA E. coli mutant. (Cre is faaggekodeerd.)

Vector-DNA wordt bereid als twee armen, één met pac + loxP, de andere met de replicatiefuncties, resistentiemerker en loxP. In een trimoleculaire ligatiereactie wordt insert-DNA ingebouwd. Transductie naar een E. coli die het Cre-recombinase tot expressie brengt, zodat het verpakte DNA kan circulariseren Klonen met laag-kopijaantal – selectiemerker/kanamycine resistentie Eventueel hoger kopijenaantal via het P1 lytisch replicon Inserts tussen 70 en 100 kb Voorbeelden: P1 vector Ad10 (1990), pAD10sacBII In P1 vectoren is het lytisch replicon aangepast zodat het onder controle van de lac promotor staat en dus induceerbaar is met IPTG. Het inpakmechanisme gebeurt via een "headful" mechanisme, zodat voldoende "extra" DNA in de lange arm als "stuffer" aanwezig moet zijn. Oorspronkelijk werd daarvoor adenovirus DNA gebruikt, hetgeen de nomenclatuur van de eerste (en ook latere) vectoren verklaart. In latere vectoren werd vooral het sacB ingevoerd voor positieve selectie van recombinanten, evenals faag RNA-promotoren rond de insertieplaats om makkelijk RNA sondes te kunnen maken.

Faag P1 vectorsysteem nb. verpakking kan ook in vivo door infectie met wild-type P1 faag.

Faag P1 vector pAd10SacBII Kenmerken 2 loxP sequenties pac sequentie: verpakking in P1 faagpartikels kanr : kanamycineresistentiegen P1 plasmide-replicon: circulair DNA aan ~1 kopij/cel P1 lytisch replicon (‘lytisch replicon’) : onder controle van de lac promoter (induceerbaar met IPTG) : plasmide-amplificatie vóór DNA-isolatie (aantal kopijen stijgt van ~ 1 tot ~ 20 per cel) sacB: positieve selectiemerker voor klonen met insert-DNA (BamHI-site) met faag SP6 en T7 promotors rond de insertieplaats

Faag P1 vector pAd10SacBII

BAC vectoren : bacterieel artificieel chromosoom (1992) vectoren ontwikkeld op basis van het E. coli F plasmide : 1 of 2 kopijen per cel replicatie (unidirectioneel) vereist oriS en repE RepE : helicase (bevordert DNA replicatie) parA, parB en parC voor correcte partitie over de dochtercellen (stabiel behoud van het plasmide) antibioticumresistentiemerker nodig voor selectie insertie van DNA door in vitro ligatie (later, eventueel door recombinatie) er is geen selectie op insertgrootte transformatie door electroporatie ; geen verpakkingsextracten vereist (evenmin mogelijk) bij voorkeur gebruik van recA- E. coli waardcel structureel-stabiel behoud van mens- en plant-DNA (> 100 generaties) nieuwere BAC-vectoren : met lacZa of sacB gen voor herkenning of positieve selectie van recombinanten unieke splitsbaarheid van grote DNA's vergemakkelijkt door het voorzien van cosN, loxP, SceI, NotI, SfiI, ... T7 en SP6 promotoren voor aanmaak van RNA sondes zeer efficient voor genoomkartering en isolatie van operons, enz. Manipuleerbaarheid van het gekloond DNA is moeilijker gezien de grootte (unieke knipplaatsen?).

Voorbeeld : pBeloBACII

PAC vectoren : faag P1-afgeleid artificieel chromosoom 1994 Combinatie van elementen uit de BAC en faag P1 vectorsystemen replicatie zoals P1-vectoren, maar ontdaan van verpakkingssignalen sacB, positieve selectiemerker P1 plasmide en lytisch replicon geen verpakking in P1 faagpartikels geen cre-loxP systeem voor circularisatie – circularisatie bij in vitro ligatie introductie door elektroporatie Voorbeeld: pCYPAC1 insertgroottes bij klonering in BACs of PACs zijn vergelijkbaar ; eventuele geobserveerde verschillen hebben allicht eerder met DNA bereiding te maken dan met inherente karakteristieken. Inserties tot 300 kb bekomen ; DNA-banken hebben meestal een gemiddelde grootte tussen 80 en 120 kb.

Voorbeeld : pCYPAC1

YAC-vectoren : ‘yeast’ artificieel chromosoom 1987 zie : gistvectoren.

that proper spacing between cosQ and cosN is required. Addendum : Bacteriophage l is a double-stranded DNA virus that processes concatemeric DNA into virion chromosomes by cutting at specific recognition sites termed cos. A cos is composed of three subsites: cosN, the nicking site; cosB, required for packaging initiation; and cosQ, required for termination of chromosome packaging. During packaging termination, nicking of the bottom strand of cosN depends on cosQ, suggesting that cosQ is needed to deliver terminase to the bottom strand of cosN to carry out nicking. In the present work, saturation mutagenesis showed that a 7-bp segment comprises cosQ. A proposal that cosQ function requires an optimal sequence match between cosQ and cosNR, the right cosN half-site, was tested by constructing double cosQ mutants; the behavior of the double mutants was inconsistent with the proposal. Substitutions in the 17-bp region between cosQ and cosN resulted in no major defects in chromosome packaging. Insertional mutagenesis indicated that proper spacing between cosQ and cosN is required.