Onderwerp
Het onderwerp kun je op twee manieren vinden: Wie(soms: Wat) + persoonsvorm? Zoek de persoonsvorm. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin. Vraag Wie (soms: Wat) + persoonsvorm? Het antwoord op die vraag is het onderwerp. Verander het getal: enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud. Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud. Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp. LET OP: als de pv enkelvoud is, moet het ow ook enkelvoud zijn.
Manier 1 De ervaren zeeman koerste met gemak het nauwe haventje in. PV = koerste OW = Wie/Wat koerste? De ervaren zeeman De ervaren zeeman / koerste / met gemak / het nauwe haventje / in. Manier 1 Wie(soms: Wat) + persoonsvorm? Zoek de persoonsvorm. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin. Vraag Wie (soms: Wat) + persoonsvorm? Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
Manier 2 De ervaren zeeman koerste met gemak het nauwe haventje in. PV = koerste OW = Verander de pv van getal De ervaren zeemannen koersten met gemak het nauwe haventje in. De ervaren zeeman / koerste / met gemak / het nauwe haventje / in. Verander het getal: enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud. Zoek de persoonsvorm. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin. Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud. Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp. LET OP: als de pv enkelvoud is, moet het ow ook enkelvoud zijn.
Oefenen! Het zinsdeel dat mee verandert, is het onderwerp. Mijn zus lust graag sperzieboontjes. Wie lust? Antwoord: Mijn zus Mijn zussen lusten graag sperzieboontjes. DUS ow = mijn zus Vinden de kinderen de opdracht moeilijk. Wie vinden? Antwoord: De kinderen. Vindt het kind de opdracht moeilijk? DUS ow = de kinderen Luuk schreef een brief aan moeder. Wie schreef? Antwoord: Luuk Luuk en Sean schreven een brief aan moeder. DUS ow = Luuk