De spellingsregels
Hakwoorden: Met de hakstrook hak je het woord in stukjes en je schrijft het woord zoals je het hoort: s-t-u-k p-l-oe-g v-i-s k-r-ui-s-t
ei – plaat:
au – plaat:
Wachtwoorden: Korte klank (a-e-i-o-u) + cht: a wacht, macht, prachtig, zacht e slecht, vlecht, recht, plechtig i gezicht, plicht, nicht, licht o mocht, tocht, bocht u lucht, vlucht, gerucht
Eind –t of –d ? Maak het woord langer ! paard paarden boot boten start starten punt punten potlood potloden
Fopletter: -eer -oor -eur Je hoort / -ir / -or / -ur /, maar laat je niet foppen! Je schrijft: -eer -oor -eur beer, meer, veer, keer voor, door, stoor, hoor geur, kleur, zeuren, keuren
ng Chinese letter: Kleine Chineesje Sjing Sjong Speelt op de tafel ping-pong Hij slaat tegen het behang, Pang! Voorbeelden: behang, pang, sprong, tong, long, zing, ring, slang, drang, jongen, dringen
nk Bankletter: nk De n en de k zijn zo verliefd, daar mag niemand tussen! Geen ngk ! Voorbeelden: bank, blank, flink, bink, dunk, pronk, dronk, stronk, punk, denk, Henk, brink.
aai, ooi, oei: drietekenklank vlaai, kraai, graaien, fraai, draaien ooi, gooi, kooi, plooien, hooien oei, doei, groeien, loeien, vloei
eeuw, ieuw: viertekenklank e e u w i e u w 1 2 3 4 1 2 3 4 1 2 3 4 i e u w 1 2 3 4 (let vooral op dat je de ‘u’ niet vergeet !) Voorbeelden: spreeuw, meeuw, leeuwen, kieuwen, nieuwe, benieuwd.
Verkleinwoorden: Grondwoord + -je -tje -pje -etje Grondwoord: laarsje treintje raampje dingetje
Voorvoegsel: achtervoegsel: be- ge- me- ver- te- begrijp, bezoek, benoem geluk, gevoel, gedoe mevrouw, meneer verhaal, vergeet terug -lijk -heid -ig vrolijk, gelijk, moeilijk overheid, gekheid aardig, lenig
Klankvoeten: Een klankvoetenwoord kun je altijd in, in ieder geval twee, stukken klappen. Bijvoorbeeld: mas-ten hui-zen moo-len (molen) a-pel (appel)
Om met klankvoetenwoorden te kunnen werken, moet je heel goed weten in welke groep een letter thuis hoort ! Is de letter ? - een korte klank - een lange klank - een tweetekenklank - een medeklinker Hoe lees je het woord? Hoe schrijf je het woord?
Indeling in letters
Wie is de baas? Korte klankenstraat: In de korte klankenstraat (a – e – i – o – u) is de dubbelzetter de baas. Dubbelzetter: ”Na een korte klank (a-e-i-o-u-), ‘t is raar maar waar, zet ik twee dezelfde medeklinkers naast elkaar.”
Een voorbeeld: Kikker Klap het woord! (ki-ker) Klankvoet is: ki Klankteen is: i De i woont in de korte klankenstraat. Daar is de dubbelzetter de baas. De dubbelzetter zegt: “Na een korte klank, ‘t is raar, maar waar, zet ik twee dezelfde medeklinkers naast elkaar.” Dus: kikker Maar ook: tassen, hekken, pitten, horren, muggen
Wie is de baas? Lange klankenstraat: In de lange klankenstraat (aa – e e – o o – uu) is de letterdief de baas. Letterdief: ”Na een lange klank vind ik twee letters te veel, vandaar dat ik er eentje steel !.”
Een voorbeeld: Bomen Klap het woord! (boo-men) Klankvoet is: boo Klankteen is: oo De oo woont in de lange klankenstraat. Daar is de letterdief de baas. De letterdief zegt: “Na een lange klank, vind ik twee letters te veel, vandaar dat ik er eentje steel.” Dus: bomen (hij pakt een stukje van de ‘oo’ af) Maar ook: zagen, beten, lopen, huren
Wie is de baas? Tweetekenklankenstraat: In de tweetekenklankenstraat is het hoormannetje de baas. Hoormannetje: ”Je schrijft het woord zoals je ‘t hoort”
Een voorbeeld: keuken Klap het woord! (keu-ken) Klankvoet is: keu Klankteen is: eu De eu woont in de tweetekenklankenstraat. Daar is het hoormannetje de baas. De hoormannetje zegt: “Je schrijft het woord zoals je ‘t hoort.” Dus: keuken Maar ook: pauwen, touwen, ruiken, hoeken, eikels, piepen, pijlen
Wie is de baas? Medeklinkerstraat: In de medeklinkerstraat is het hoormannetje de baas. Hoormannetje: “Je schrijft het woord zoals je ‘t hoort.”
Een voorbeeld: masten Klap het woord! (mas-ten) Klankvoet is: mas Klankteen is: s De s woont in de medeklinkerstraat. Daar is het hoormannetje de baas. Het hoormannetje zegt: “Je schrijft het woord zoals je ‘t hoort.” Dus: masten Maar ook: kletsen, giften, borden, hurken