Hoorcollege 3+4 Populatiegenetica.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Erfelijkheid Thema 3.
Advertisements

Genetica Dhr. Haanstra.
HET ONTSTAAN DER SOORTEN
Populatiegenetica.
Veredeling, inteelt, recombinant-technieken, biotechnologie, ethiek
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
Thema 3 Genetica Paragraaf 1
Tussentijdse evaluatie
Hardy-Weinberg evenwicht
De omvang van genetische verarming in bedreigde plantensoorten in Nederland: een praktijkvoorbeeld Cursus Populatiegenetica en Evolutiebiologie 2002.
POPULATIE GENETICA EN MICRO-EVOLUTIE
Hoorcollege 5 Populatiegenetica.
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Monohybride kruisingen
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Allelen in evenwicht
Monohybride kruisingen
POPULATIE GENETICA WAT IS EEN POPULATIE?.
Hardy-Weinberg evenwicht
Schrijfregels bij genetica
Hoe populaties evolueren En Hoe rekenen we hieraan
Dihybride kruisingen Twee soorten; Niet-gekoppelde overerving,
Het ontstaan der soorten
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Erfelijkheid.
Hoofdstuk 19 Populatiegenetica Handboek p
1. Individuen vertonen variatie in eigenschappen
Erfelijkheid Thema 4.
Vorige keer…. Genotype/Fenotype
Basisstof 1: De evolutietheorie
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
B. Stof 3 Hoofdthema’s in de Biologie
Hoofdstuk 7: Erfelijkheid
Het ontstaan van soorten
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
Nectar Hoofdstuk 20: Evolutie
Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn
Darwin Charles Darwin ( ) 1831: 5-jarige wereldreis “The Beagle” 1859: “The origin of species” Uitgangspunt boek: Biologische/evolutionaire.
ERFELIJKHEID.
Er wordt gekeken naar de overerving van één eigenschap.
Dihybride kruising Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn.
LES 1:Basis van Genetica
Esther Moorees Marinke van der Velde Nelleke Sonneveld Paul Storm Sjoerd Schouten.
Wat is evolutie ?. Charles Darwin (1809 – 1882)
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
B1: Genotype en fenotype
Erfelijkheid genetica
ERFELIJKHEID.
6.1 Wat is genetische diversiteit?
Basisgenetica.
Charles Darwin 5 Evolutietheorie.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
Basisgenetica Les 2.
ERFELIJKHEIDSLEER.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Hoe organiseer ik de fokkerij
Hoofdthema’s in de biologie
Fokkerij en voortplanting
Fokkerij en voortplanting
Hoe organiseer ik de fokkerij
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Chromosomale mechanismen van overerving
Monogene kenmerken.
6.1 Wat is genetische diversiteit?
Inteelt en genomische informatie
Transcript van de presentatie:

Hoorcollege 3+4 Populatiegenetica

Latrodectus sp. Australian red-back spider

Bicyclus anynana droge seizoen natte seizoen 

Rumex droog (links) Rumex overstroomd (rechts)

pepermot

Verspreiding Biston betularia

Sikkelcelanemie

Fenotypische variatie

Hoe ontstaan verschillende eigenschappen ?

Wat moeten we aan informatie hebben om de voorbeelden te begrijpen, te verklaren, te voorspellen? 1. Individuen vertonen variatie in eigenschappen 2. Variatie is tenminste voor een deel erfelijk 3. Individuen planten zich voort, produceren nakomelingen 4. Variatie in eigenschappen gaat samen met variatie in aantal nakomelingen; variatie in fitness 5. Variatie in fitness is het gevolg van de interactie tussen fenotype en milieu

1. Variatie fenotypische vs. genotypische variatie (invloed van milieu) genotype variatie vs. allel variatie homozygoten, heterozygoten genotype frequentie allel frequentie Binomiale variatie vs. kwantitatieve variatie

2. Erfelijk Overerving volgens Mendel Single-locus: Mendels ratio’s AA Aa aa Multi-locus: Mendel + linkage AaBb AABb AABB AaBB etc. Kwantitatief: heritabilities (quantitative genetics)

4. Variatie in fitness Fitness = relatieve bijdrage van elk genotype aan de volgende generatie reproductie overleving Relative fitness Gemiddelde populatie fitness Inclusive fitness

Fitness van een genotype/fenotype houdt in het aantal succesvolle (= reproductieve) nakomelingen van dat genotype/fenotype in de volgende generatie. Dit aantal is onderworpen aan selectie op kenmerken van dat genotype zoals die tot uitdrukking zijn gebracht in het fenotype en dit leidt tot aanpassing

5. Variatie in fitness is het gevolg van de interactie tussen fenotype en milieu

malaria sikkelcel gen

Insecticide productie # insecten resistent tegen tenminste 1 insecticide

Natuurlijke selectie resulteert uiteindeijk in adaptatie

a a b b Jaw width Host 0,8 0,7 0,6 0,5 0,4 survival 0,3 0,2 0,1 Nu Ny Nu Ny Po Ru a diet 0,9 a 0,8 b b Jaw width 0,7 0,6 0,5 Nu Ny Po Ru Host

25 a 20 b 15 leaf toughness 10 d c 5 Nu Ny Po Ru host plant

How to reveal differences between individuals; among each other, within groups, between groups.

Om te begrijpen hoe het proces van micro-evolutie daadwerkelijk tot stand komt is begrip nodig van het spel van allelen, genotypen en fenotypen

Voorwaarden Hardy-Weinberg evenwicht: De soort is diploïd De voortplanting is sexueel Er is random paring in de populatie Generaties zijn niet overlappend De populatie is oneindig groot Er vindt geen selectie plaats Er is geen mutatie Er is geen migratie

AA : Aa : aa p2 : 2pq : q2 AA q * q = q2 Aa p * q allel A: q aA aa Hardy-Weinberg evenwicht AA q * q = q2 Aa p * q allel A: q aA aa p * p = p2 allel a: p allel A: q allel a: p   AA : Aa : aa p2 : 2pq : q2

Hardy-Weinberg theorie genetic structure of parent population genetic structure of second generation

Wat betekent Hardy-Weinberg evenwicht eigenlijk? Als allelfrequenties niet veranderen, als alle individuen in een populatie random (dwz. met een even grote kans) met elkaar paren, dan: zijn de genotype frequenties in de ouderpopulatie gelijk aan de genotype frequenties in de nakomelingen populatie

AA = 80; Aa = 10; aa = 10 Is hier sprake van HW evenwicht? STAP 1 Wat is de allelfrequentie? A: p = (2 x 80 + 10)/200 = 0.85 a: q = (2 x 10 + 10)/200 = 0.15 STAP 2 Wat zijn de verwachte HW frequenties? p2 = 0.85 x 0.85 = 0.7225 2pq = 2 x 0.85 x 0.15 = 0.255 q2 = 0.15 x 0.15 = 0.0225 STAP 3 Wat zijn de verwachte HW aantallen? AA = 0.7725 x 100 = 72.25 Aa = 0.255 x 100 = 25.5 aa = 0.0225 x 100 = 2.25

STAP 3 Wat zijn de verwachte HW aantallen? AA = 0.7225 x 100 = 72.25 Aa = 0.255 x 100 = 25.5 aa = 0.0225 x 100 = 2.25 Wijken verwachte en waargenomen getallen significant van elkaar af? STAP 4 2 = (80-72.25)2/72.25 + (10-25.5)2/25.5 + (10-2.25)2/2.25 = 36.94 df = 1; krit. Waarde = 3.841 STAP 5 Conclusie? Genotype frequenties zijn niet in Hardy-Weinberg evenwicht!!!!!!!

Voorwaarden Hardy-Weinberg genotype frequenties ouderpop. MIGRATIE, MUTATIE SELECTIE (gameet selectie) SELECTIE (overleving) SELECTIE (zygoot selectie) allel frequenties ouderpop. DRIFT NON-RANDOM PARING parings frequenties genotype frequenties bij geboorte genotype frequenties nakomelingen

Selectie Mutatie Migratie gene flow migratie-selectie evenwicht Genetische drift toeval grootte afhankelijk van populatie grootte Niet-random paring assortatieve paring (pos. of neg.) inteelt

fitness POPULATIE GENETISCHE MODELLEN: Verandering van allel frequenties v.b. directionele selectie tegen recessieve homozygoot q2(1-s) 2pq p2 genotype frequenties na selectie q2 genotype frequenties 1-s 1 fitness aa Aa AA genotype gemiddelde fitness: p2 + 2pq + q2(1-s) = p2 + 2pq + q2 – sq2 = 1 –sq2

frequentie genotypen na selectie: q2(1-s)/(1-sq2) aa 2pq/(1-sq2) Aa p2/(1-sq2) AA frequentie A na selectie: p’ = f(AA) + f(Aa)/2 = p2/(1-sq2) + (2pq/(1-sq2))/2 = (p2 + pq)/(1-sq2) p = p – p’ = spq2/(1-sq2)

SELECTIE Directioneel Stabiliserend Disruptief Frequentie-afhankelijk

Voorwaarden Hardy-Weinberg genotype frequenties ouderpop. MIGRATIE, MUTATIE SELECTIE (gameet selectie) SELECTIE (overleving) SELECTIE (zygoot selectie) allel frequenties ouderpop. NON-RANDOM PARING DRIFT parings frequenties genotype frequenties bij geboorte genotype frequenties nakomelingen

Mutatie Punt mutaties Subtituties Translocaties Synoniem vs. non-synoniem mutatie-selectie evenwicht q =  (u/s) voor recessieve allelen q = (u/s) voor dominante allelen genetic load: [(Wmax – W)/Wmax]

Zijn mutaties nu goed of slecht? Mutaties worden vaak als iets negatiefs gezien - veel ziektes zijn veroorzaakt door mutatuties Het merendeel van alle mutaties zijn ‘neutraal’, zonder effecten op het fenotype ‘neutral theory of molecular evolution’ (Motoo Kimura): neutrale mutaties creëren een onzichtbaar reservoir voor genetische diversiteit ! Mutaties zorgen voor genetische variatie en soortvorming

Hoe bijzonder zijn mutaties ? ééncelligen: 2 of 3 op de 1000 ééncelligen hebben een mutant die de cel’s fenotype (uiterlijk) verandert de mens: elk mens bevat gemiddeld 1.6 ‘nieuw’ gen mitochondriaal DNA: 1.6 x 10-7 mutaties per locus per generatie

Puntmutaties: Sikkelcelanemie

Voorwaarden Hardy-Weinberg genotype frequenties ouderpop. MIGRATIE, MUTATIE SELECTIE (gameet selectie) SELECTIE (overleving) SELECTIE (zygoot selectie) allel frequenties ouderpop. NON-RANDOM PARING DRIFT parings frequenties genotype frequenties bij geboorte genotype frequenties nakomelingen

Selectie Mutatie Migratie gene flow migratie-selectie evenwicht Genetische drift toeval grootte afhankelijk van populatie grootte Niet-random paring assortatieve paring (pos. of neg.) inteelt

De toevoeging van migratie in Hardy-Weinberg

Migratie kan allel- en genotype frequenties veranderen

Drift kan allel- en genotype frequenties veranderen

Bottleneck effect

Selectie Mutatie Migratie gene flow migratie-selectie evenwicht Genetische drift toeval grootte afhankelijk van populatie grootte Niet-random paring assortatieve paring (pos. of neg.) inteelt

Inteelt = random paring = Hardy-Weinberg evenwicht Inteelt verhoogt de frequentie aan homozygoten (AA, aa) en verlaagt de frequentie aan heterozygoten (Aa, aA) vergeleken bij de verhoudingen onder Hardy-Weinberg evenwicht AA x AA AA, AA, AA, AA aa x aa aa, aa, aa, aa

De kans op inteelt is groter in kleine populaties Frequentie heterozygoten in overblijvende populaties met verschillende populatiegrootte na meerdere generaties na random kruisingen

Homozygoten worden doorgaans geassocieerd met slechtere overlevingskansen van individuen (inteelt depressie) en op de langere termijn kunnen door de lagere genetische variatie individuen zich bijv. moeilijker aanpassen aan veranderingen in de omgeving. Aan de andere kant kan inteelt leiden tot het ‘purgen’van slechte eigenschappen en tot specialismen Inteelt verhoogt de kans op slechte eieren in mezen

Het spel der allelen is meestal veel complexer dan nu gesuggereerd waarbij er geen directe relatie is tussen allel, genotype en het bijbehorende fenotype Meestal zijn er geleidelijke overgangen: Het bewijs dat eigenschappen door meerdere genen worden bepaald

Kwantitatieve genetica verklaard met Mendelse genetica