Stepping Stones II Chapter 6 Grammar.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Bijwoord He drives quickly. ‘quickly’ zegt iets over…?
Advertisements

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Let me tell you about... (De Voltooid Tegenwoordige Tijd)
Past simple & Past continuous
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Voltooid tegenwoordige tijd
Voorbeeld: I walk He walks You walk She walks
Vragend en Ontkennend maken
You do remember, don’t you?
Past Simple – Past Continuous
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
The English Tenses Alles op een rijtje.
Grammar. When : wanneer, op het moment dat : The doctor said I had to take these pills when I wake up. If : als, voorwaarde : The doctor said I had to.
Instructie grammatica
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Instructie grammatica Word order II A comparison.
Directe rede  Indirecte rede
Past Perfect = vvt (=I had worked/I had been working) He had slept/had been sleeping for 3 hours when I woke him. Hij had al 3 uur geslapen toen ik hem.
Grammar Unit 1.
Adjectives and Adverbs
Present simple & continuous
Word Order. Wie?DoetWat? wie?Waar?Wanneer? onderwerpWerkwoord(en)Meewerkend Lijdend voorwerp PlaatsbepalingTijdsbepaling SheGaveHim a kissIn the shoolyard.
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 3 Hot off the press
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Ontkenningen met to be Een ontkenning betekent dat iets niet zo is. Iam not/ ‘m notfond of homework. Youare not/ aren’tfunny. My fatheris not/isn’tat home.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Adverb = bijwoord (beschrijft bijvoeglijk naamwoord of werkwoord)
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
Lesson 3 PPTs komen op: Extra English Lesson 3 PPTs komen op:
Extra English Lesson 9 - recap.
Grammar 1 3 tijden die belangrijk zijn voor de komende repetitie:
Year 1 Grammar 4.1 NL: ik ENG: “I” is overal met een hoofdletter.
Last week I forgot my keys.
Definities: Present Simple en Past Simple
Present Perfect I have (werkwoord +ED) / (Onregelmatig 3e rijtje)
She is beautiful/beautifully.
Vorige keer: Verleden tijd: (To be) I am in London. I was in London.
Grammar 4.1: Present Simple
Plaats van always (altijd), usually (meestal), often (vaak), normally(normaal gesproken), never (nooit) Bijwoorden als always, usually, often, normally.
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
All right 1thv unit 7 gr 2.1 en 2.2.
grammar 3.1 en 3.2 the present perfect
All Right 3hv Unit 1 Grammar 4.1
past simple en present perfect
4.1 present simple de present simple = de gewone tegenwoordige tijd: Ik loop = I walk Jij slaapt = you sleep etc! Je gebruikt deze tijd om aan te geven.
Present Simple & Present Continuous
Present Perfect Voltooid Tegenwoordige Tijd.  Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd MAAR er staat niet bij wanneer dat gebeurd is.  He has.
Grammar Unit 5 HD 5.1 t/m 5.9.
Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!
Allesvoorengels.nl. 1. Hoe maak je vragen in de Past Simple? 2. Oefeningen 3. Samenvatting allesvoorengels.nl.
Present Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
Present Simple >< Present Continuous
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen de werkwoorden (to) be en can? 2. Hoe maak je korte antwoorden met (to) be en can? 3. Oefeningen allesvoorengels.nl.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden? 2. Wat zijn bijwoorden? 3. Oefening 4. Hoe maak je bijwoorden? 5. Samenvatting allesvoorengels.nl.
Toekomende tijd: met “going to”
Past Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Adverbs and Adjectives
Transcript van de presentatie:

Stepping Stones II Chapter 6 Grammar

Wat is een bijvoeglijk naamwoord? Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft iets of iemand, dus zegt iets over een ……? zelfstandig naamwoord ! Hoe zeg je: Ik at een heerlijke pizza? I ate a delicious pizza Hij is een beroemde chef? He is a famous chef

Maak een paar voorbeelden A good A new An absolute A big Special A fancy Dirty Healthy food disaster recipe dishes success idea restaurant

Wat is een bijwoord? Een bijwoord zegt hoe iemand iets doet, zegt dus iets over het ……? werkwoord ! Hoe herken je een bijwoord? Er staat vaak …ly achter het bijv. naamwoord A nice job you did it …… you did it nicely

wie doet wat hoe She sings fantastic songs She sings her songs ……. She sings her songs fantastically Do vegetarians eat bad food? Do vegetarians eat …..? Do vegetarians eat badly? They live happy lives They live ….. They live happily

Meestal is het bijwoord …. + ly maar …… Easy Easily Basic Basically Horrible Horribly

Onregelmatig! He is a good student He studies …. He studies well Schumacher was a fast driver He drove very ….. He drove very fast Learning English is hard work We are working ….. We are working hard at it

Let op! Wat valt op aan deze werkwoorden? to taste to smell to look to feel to sound to be Gaan niet over actie, iets doen, maar beschrijven hoe iets is, voelt, ruikt, eruit ziet

Dus ….. The fairy tale had a …… end The prince and princess lived …… ever after They look …….

The end