Enzymen I Eiwitten maken voor meer dan 50% uit van het gewicht aan drooggewicht van de meeste cellen. Meest belangrijke eiwitten zijn enzymen Enzymen.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Freek Terheggen, Kaz de Bruijn, Eva Willemsen en Minke Greeven
Advertisements

-Glucuronidase (GUS)
Energie Reactiesnelheid Chemisch evenwicht
CHEMISCH EVENWICHT.
Totaal aan Ppt H1 (Am) 5 Havo.
Enzymen Hoofdstuk 6.
de medicinale randen van vergif: farmacodynamiek en -kinetiek
Stofwisseling.
Indeling enzymen.
Afweersysteem (1): Complex systeem dat pathogenen (ziekteverwekkers) kan buiten houden en opruimen Het lichaam heeft drie verdedigingslinies. Allereerst.
Enzymen en enzymkinetiek
Chemical equilibrium Hoofdstuk 13 Cristy, Corine, Paul, Wouter
Eiwit als van een ei alleen dan anders….
Chemische reacties: algemeen kenmerk
Assimilatie en dissimilatie
B1 Stoffen worden omgezet
Eiwitten structuur en functie
Examentraining Biologie
Biochemische reacties mbv enzymes =biologische katalysatoren

Waarom enzymen? Hun werking
Samenvatting Hoofdstuk 3
Animatie 1 Enzymen Bioplek Animatie 2 Enzymen Bioplek
We beginnen met een standaard voedselketen….
enzymen: katalysator Enzymen
Dissimilatie Grotere organische moleculen E Tussenproduct(en) E
De belangrijke organische stoffen in de biologie
Biochemie: werking van enzymen
De belangrijke organische stoffen in de biologie
Assimilatie / dissimilatie
Aanpassing planning Volgende week: geen practicum maar Basisstof 3
Assimilatie en dissimilatie
Assimilatie en dissimilatie
pijl rechts volgende; pijl links vorige
1.5 De snelheid van een reactie
Enzymen Enzymen: Zijn biokatalysatoren Versnellen reacties
1.4 Chemische reacties.
Centrale vraag Hoe kunnen inzichten in de moleculaire biologie helpen om ziektes te begrijpen, te voorkomen en te genezen?
Voortgezette assimilatie =
ROL VAN ENZYMEN BIJ STOFWISSELINGS-PROCESSEN
Spijsvertering door enzymen
ROL VAN ENZYMEN BIJ STOFWISSELINGS-PROCESSEN
Havo 5 Bas 1: Wat is stofwisseling Bas 2: Enzymen.
Hoofdstuk 6 Reacties.
Boek: Biologie voor jou VWO b2 deel 1
Biochemie 2 Chemische reacties en enzymen
HAVO 5 Boek biologie voor jou Havo B deel 1
Chemisch rekenen Hfst 3.4 t/m 3.7. Een chemische reactie verloopt vaak niet voor 100% De opbrengst (de Yield = de hoeveelheid product(en) is dan lager.
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
Enzymen Hoofdstuk 6.
STOFWISSELING Opbouw en afbraak.
Stofwisseling Enzymen Koolstofassimilatie.
Basisstof 2 Enzymen Chemische reacties verlopen traag Bij een hogere temperatuur - bewegen de moleculen sneller - daardoor botsen ze harder op elkaar -
Stofwisseling Thema 1.
12.2 Stofwisselingsprocessen Autotroof: Organismen die uit anorganische moleculen hun benodigde organische moleculen kunnen maken Naam van dat proces:
Fotosynthese.
6A1 Stofwisseling B5 Regulatie van de genexpressie. B6 Mutaties.
Stoffen transport tussen cellen en hun omgeving.
Voedingsstoffen Bouwstoffen
Basisstof 2 Enzymen Chemische reacties verlopen traag
Voedsel Koolhydraten Vetten eiwitten.
Enzymen Hoofdstuk 6.
Bs. 1 stoffen worden omgezet (stofwisseling )
Stofwisseling 4 VMBO KGT.
Voorbereiding op de biologie toets
12.2 Stofwisselingsprocessen
Voedsel Koolhydraten Vetten eiwitten.
Koolhydraten H11§3.
Thema 1: Stofwisseling de werking van enzymen.
pH sturen is niet altijd makkelijk.
Transcript van de presentatie:

Enzymen I Eiwitten maken voor meer dan 50% uit van het gewicht aan drooggewicht van de meeste cellen. Meest belangrijke eiwitten zijn enzymen Enzymen reguleren metabolisme door zich te gedragen als katalysatoren Enzymen katalyseren een reactie door de activeringsenergie te verlagen  reacties kunnen daardoor verlopen bij de normale temperatuur van de cel Enzymen zijn specifiek: ze katalyseren één type reactie  ‘sleutel-slot’principe

Katalysator = chemische stof die een reactie versnelt zonder verbruikt te worden  enzym is biologische katalysator Activeringsenergie = EA = de energie die nodig is om een reactie te starten  hoeveelheid energie die nodig is om de reactanten over een energiebarrière, of ‘heuvel’, heen te duwen, zodat het ‘heuvelaf’ deel van de reactie kan beginnen EA vaak in de vorm van warmte. Warmte is echter niet geschikt voor een biologisch systeem: denatureert eiwitten en doodt de cel zou alle reacties versnellen! .

Verlagen van activeringsenergie door een enzym

Enzym met actieve plaats Enzym met actieve plaats bezet door een substraat

Enzym – Substraat Complex enzymen reageren met een substraat (= de stof waarmee het enzym specifiek reageert): Enzym + substraat Enzym – substraat complex Enzym + product

Hydrolyse van sucrose

Enzymen II Werking van enzymen wordt beïnvloed door de temperatuur en pH  optimale condities (mens t=35-40 ºC; pH=6-8) meest actieve conformatie van het enzym. Ook sommige chemicaliën beïnvloeden de werking Veel enzymen hebben een ‘niet-eiwit-helper’ nodig: cofactoren (anorganisch: zink, ijzer, koper) of co-enzymen (organisch: meeste vitamines) Reguleren van enzymen vaak door moleculen die binden aan het enzym, niet- competitief en reversibel, waardoor de vorm van het enzym verandert  stimulatie of remming van de enzymactiviteit

Enzymen III Remming vaak door Negatieve Feedback = vorming van het eindproduct van een metabole route wordt geblokkeerd door remmende binding van het eindproduct, met een enzym dat eerder betrokken was in de route  een bepaalde stof remt zijn eigen vorming door binding aan een enzym. Dit voorkomt dat er te veel van die bepaalde stof gevormd wordt Irreversibele remming door giftige stoffen en/of medicijnen  schadelijk voor de cel.

Inhibitie of remming van een enzym Competitief en niet-competitief

Competitieve inhibitie Inhibitor adsorbeer op de actieve plaats van het enzym waar het substraat had moeten reageren. Een goede competitieve inhibitor heeft een hogere affiniteit voor het actief centrum  substraat wordt volledig verdrongen. Een minder goede inhibitor heeft meestal een lagere affiniteit voor het actief centrum en kan relatief gemakkelijk van het actief centrum weggehouden worden door een overmaat aan substraat.

Niet competitieve inhibitie een inhibitor reageert met of bindt op een andere plaats dan het actief centrum van het enzym. Hierdoor vervormt de actieve plaats van het enzym zodanig dat het substraat niet goed meer kan binden