Gebruik van SNP-merkers in fokwaardeschatting

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Genomica in de melkveehouderij de praktische toepassingen
Advertisements

Paarden Door Layla gemaakt.
Pony’s, paarden en paardrijden
Het vergelijken van twee populatiegemiddelden: Student’s t-toets
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
Statistiek Verzamelen Voorstellen Beschrijven Interpreteren
1212 /n Metingen aan de hoogte van een toren  D  wordt gemeten met onzekerheid S  =0.1 o. Vraag 1: Op welke afstand D moet je gaan staan om H zo nauwkeurig.
Deze les wordt verzorgd door de Kansrekening en statistiekgroep Faculteit W&I TU/e.
Twee genenparen Onafhankelijke overerving
Meten bij marktonderzoek
Het paard Door Femke en Lizzy.
POPULATIE GENETICA WAT IS EEN POPULATIE?.
Hogere wiskunde Limieten college week 4
Dihybride kruisingen Twee soorten; Niet-gekoppelde overerving,
IJslanders Geschiedenis Kenmerken Gangen.
Hoofdstuk 5 Vijfkaart hoog, eerste verkenning 1e9 NdF-h1 NdF-h5 1 1.
Rhesusveulen ‘bloedziekte’ Neonatale isoerythrolysis bij het veulen
Thema 7 Erfelijkheidswetten
Voortplanting! Specialisatie Grote huisdieren Les 1: fokken.
Spreekbeurt van Tayissa en Alicia
digibordles: spinnen rekenbegrippen
Intermezzo: Werken met meetresultaten
RFLPs SNPs Micro-array
Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn
13.2 Het zit in de familie X-Chromosomaal.
Er wordt gekeken naar de overerving van één eigenschap.
Dihybride kruising Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn.
Testen met een klein aantal testmonsters Rob Ross.
LES 1:Basis van Genetica
Nakijken Opdracht 25.
Consumentengedrag Beslissen
Beslissen van kalf tot koe: hfdst 6 deel 1
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
6.1 Wat is genetische diversiteit?
Basisgenetica.
Wat zegt een steekproef?
5.1 Hoe bepaal ik waar ik op moet selecteren?
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
X-chromosomale erfelijkheid
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Hoe organiseer ik de fokkerij
Fokkerij en voortplanting
Fokkerij en voortplanting
Voortekenen naderende geboorte
Hoe organiseer ik de fokkerij
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
Beslissen van kalf tot koe: hfdst 6 deel 1
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Medewerkersbijeenkomst ontwikkelingen HbH
3 vmbo-KGT Samenvatting Hoofdstuk 10
3.1 Fokdoel: wat wil ik en wat kan ik bereiken
Hoe selecteer ik ouderdieren?
Fokwaarde Fokkerij 2.
Monogene kenmerken.
Vererving van kwantitatieve kenmerken
Genoomfokwaarden in de praktijk
Hoe schat je merker effecten?
Opdracht: hoe kies je de beste stieren voor je bedrijf?
Genoomfokwaarden Samenvatting.
6.1 Wat is genetische diversiteit?
Beslissen van kalf tot koe: hfdst 6 deel 1
Welke kenmerken kan en wil ik verbeteren? (Hfd 3 van ELF)
Praktijkvoorbeelden van fokprogramma’s met Genoomfokwaarden
Kwantitatieve kenmerken
5.1 Hoe bepaal ik waar ik op moet selecteren?
Inteelt en genomische informatie
Transcript van de presentatie:

Gebruik van SNP-merkers in fokwaardeschatting

Inleiding Wat is de genetische aanleg van een pasgeboren veulen voor een willekeurig kenmerk? Omdat we alleen de fokwaarden van de ouders als informatiebron hebben, is het gemiddelde van de fokwaarde van de ouders de beste schatting. Dit noemen we de verwachte fokwaarde van het veulen. Alle andere veulens uit deze ouders zullen dezelfde verwachte fokwaarde hebben.

Inleiding De werkelijke fokwaarde van het veulen kan verschillen van het oudergemiddelde Dat wordt pas zichtbaar als er extra informatie over de genetische aanleg beschikbaar komt. De extra informatie kan een meting of prestatie van het dier zelf zijn. Met de extra informatie kunnen we dichter bij de werkelijke fokwaarde komen De fokwaarde wordt dan nauwkeuriger Maar: Hoe lang moeten we wachten op de meting of prestatie van het dier zelf? Kunnen we de meting wel aan het dier zelf doen?

Wat kan genomische informatie daarbij doen? De benodigde extra informatie voor een nauwkeuriger fokwaarde kan ook geleverd worden als we informatie over het genoom hebben Hoe dan? In deze applicatie wordt dit nader uitgelegd

Inhoud We beginnen met fokwaardeschatting voor een veulen op basis van de ouders Wat is de verwachte fokwaarde en wat is de werkelijke fokwaarde? Dan laten we zien in welke vorm genomische informatie kan worden gebruikt En wat het effect is op de fokwaardeschatting Tot slot laten we zien hoe in de praktijk genomische fokwaarden worden gemaakt

Gebruik van SNP-merkers in fokwaardeschatting Voorbeeld Fokwaardeschatting voor schofthoogte op moment van geboorte

De fokwaarde voor schofthoogte 24 31 26 32 29 22 32 28 27 33 24 32 FW = 164 FW = 176 Stel, schofthoogte wordt bepaald door 3 genen. De fokwaarde van een paard is de optelsom van de 3 geneffecten

De fokwaarde van een veulen 24 31 26 32 29 22 32 28 27 33 24 32 FW = 164 FW = 176 De fokwaarde van een veulen geboren uit deze ouders is gebaseerd op de helft van de allelen van de merrie gecombineerd met de helft van de hengst. Welk allel op de 3 genen wordt doorgegeven is puur toeval De meeste gunstige allelcombinaties van beide ouders geeft een fokwaarde van 185cm De meest ongunstige combinatie geeft een fokwaarde van 155cm

De mogelijke fokwaarden van een veulen 24 31 26 32 29 22 32 28 27 33 24 32 zie modeule .... FW = 164 FW = 176 De verwachte fokwaarde van een veulen is het gemiddelde van de ouders, dus 170 Maar de echte fokwaarde van veulens kan variëren tussen 155 en 185cm We kunnen met onze verwachting er dus wel 15 cm naast zitten Dus de verwachte fokwaarde is niet zo nauwkeurig

De mogelijke fokwaarden van een veulen ? ? ? ? ? ? FW = 164 FW = 176 In het echt kennen we de effecten van de genen niet (we weten niet eens hoeveel genen betrokken zijn). Zonder verdere informatie kunnen we alleen maar zeggen dat de verwachte fokwaarde van de veulens 170 is. En die is gelijk voor alle veulens uit deze ouders

We hebben extra informatie nodig van het veulen om de fokwaarde verder in te vullen Wachten tot het veulen volwassen is, voor een meting aan het dier zelf? Duurt te lang! Kunnen we informatie van het genoom gebruiken?

fokwaarden met een SNP-merker ? ? ? ? ? ? M1: A = +1.5 cm a = - 1.5 cm M1: AA = +3 cm Aa = 0 cm aa = - 3 cm FW = 164 FW = 176 Stel nu dat we een SNP-merker M1 hebben. Uit onderzoek is gebleken dat paarden met het genotype AA op deze merker gemiddeld 3 cm groter zijn. En paarden met het genotype aa zijn gemiddeld 3 cm kleiner. Het allel- effect van A en a is dus resp. +1.5 en -1.5cm

Verdeling fokwaarden met merker-effect We gaan nu het effect van het merker-genotype meenemen in de fokwaardeschatting Hoe verandert de verdeling van fokwaarden van de veulens door de extra informatie? verdeling van fokwaarden zonder merker-info

Verdeling fokwaarden met merker-effect Het effect van het a-allel is -1.5 cm Dus voor veulens met het genotype aa is de verwachte fokwaarde (170 – 3= ) 167 cm. Daar zit de top van de grafiek voor deze veulens De grafiek van aa-veulens laat zien: De kans op een fokwaarde onder het gemiddelde is groter dan de kans op een bovengemiddelde fokwaarde De kans op een fokwaarde boven 180 is bijna nul

Verdeling fokwaarden met merker-effect Het effect van het A-allel is +1.5 cm Voor veulens met het genotype AA is de verwachte fokwaarde (170 + 3= ) 173 cm. Daar zit de top van de grafiek voor deze veulens De grafiek van AA-veulens laat zien: De kans op een fokwaarde boven het gemiddelde is groter dan de kans op een fokwaarde onder het gemiddelde De kans op een fokwaarde onder 162 is bijna nul

Verdeling fokwaarden met merker-effect Voor veulens met het genotype Aa is de verwachte fokwaarde (170 + 0= ) 170 cm. Dat is gelijk aan de gemiddelde fokwaarde zonder merker informatie De grafiek van Aa-veulens laat zien: De kans op een fokwaarde rond het gemiddelde is het grootst We hebben grotere zekerheid dat de fokwaarde van deze groep echt rond het gemiddelde is. De spreiding is daarom kleiner dan van fokwaarden zonder merker informatie

Door toevoegen van genomische informatie aan de fokwaarde kunnen we de verwachte fokwaarden indelen in groepen op basis van de merker We hebben fokwaarde nauwkeuriger gemaakt Deze informatie is direct bij geboorte te verkrijgen als we het veulen genotyperen We kunnen binnen de groep veulens al selecteren voor grotere schofthoogte

In de praktijk hebben we veel meer merkers die mogelijk ook geassocieerd zijn met genen voor schofthoogte Als we meer merkers meenemen, wordt de fokwaarde nog nauwkeuriger?

fokwaarden met 2 merkers ? ? ? ? ? ? M2: B = +1.375 cm b = - 1.375 cm M2: BB = +2.75 cm Bb = 0 cm bb = - 2.75 cm FW = 164 FW = 176 Stel we hebben een tweede SNP-merker M2. Voor M2 geldt dat BB-genotype +2.75cm geeft en bb-genotype -2.75cm. Het allel-effect is dus +1.375 en -1.375cm Wat worden de verwachte fokwaarden als we merker1 en merker2 combineren?

fokwaarden met 2 merkers AAbb = 170 + 3 -2.75 AABB BB (=+2.75) Bb (=0) bb (=-2.75) AA (=+3) 175.75 173 170.25 Aa (=0) 172.75 170 167.25 aa (=-3) 169.75 167 164.25 aabb Genotypen op beide merkers gecombineerd geeft 9 combinaties Meer merkers geeft een verdere verfijning van de fokwaardegroepen De fokwaarde wordt nauwkeuriger We kunnen beter selecteren binnen de veulens En dit al direct bij de geboorte