VPH Les 2 medicate
Medicatie
Medicatie: uitzetten of verstrekken De regel van 5: 1 juiste medicijn 2 juiste persoon 3 juiste tijdstip 4 juiste hoeveelheid 5 Juiste toedieningswijze Let op: lees altijd de bijsluiter goed.
De werking De werking van een medicijn is afhankelijk van verschillende factoren.
De werking 1 Niveau en of de conditie van de cliënt. Soms werk medicatie tegenovergesteld. Leeftijd, Naarmate de cliënt ouder wordt, wordt de werking van de nieren en ademhaling minder. Hierdoor duurt het afvoeren van afvalstoffen langer.
De werking 2 Tijdstip. Voedingstoffen. Voeding kan effect hebben op de werking van medicijnen. Medicatie die op elkaar inwerken.
Medicatie Toedieningsvormen
ENTERALE Via het maag darmstelsel Oraal - Tablet (retard) - Poeder - Capsule - Dragee - Bruistablet - Drank (meestal: siroop, suspensie) Rectaal - Zetpil (supp) - (Micro) Klysma
PARENTERALE buiten het maag darmkanaal Druppels (oog/oor/neus) Zalven/crèmes (huid, oog, vagina) Pleisters Strooipoeder Inhalatie Vaginaal tabletten Injectievloeistof (intracutaan, subcutaan, intramusculair, intraveneus)
Zalf en crème Crème: bestaat uit veel water en weinig vet of olie. Een crème trekt snel weg. Je wrijft de crème in de huid. Zalf: bevat vrijwel alleen vet. Nauwelijks of geen water. Deze zalf werk goed voor een zeer droge huid. Contra-indicatie bv eczeemhuid. Hierdoor sluit je de huid af. Vette crème zit ertussen in. Goed voor bv eczeem patiënten. Niet te vet, niet te dun.
Druppels Neusdruppels Oogdruppels Oordruppels
Inhalatie Verschillende inhalatoren: Dosisaerosol Poederinhalatoren Vernevelaars
Aandachtspunten medicijntoediening Check of zorgvrager zelf de regie kan nemen. Check welke bijzonderheden er zijn bij de toediening: Bijv. Orale medicatie: voor/tijdens/na het eten/nuchter? Heel? Oplossen? Bruisen? Innemen met water? Dik vloeibaar? Controle of zorgvrager medicatie heeft ingenomen. Pas daarna aftekenen! Observeren/rapporteren (voldoende) effect Observeren/rapporteren bijwerkingen/ overgevoeligheidsreacties