13. Overheidsfinanciën en overheidsschuld

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5: Arbeidsmarkt in de EU
Advertisements

Begrotingscontrole 2013 Federale Overheidsdienst FINANCIEN De Minister van Financiën Koen Geens.
Hoofdstuk 2: De overheid om ons heen
Nationale grootheden Klik om verder te gaan.
OVERHEID. Vrije markteconomen klassieken: Vrije markteconomen: De prijs zorgt ervoor dat alle markten ruimen: al het aanbod wordt verkocht. Zij kijken.
Grafiek 1 BBP-groei Nederland
Hoofdstuk 1 Het begin van Europese samenwerking.
Overheid beleid.
Overheidsfinanciën College 3, 20 mei 2008 Robert Inklaar
Veiligheidszorg Den Haag Veiligheidszorgrekeningen; een nieuw statistisch product Frits Bos.
Welvaart Hoofdstuk 4.
Overheidsfinanciën Klik om verder te gaan.
Financierings- en begrotingssaldo
Uitleg H15 Klas 4G.
Welvaart Hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 1 van EGKS tot EU.
Inkomen les 20 Begrippen & opgave 100 t/m Begrippen Collectieve lasten Geheel van belastingen en sociale premies.
Inkomen 23 Selectie 109 t/m Opdracht 109a Welke belasting betaal je Rente op de bank ad € Inkomensbelasting (VRH)
Inkomen 21 Begrippen H6. 2 Begrippen Directe belastingen Belastingen die rechtstreeks aan de overheid moeten worden betaald.
Economische kringloop
Getting Things Done Bedrijfsvoering in publieke organisaties Albert Meijer en Martijn Ridderbos College 3: 29 september 2011.
BIOF 27 november John Crombez. Inleiding Opsomming van een aantal gegevens van derde partijen Als reactie op de globale aanpak van de regering.
Begrippen kennen Collectieve sector = publieke sector
Europa. Vijf hoofdstukken Negen lessen Laatste les: herhalen Veel zelfwerkzaamheid dus Huiswerk maken ( ik noteer dat)
1 Michiel Verbeek November 2014 Waarom gaat de economie niet een beetje beter?
De Europese Unie: 500 miljoen mensen – 28 landen
Wat is inkomstenbelasting
Duid het juiste land aan
Rollenspel EU besluitvorming
Pag 65 t/m 77. Wat gaan we doen vandaag? Even terugkomen op de inkomstenbelasting Filmpje kijken over belastingen Huiswerk nakijken Uitrekenen inkomstenbelasting.
Begrotingstekort. Inkomsten Land X begroot de inkomsten voor 2014 op €200 miljard.
Pag 65 t/m 77. Wat gaan we doen vandaag? Korte herhaling Kortingen op de belastingen Extra aftrekposten voor ondernemers Ondernemendheid voor Dummies:
1 DE CONCURRENTIEPOSITIE VAN DE BELGISCHE ECONOMIE JOHAN VAN OVERTVELDT.
Kostprijs besparingen regeringsvorming Indexsprong. Brutoloon: 35,000€ of 2,916,6€ / maand Kost indexsprong: 700€ / jaar of 58,3€ / maand Over.
 = Jaarlijkse schatting van de inkomsten en uitgaven van de overheid voor een bepaald jaar.  ticle/detail/ /2011/01/12/Belgie-sluit-2010-
Seminarie Uitbreiding Europese arbeidsmarkt : bedreiging of uitdaging? Tewerkstelling van buitenlandse werknemers in België
Beknopt financieel profiel van de gemeente: PEPINGEN MEERJARENPLAN (toestand 2013)
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen.
De Europese Unie of EU De EGKS wordt gevormd EGKS = Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.
Bron: DNB. De cijfers %-mutaties DNBCPBDNBCPBDNB Bruto binnenlands product-1,0-0,6-½1,0 Particuliere consumptie-1,5-1½-1,7-1½-1,2 Uitvoer.
V IDEO 1: VERSCHIL ARBEIDER EN BEDIENDE. 2 soorten werknemers ArbeiderBediende Soort arbeidHandarbeidHoofdarbeid Naam van de vergoeding voor werk LoonWedde.
Vragen vooraf Hoe staat de Nederlandse economie ervoor? Wat is de oorzaak van de financiële crisis? Zijn er wel eens belastingen afgeschaft? Hoeveel verschillende.
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
Economie.
Presentatie van het advies van het Common Strategic Framework (CSF) over het normatief begrotingstraject in het kader van het stabiliteitsprogramma
Instructie hoofdstuk 8 Internationale ontwikkelingen
Europese integratie EUROPA (ca …)
H4 Wisselkoers en betalingsbalans
Belasting en de overheid
De Overheid Thema 5.
Welkom Havo 5..
Welkom Havo 5..
Alles doen om de herwonnen groei te ondersteunen
“…een ongeëvenaarde hoogstaande samenlevingsvorm, het geestelijk ideaal van Europa”
20 jaar Vlaams fiscaal beleid
Belasting en wetgeving
Budget 2018.
Aanbod Mensen: Werknemers / Spaarders / Verzekerden Bedrijven
Hfst 5 Sparen of lenen? Concept: Ruilen over de tijd
13. Overheidsfinanciën en overheidsschuld
H3-7 De overheidsfinanciën
Het belastingstelsel In Nederland.
Economische kringloop
Rollenspel EU besluitvorming
een oude dag die moeilijk te financieren lijkt
Nederland en de rest van de wereld
Nederland en de rest van de wereld
Touroperator SunShine
Budget 2019.
Transcript van de presentatie:

13. Overheidsfinanciën en overheidsschuld

1. Overheid en overheidsbegroting overheid = federale overheid + sociale zekerheid + gewesten + gemeenschappen + provincies + gemeenten overheidsbegroting = raming van de ontvangsten en uitgaven van de overheid voor een jaar totale ontvangsten - totale uitgaven totale uitgaven, behalve de interestlasten = netto te financieren saldo financieringssaldo primair saldo + aflossingen overheidsschuld bruto te financieren saldo

België:

2. De ontvangsten van de overheid Fiscale ontvangsten = belastingen = overheidsheffingen ter financiering v/d collectieve goederen directe = geheven op inkomsten uit arbeid en vermogen bijv. bedrijfsvoorheffing – roerende voorheffing – onroerende voorheffing – vennootschapsbelasting indirecte = geheven op transacties bijv. BTW – registratierechten – accijnzen – invoerrechten - …  kunnen zijn: progressief – proportioneel – degressief Parafiscale ontvangsten = bijdragen aan de Sociale Zekerheid door werkgevers, werknemers en zelfstandigen Bedrijfsvoorheffing: stijgend % naargelang hoger inkomen en gezinstoestand (zie hs 12) Roerende voorheffing: 30% (sinds 2017) (of 15% voor intresten van spaarboekje, met een vrijstelling van belastingen tot een bepaald bedrag aan intresten) Onroerende voorheffing: 2,5% op geïndexeerd kadastraal inkomen; voor Vlaanderen, maar daarbovenop vooral: opcentiemen voor de provincie en vnl. voor de gemeente Vennootschapsbelasting: 33,99% (maximum)  wordt tegen 2020 verlaagd tot 25%  zie https://www.sbb.be/nl/blog/de-vennootschapsbelasting-vanaf-2018-welk-tarief-betaalt-u Btw: 6% - 12% - 21% Registratierechten: 7% (met vrijstelling voor een zeker bedrag) (was tot voor kort 5% of 10% naargelang de grootte van de woning) Accijnzen: verschillend naargelang product Invoerrechten: voor landen buiten de EU; verschillend naargelang product en land

Niet-fiscale ontvangsten = winsten uit overheidsbedrijven, verhuur onroerende goederen, licenties, boetes, betalingen voor administratieve documenten, … I.g.v. eenmalige maatregelen spreekt men van ’one shots’ bijv. privatiseringen, verkoop v. overheidsgebouwen, verkoop van pensioenfondsen van overheidsbedrijven, …  zie hb tabel onder punt 2: Belgische bedragen en verhoudingen  Eurostat-statistieken (2017): overheidsontvangsten bbp Eurostat-statistieken: surf eerst met je standaardbrowser naar http://ec.europa.eu/eurostat/data/database en laat die pagina open staan; daardoor werken normaliter de rechtstreeks links in de dia’s België: 51,3 % EU28-gemiddelde: 44,8 % - Eurolanden: 46,1% (trend is opnieuw stijgend, na enkele jaren dalende trend) Koplopers in EU: Den – Fra – Fin – Bel (in Europa ook Noo & Ijs) Laagste in EU: Ierland: 26,0 %

fiscale + parafiscale ontvangsten Andere ratio’s: belastingdruk = fiscale + parafiscale ontvangsten bbp Zie ook Eurostat – cijfers vr 2017 België: 47,3 % EU28-gemiddelde: 40,2 % - Eurolanden: 41,4 % (opnieuw stijgend, na enkele jaren dalende trend) koplopers in EU: Frankrijk, Finland, Denemarken, Zweden en België laagste in EU: Ierland (23,5 %) VS: 26,8 % (2015) (bron: Oeso) overheidsbeslag = overheidsuitgaven bbp Zie ook Eurostat-statistieken België 2017: 52,2 % (iéts gedaald) koplopers in EU ook hier: Frankrijk, Finland, Denemarken en België

nog 3 begrippen: sinds 2006 in België: notionele intrestaftrek = ondernemingen kunnen voor het berekenen van hun fiscale winst een fictieve rente aftrekken berekend op (een deel van) het eigen vermogen (zoals ze echte rente op hun vreemd vermogen aftrekken) vlaktaks = alternatief voor progressieve aanslagvoeten in de inkomstenbelasting: 1 tarief bijv. in Estland: 26% (ook vlaktaks in Letland, Litouwen, Rusland, …) (in België pleit Open VLD voor een vlaktaks van 30%, met een belastingvrije som – zie dit artikel) leidt tot meer inkomensongelijkheid

Laffercurve  hogere belastingtarieven leiden niet noodzakelijk tot meer belastinginkomsten 74%, snelle berekening: 100 euro extra brutoloon kost 135 euro; netto: 100 * 0,8693 * 0,50 *0,93 gemeentebel. = 40 netto; btw is 6, 12 of 21% dus pakweg delen door 1,14 = 35. 35 tov 135 = 26% Opm: huidige 74% = sociale bijdragen (wg & wn) + personenbelasting + btw & accijnzen op besteding van dat loon!

2006: invoering notionele interestaftrek (Bron: De Standaard, 9 mei 2012) 2006: invoering notionele interestaftrek

3. De overheidsuitgaven en hun bestemming Overheidsbestedingen = financiering (quasi-)collectieve goederen “werking v/h overheidsapparaat” (administratie, leger, politie, onderwijs, justitie, welzijnszorg, …) lonen en wedden (consumptie) aankopen goederen en diensten (consumptie) investeringen in infrastructuur (investeringen) - … Transferuitgaven = (inkomens)transfers aan gezinnen, bedrijven en buitenland sociale uitkeringen (pensioenen, werkloosheidsuitkeringen, kinderbijslagen, leeflonen, …) subsidies aan bedrijven interestbetalingen op de overheidsschuld bijdrage EU …  zie hb tabel onder punt 3 (zie ook hier ivm sociale zekerheid)

De budgettaire kosten van de vergrijzing nemen verder toe (wijziging van de leeftijdsgebonden overheidsuitgaven in procentpunten van het bbp t.o.v. 2016) Maximum: 3,2 (2039) 2060: 2,3 Bron: Studiecommissie voor de vergrijzing (SCvV).

Overheidsuitgaven gezondheidszorg in euro/inwoner (2014 - Eurostat) Overheidsuitgaven ‘sociale bescherming’ in euro/inwoner (2014 - Eurostat) Overheidsuitgaven gezondheidszorg in euro/inwoner (2014 - Eurostat)

BaMV: Uitgaven binnenlandse veiligheid in % van bbp (Eurostat)

BaMV: Militaire uitgaven in % van bbp (2015 – top 22 – SIPRI-database) Oman 16,2% South Sudan 13,8% Saudi Arabia 13,7% Iraq 9,1% Algeria 6,2% Israel 5,4% USSR/Russia Azerbaijan 4,6% Bahrain Armenia 4,5% Namibia 4,4% Jordan 4,2% Lebanon 4,1% Ukraine 4,0% Mauritania 3,9% Myanmar Brunei 3,7% Angola 3,5% Kyrgyzstan Colombia Pakistan 3,4% USA 3,3% France 2,1% Germany 1,2% Netherlands Belgium 0,9% 

Cijfers (in orde van grootte!) bbp België 2017 +- 438 miljard EUR < 50% via belast., soc. bijdr. e.a. naar overheid: +- 195 miljard + niet-(para)fiscale ontvangsten: +- 30 miljard +- 90 miljard nr. fed. overh. & gew. en gemeensch. +- 20 miljard federaal beleid & +-10 miljard bijlenen voor tekort ! = +- 30 miljard in totaal +- 70 miljard gewesten en gemeenschappen (Vlaanderen ruim 40 miljard) +- 105 miljard nr. sociale zekerheid (o.a. via fed. overh.!) +- 20 miljard nr. prov. & steden en gemeenten (o.a. via fed. overh) +- 2,5 miljard nr. EU (nettobetaling) (via fed. overh) +- 10 miljard Intrestlasten staatsschuld: rest blijft bij gezinnen en ondernemingen sinds de recentste staatshervorming (‘Vlinderakkoord’ v 2011  financieringswet 2014) ging +- 17 miljard extra naar de gewesten en gemeenschappen

Het begrotingssaldo van de overheid en de overheidsschuld 4.1 Omschrijving en feiten begrotingssaldo = financieringssaldo = netto te financieren saldo (cfr. supra) > 0 = begrotingsoverschot = financieringsoverschot < 0 = begrotingstekort = financieringstekort = 0 = begrotingsevenwicht overheidsschuld = openbare schuld = opgestapelde financieringstekorten (gefinancierd door leningen, op de financiële markten (ruim de helft) + bij het ‘eigen volk’ onder de vorm van obligatieleningen, staatsbons en schatkistcertificaten (kleine helft)  ontstaan door herhaaldelijke begrotingstekorten vnl. in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw orde van grootte: ruim 470 miljard EUR (alle overheden samen) = bijna 40 000 euro per Belg, baby’s en 100-jarigen meegerekend

schuldgraad = schuldratio = overheidsschuld bbp in 1993 in België opgelopen tot recordhoogte van bijna 138% daarna gedaald en in 2004 onder de 100% gezakt, tot 87% in 2007 door de financiële crisis opnieuw stijgend => sinds 2011 opnieuw >100% streefdoel: onder de 60% brengen i/h kader van het Stabiliteitspact v/d EU en EMU Evolutie schuldgraad België (in % v bbp): Grafiek t.e.m. 2013: vanaf 2011: nieuwe Europese definitie van tot overheidsschuld behoort (stijging voor België wegens opnemen van ‘overheidsvehikels’ die een schuld torsen)

Evolutie van de schuldgraad:

Schuldratio’s elders in de EU: Schuld v België is hier nog volgens de ‘oude’ berekening. (opm: EL staat voor Griekenland (‘Ellas’ i/h Grieks))

Elders in de wereld (2013):

4.2 Gevolgen van schuldfinanciering en een grote openbare schuld verdringings- of koekoekseffect v/d openbare schuld = (toenemende) interestbetalingen verdringen andere overheidsuitgaven, zoals die voor onderwijs, justitie, veiligheid, welzijnsvoorzieningen, ontwikkelingssamenwerking, toekomstige kosten van de vergrijzing, … rentesneeuwbal = wanneer moet geleend worden om de interesten op de overheidsschuld te kunnen betalen, nemen de totale interesten verder toe, zodat nog meer moet geleend worden, en een sneeuwbaleffect ontstaat

4.3 Stabiliteitspact van de Europese Unie 1992: Verdrag van Maastricht: voorwaarden om tot de Europese muntunie te mogen toetreden: begrotingstekort ≤ 3% schuldgraad ≤ 60% inflatie ‘onder controle’ 1996: Pact voor stabiliteit en groei (= ‘het stabiliteitspact’) tussen de Eurolanden: afgesproken dat voorwaarden 1 en 2 blijven gelden! Echter: in 2009 en 2010 en daarna 3%-norm door meeste Eurolanden overschreden (ook België) door financiële en economische crisis België : 2013: tekort 2,9% - 2014: tekort 3,2% - 2015: tekort 2,7 % - 2016: 2,6 % Evenwicht is alweer uitgesteld tot 2019 of later Eigenlijk overschot nodig om kosten van de vergrijzing te kunnen betalen …

De besten en slechtsten van het begrotingsklasje (Zonder landen die minder dan tien jaar in de euro zitten) Sinds de invoering van de euro in 1999 (De Tijd – 15/12/2011) Land Aantal zonde-jaren tegen begrotings-norm Gemiddeld saldo van de begroting Aantal zondejaren tegen begrotings-norm Finland + 2,5% Ierland 4 - 3,7% Luxemburg + 1,7% Duitsland 7 ! - 2,2% België 3 - 1,4% Frankrijk 7 Nederland Italië 9 - 3,2% Oostenrijk - 2,1% Portugal - 4,7% Spanje - 2,2 Grieken-land 11 - 7,8% Eurozone - 2,7%  

4.4 De schuldencrisis Lees de volledige tekst in het handboek, inclusief de kadertekst! Onthoud de grote lijnen. 